Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Reisverslag door Ammi

Titel:          Reisverslag door Ammi
Auteur:     Herman Brusselmans voor Rails
Datum:     xx-xx-2005
Grootte:   3886 woorden

Niet roken in de woestijn

Het koninkrijk Ammi ligt als een appeltje in het midden van een schaal met drie peren tussen Jemen, Oman en de Verenigde Arabische Emiraten. Het is een relatief onbekend rijkje. Niet toevallig luidt de wapenspreuk van de huidige koning, Butah II: 'Heb ik wat van je aan?' Butah II regeert vanuit zijn paleis in de hoofdstad Al Kehmal over een bevolking van 196.000 mensen, van wie negentig procent islamieten en tien procent rabiate katholieken. Dat dit laatste geen verwondering hoeft te wekken heeft als reden dat Ammi ooit een Ierse kolonie is geweest, in 1899 gesetteld door de expansionalist Dermid O'Gooff en zijn beruchte strijders, de Purple Pants, die om een of andere reden purperen broeken droegen. O'Gooff en zijn kompanen wilden van Ammi een centrum van handel en visvangst maken, wat deerlijk mislukte, vooral de visvangst, want Ammi grenst nergens aan een zee, of zelfs niet aan een groot meer, een rivier of een bedding vol kabeljauw en zwarte steur. De enige vis die je in Ammi aantreft is de gevaarlijke snavelvis, die op het land leeft en die je wel eens onverhoeds tegenkomt in een leeg zwembad, een badkamer, een kuip verdampt water of een wc.

Met de handel had O'Gooff het ook knap lastig. Hij was niet echt van het handelend type. Bovendien begon het de islamitische meerderheid al snel tegen te staan dat O'Gooff overal in Ammi Christusbeelden neerpootte, alsmede kerken, mariale centra en een keten van ontmoetingsplaatsen die allemaal Jesus'Place heetten en waar zo vrijelijk de kurk van de fles ging dat rond 1924 één op drie Amminieten alcoholicus was en de twee anderen ook niet nee zegden tegen een stevig glaasje. Dat kon zo niet blijven duren. O'Gooff en zijn purperen broeken werden in 1904 buiten gegooid door een gozer die als leider van het ondergronds verzet Damir Al Hudayah werd genoemd (wat betekent: Leider Van Het Ondergronds Verzet) en die zichzelf in één moeite door tot koning kroonde. Want koning, dat had hij eigenlijk al heel z'n leven wel 'ns willen zijn.

Damir vaardigde een heleboel nieuwe wetten uit, bijvoorbeeld niet roken in de woestijn, om tien uur alle cafés dicht en twintig tot tweehonderd zweepslagen voor wie een vrouw in het openbaar Salalah (Scheetje) durfde te noemen.

Damir Al Hudayah stierf schielijk in 1932 aan een vergiftigd broodje ham. Zijn broodjes ham-leverancier werd dan ook terechtgesteld, door middel van de Amminitische executiemethode Oujoeh, wat 'bijzonder grote bijl' betekent. Door de economische crisis had de bevolking wel wat anders te doen dan langdurig rouwen, en de nieuwe koning, Upstjek I, werd meteen aanvaard als verse vorst. Upstjek was niet een zoon maar een neef van Damir, die immers geen kinderen kon krijgen.

Dat had te maken met zijn urologische onvolkomenheden, maar die problematiek zou ons te ver leiden, al kan ik misschien wel aanstippen dat de vierendertig weduwen van Damir later geenszins aan hem refereerden met de woorden 'greatest fuck in the world'. Upstjek l regeerde een hele tijd, tot hij van z'n kameel viel en z'n nek brak (de kameel, Ivo, werd geoujoehteerd), en zijn opvolger, zijn zoon Butah I, regeerde iets minder lang, daar hij namelijk in 1954 met zijn Ferrari te pletter reed tegen een palmboom.

En zo komen we bij de broer van Butah I, Butah II, die eind 1954 begon te regeren en dat doet tot heden ten dage. Je zou zeggen, die gast moet ondertussen een heel ouwe man zijn, maar dat valt goed mee. Toen hij in 1954 gekroond werd was hij pas vier, dus dat maakt hem in 1999 tot een 49-jarige, die er dankzij een stringente sportbeoefening (intensief tangodansen) uitziet als een negenendértigjarige op wie de vrouwtjes heel gek zijn hoor. In tegenstelling tot veel van zijn ras- en geloofsgenoten houdt Butah het echter bij monogamie. Hij heeft daar dan ook een stoot van een echtgenote voor in huis. Het gaat hier om de Amerikaanse ex-starlet Debbie Andorra, die we gebeurlijk kennen uit B-films als 'Don't break my elbows' (1976), 'A little apple in a dish of pears' (1979) en vooral 'Look out for the hullaballoon', een pittige sf-thriller over drie werklozen van Mars die op aarde een baantje komen zoeken maar er geen kunnen vinden. Verder verklap ik niets.

Butah en Debbie hebben twee kinderen, hun zonen Örnek en Razoel. Het zijn beiden leuke boys, al wil Örnek wel eens zestig zweepslagen laten uitdelen aan een leraar wiskunde die hem een zes min heeft gegeven voor een tussentijds examen. Razoel heeft niet echt een studiehoofd en specialiseert zich als kamelenracer. Kamelenracen is heel populair in Ammi, de hoofdstad Al Kehmal is zelfs naar het edele kamelendier genoemd. Het racen verloopt simpel: de berijders nemen plaats op hun beesten, het startschot wordt gegeven, en hopla, daar zijn ze in volle vaart weg! Wie als eerste arriveert bij de eindstreep heeft gewonnen. Vanwege deze reglementering wordt kamelenracen nu en dan vergeleken met paardenracen, al zal een Amminiet deze vergelijking weglachen: paardenracen, zo redeneert een rechtgeaarde Amminiet, is voor mietjes. Omdat homoseksualiteit in Ammi verboden is vinden er in het land weinig of geen paardenracen plaats.

Nu we toch over dieren bezig zijn: het symbool van Ammi is de chnappo. Dit is een kleine aap die leeft in de grote steden. Hij voedt zich vooral met belegen kaas. De chnappo is een zeer vriendelijk en gedienstig beest. Bij rijke mensen is hij bijzonder begeerd als huisknecht. Hij kan allerlei taken uitvoeren, onder meer de televisie aanzetten, de vloervegen, een muurtje metselen of een lichte vrachtwagen besturen. De intelligentere exemplaren onder de chnappo's kunnen zelfs een paar woorden spreken, bijvoorbeeld olobah (dank u wel); fisti (nog eventjes!) en kchalissi (belegen kaas).
In Ammi bestaat een bloeiende chnappohandel. ledere rijkaard wil er wel een. Het probleem is dat de chnappohandel illegaal is, want verboden. Hoewel een chnappo kopen of verkopen tegen de wet is, wordt 'm vangen op eigen kracht dan weer wel toegestaan, mits je over een daartoe rechtigend door het gemeentebestuur van je woonplaats afgestempelde vergunning beschikt. Deze vergunningen worden niet zomaarverstrekt, welneen, je krijgt ze pas als je slaagt in een aantal proeven, waaronder het doden van een snavelvis in je eigen badkamer; het geblinddoekt en zonder handen rangschikken van een aantal kussens terwijl je in een spiegel loert; het langdurig staren naar een Christusbeeld uit Brazilië, en het op afstand voeren van een gesprek met een collega-chauffeur bij een onopvallend stopteken midden in de woestijn. De zwarte handel in deze moeilijkte verkrijgen vergunningen tiert uiteraard welig. Nochtans kan je maar beter niet met een valse vergunning op zak gevat worden door de chnappopolitie: vijfhonderd zweepslagen zijn je deel.

Er is ook wel wat legale handel in Ammi, vooral in olie en klokken, de twee belangrijkste industrietakken aldaar. Olie ligt voor de hand: de Amminitische grond zit er vol van, behalve in het oosten. Vreemd genoeg is er in het oosten van Ammi geen druppel olie te vinden. In het oosten maakt men ten gevolge daarvan licht met elektriciteit in plaats van met olielampen. Dat vindt men handiger. Ammi heeft zes goed draaiende fabrieken in klokken. Of nee, zeven. Ik vergat er eentje. Het gros van de productie is bestemd voor het buitenland, vooral Groot-Brittannië, dankzij de historische band tussen Ammi en lerland. De Britten zijn gek op Amminitische klokken. Niet alleen geven die de tijd aan, maar tevens bimbambeieren ze op aanvraag 'Sunday Bloody Sunday'. Een aardigheidje zeg maar. Wat het binnenlands gebruik van de klok betreft: dat komt voornamelijk voort uit noodzaak, omdat in Ammi het bezitten en het dragen van een horloge verboden is (behalve voor corrupte soldaten en politiemannen), maar het bezitten en het dragen van een klok merkwaardig genoeg niet. En zo is het altijd wat.

Wat ik tot nu toe verteld heb over Ammi is natuurlijk allemaal theoretisch gezwets dat je ook in de geschiedenisboekjes kunt vinden. De kwestie is dat je Ammi slechts volledig kunt doorgronden als je het land ook daadwerkelijk bezoekt. Dat heb ik gedaan. Eigenlijk was ik liever thuis gebleven, maar ja, als het te pas komt een leuk reisje ondernemen, daar is nog niemand aan doodgegaan, behalve een occasionele toerist die van een rots glijdt, zich laat doodsteken door een humeurige mug, genekt wordt door een ordinaire dysenterie of omver geschoten wordt door een paar gekken die ergens een burgeroorlog in ere houden. Reizen moet je doen op een goed voorbereide en gecontroleerde manier. Je moetje aanpassen aan de omstandigheden onderweg en ter plaatse. Het is bijvoorbeeld heel stom om naar een overwegend islamitisch land een meisje in een minirokje mee te nemen. Met spijt in het hart liet ik Deborah dan ook thuis. Voor wie Deborah niet kent: zij is een kennisje van mij en draagt zo ongeveer dag en nacht een minirokje. 'In Ammi mag dat niet,' zei ik. 'Dan ga ik niet mee naar Ammi,' zei ze. En dat was dat. Zo ging ik alleen naar Ammi. Dat had nog heel wat voeten in de aarde. In Ammi is geen enkel vliegveld moetje rekenen. Hoe komt dat zo? Welnu, Butah II heeft in 1969 alle vliegverkeer afgeschaft, puur uit frustratie nadat hij zo maar eventjes zéven keer mislukte in het behalen van zijn vliegbrevet. (De vlieginstructeur werd geoujoehteerd.) Butah was simpelweg ongeschikt om te vliegen: aan één oog is hij blind, z'n andere oog werkt ook niet erg mee bij het kijken en het zien, en als klap op de vuurpijl lijdt Butah aan evenwichtsstoornissen iedere keerals hij een hoogte overschrijdt van twee meter. Eerst dacht hij eraan om in het luchtverkeer het laagvliegen te verplichten, meer bepaald het héél laagvliegen, maar omdat zulks praktisch toch moeilijk te regelen valt, schafte hij het integrale luchtverkeer dan maar af. Alle vliegtuigen werden versmolten tot klokken, en alle piloten werden tewerkgesteld in Butah's paleis, waar ze de minst interessante karweitjes ter uitvoering kregen: de chnappo's voeren, bijles wiskunde geven aan Örnek, de oefenkamelen van Razoel zadelen, het haar van Debbie Andorra touperen, en dergelijke meer.

Aldus kun je per vliegtuig onmogelijk op het grondgebied van Ammi komen, en de handigste oplossing van dat probleem bestaat erin datje vliegt tot in de Jemenitische grensstad Habrut en van daar per trein Ammi penetreert.

Het treinverkeer in Ammi is gemodelleerd naar Iers voorbeeld. Er zijn dus bijzonder weinig treinen, en nog minder rails. Treinchauffeurs hebben meestal een ernstig stuk in hun kraag. De treinen rijden op olie, behalve in het oosten, waar ze elektrisch rijden. ledere trein beschikt over een eerste klasse (uitsluitend te gebruiken doorde koninklijke familie), een tweede klasse (voor de treinchauffeur), een derde klasse (voor chnappo's), een vierde klasse (voor militairen en politie), een vijfde klasse (voor toeristen en islamitische Amminieten) en een zesde klasse (voor katholieken en ex-vliegtuigpiloten). Zelf reisde ik in de vijfde klasse. Mijn uitgekiende route zag er als volgt uit: vanuit Habrut meteen de Jemenitisch Amminitische grens over en een eerste stop in Simhayt. Daar overstappen op de verbinding naar Haradaqm. Vervolgens verder naar Bandar al Hadd en ten slotte - alweer met een andere trein - naar de hoofdstad Al Kehmal, waar ik een kamer had geboekt in een hotelletje genaamd't Snavelvisje. Je vraagt je af waar het allemaal goed voor is.

De ellende begon al bij de grens. De Jemenitische grenspolitie vroeg onvriendelijk waarom m'n haar zo lang is. 'Omdat ik een kouwelijke nek heb,' zei ik. Overigens werd alles wat ik zei vertaald door een gids alsmede tolk die ik in Habrut gehuurd had, een Hollander die Kees Pootklep heette. Hij was oorspronkelijk afkomstig uit Tilburg en was zo ver mogelijk daarvandaan gevlucht nadat hij in zijn geboortestad een meisje had vermoord door haar, op die typisch Hollandse mannelijke versierdersmanier die wel eens mis gaat, dood te vervelen. Kees bracht de Jemenitische grenspolitieman op de hoogte van m'n kouwelijke nek en omdat die vond dat een kouwelijke nek inderdaad een heel probleem kan zijn, mochten we doorreizen.

De trein zat barstensvol. Wat zijn de Amminieten toch een stelletje rare snuiters. Eentje zat De Duivelsverzen (S. Rushdie) te lezen en daarbij geregeld te schokken van het lachen. Nu vind ik De Duivelsverzen zelf ook een heel erg komisch boek, maar om tijdens het lezen ervan in de trein tussen Habrut en Simhaytje een rib uitje lijf te bulderen, dat zou niet bij me opkomen, en dan ben ik nog geeneens een islamiet. Welneen. Ik was ooit wel 'ns zinnens om islamiet te worden, maar mijn vader zei tegen mij: 'Als je dat durft ga je zonder eten naar bed.' De keuze was snel gemaakt. Zonder eten naar bed was toentertijd voor mij de ergst denkbare straf, met als tweede ergst denkbare straf zonder plassen naar bed en als derde zonder slaappil naar bed.

Naast de man die gierde om De Duivelsverzen waren nog wel meer weirdo's in de trein verzameld. Ik noem er een paar: Saddammetje, een 44-jarige dwerg die die avond een show had in Simhayt in zijn functie van eenbenige fietsequilibrist; Omayita, een 22-jarig moslimmeisje, op weg naar Haradaqm om daar uitgehuwelijkt te worden, al had ze volstrekt nog geen idee aan wie. Zelf prefereerde ze een ongeveer 27-jarige jongeman met een leuk beroep, een Porsche in z'n garage en boeiende hobby's (b.v. tuinieren en een bioscoopje pikken). Je had ook nog Pjotr, een tot Amminiet genaturaliseerde Rus die op zakenreis was: hij wilde naast de chnappo een nieuw heilig dier introduceren in de Arabische wereld, de Tsjetsjeense herdershond. Hij had daarvan een staal bij, een pup genaamd Vlad die, hoe jong ook, reeds de horlepiep kon dansen met een berenmutsje op z'n kop, alsmede het Amminitisch volkslied kon fluiten tussen z'n melktandjes door, en niet in het minst lijken kon opsporen onder berglawines, althans dat vertelde Pjotr in het Russisch aan Kees Pootklep, die het voor mij allemaal keurig vertaalde, zodat ik op een bepaald moment aan hem vroeg: 'Kees, ben jij een polyglot? "Een polyglot?' zei hij, 'wat is dat?' Ik legde hem uit dat een polyglot iemand was die verschillende talen kon spreken. 'Zeg dat dan meteen,' zei Kees, 'met die moeilijke woorden altijd. Dat is toch nergens voor nodig?'

De trein dokkerde maar voort. Ik maakte volop notities tijdens de treinreis, om over dit avontuur later eventueel een prachtig reisverhaal te schrijven, dat mij in reisverhalenmilieus net zo beroemd zou maken als Bruce Chatwin, John Muts, Paul Theroux en Cees Nooteboom. Vooral van deze laatste ben ik een enorme fan. Zijn reisverhaal over z'n trip van Utrecht naar Appingedam heb ik minstens twintig keer gelezen en als ik er nog maar aan denk schiet ik al in een gulle lach. Ik vind dat verhaal zelfs nog komischer dan De Duivelsverzen.

Op den duur bereikten we Simhayt. We bestegen een andere trein. Sadammetje en nog een paar mensen bleven achter en weer andere mensen reisden vanaf hier met ons mede. Onder hen de Duitse toerist Horst Von Augbruch uit het Beierse stadje Schlumpf, bekend doorzijn gepekelde peperkoek. Horst liet iedereen een stukje proeven. 'Hmmm,' zei Omayita,'hoe lekker.' Pjotr, Kees en een boel andere reizigers beaamden dit. Ikzelf had enige bemerkingen bij de peperkoek. Ten eerste, hij smaakte nogal zout. Ten tweede, aan de randjes was hij beenhard. En ten derde but not ten leaste: volgens mij kon je beter een hap stront naar binnen smikkelen dan deze rottige moffenpeperkoek. Ik maakte mijn bezwaren kenbaar aan Horst. Dat verbeterde mijn relatie met deze vetzak er niet op. Kees vertaalde wat Horst tegen mij schreeuwde: 'Zwijnhond! Had de Voerder nog geleefd je hing al lang aan een pianosnaar! Orde moet zijn! Wie hier binnenkomt gaat langs de schouw naar buiten! Drekhond!' Et cetera. Tjonge, wat een saaie man. Ik negeerde hem en concentreerde mij, dankzij door het raam kijken, op het landschap. Nou, ik had wel 'ns leukere landschappen gezien. Het landschap tussen Wondelgem en Gent om er maar eentje te noemen. De kaartjesknipper kwam binnen, begeleid door veertien politiemensen. Zes reizigers zonder kaartje werden door de veertien afgevoerd om later te worden geoujoehteerd. Tjonge, was ik even blij dat ik een kaartje had. Ik was van de hele heisa op de koop toe zo nerveus geworden dat ik naar het wc moest. Navraag leerde mij dat het enige wc op een Amminitische trein zich bevindt tussen de derde en de vierde klasse. Ik baande mij een weg langs allerlei tuig van de richel tot ik eindelijk het toilet vond. Dat was bezet. Ik hoorde iemand steunen en kreunen. Als dat geen geval van constipatie was, wist ik het ook niet meer. Hemeltje, wat een amechtig gesteun en gekreun. Het bleef maar duren. Ten slotte schreeuwde ik, nota bene in het Vlaams(zo opgefokt was ik):'Duurt het nog lang ja!' lemand riep vanuit het wc:'Fisti! Fisti!' Wat kon ik anders doen dan wachten? Na tien minuten verliet een chnappo het wc. 'Olobah,' zei hij.'Zonderdank,' zei ik. 'Te veel kchalissi gegeten,'verklaarde hij. 'Ach, hou toch je bek, lul,' viel ik toornig uit en ik haastte me het toilet binnen, want ik moest nu toch wel heel erg dringend.

Zo repte de tijd zich algauw verder, en na uren oponthoud in de zeer oninteressante stations van respectievelijk Haradaqm (waarje in de restauratie niet eens een broodje ham kon krijgen) en Bandar al Hadd (waarje in de restauratie wél een broodje ham kon krijgen maar wat voor een! Bah, wat vies) bereikten we de hoofdstad Al Kehmal,,waar ik geheel op eigen kracht besloot te blijven en zodoende na betaling van f 1 .000,- afscheid nam van Kees Pootklep, mijn Tilburgse gabber die ik nooit zou vergeten: zo'n fantastische gids-tolk had ik nog nooit gehad, op Muriëlle na, een lekker Frans gidsje-tolkje dat me op mijn Parijse omzwervingen niet alleen Parijs had laten zien maar ook de inhoud van haar lingerie. Aha, Paris, quelle merveille, quelle joie!

Ik betrok mijn kamer in hotel 't Snavelvisje en verveelde me al snel steendood. In dat hele godverdomde Ammi was nu werkelijk 'ns geen bal te beleven! Na een broodje kaas (alweer geen broodje ham te krijgen) besloot ik de stad in te trekken. Ik doorkruiste allerlei onnozele straten en stegen en stootte toevallig op een cafeetje met de naam Cheers. Ik kon niet nalaten er een glaasje te gaan hijsen. Eerst moest ik wel Idriss passeren, de corrupte soldaat die bij Cheers de wacht hield om te verhinderen dat iemand er zou binnentreden. Ik kocht'm om meteen Rolex-horloge dat ik totdan in m'n laars verborgen had gehouden. Wist hij veel dat het een valse Rolex was van het merk Breitling. Idriss was erzeer blij mee en keek meteen hoe laat het was. Aldus merkte de halve zool dat z'n shift erop zat en hij spoedde zich naar de zwarte markt, om de Breitling te ruilen tegen vier klokken en een fles olie.

Binnen in Cheers was de sfeer niet echt uitbundig. De mannen hingen loosweg een jointje te paffen en de enige aanwezige vrouw, Midinandah genaamd, had net haar teennagels gelakt en zat ze te drogen. Ik raakte in gesprek met haar in een nauwelijks aanvaardbaar Frans met Engelse tongval of vice versa. Ze was 25 jaren oud en ze verdiende haar schaarse loontje als secretaresse bij het AAFC, wat staat voor het Amminitische Anti Ferrari Comité, dat opgericht was ter nagedachtenis van koning Butah I. Haar taak bestond erin eigenaars van een Ferrari op te sporen en die door de geheime politiete laten straffen met ofwel -naar keuze- vierhonderd zweepslagen, oujoehtering, of inbeslagname van het gaspedaal van de Ferrari. Zoals men weet schiet je zondergaspedaal in je Ferrari weinig op, dus een milde straf zou ik dit bepaald niet noemen. Midinandah ratelde maar door. Dat ze op dit moment geen vriendje had, dat haar vader klokkentransporteur was, dat haar moeder een illegaal en ondergronds winkeltje uitbaatte vol Dermid O'Gooff-memorabilia, bla bla bla. Ik dacht bij mezelf:'Hoe kunnen deze mensen leven in een land waar ongeveer alles illegaal is? Waar zweepslagen, bijlmoorden en gebrek aan broodjes ham aan de orde van de dag zijn? Waar apen meer rechten hebben dan vrouwen, vliegtuigpiloten of katholieken? Waar dat verschrikkelijke De Duivelsverzen niet eens verboden wordt? Waar de koning de tango danst? Waar geen vliegveld is? Waar zo goed als niemand een horloge mag dragen, de homoseksualiteit belijden of te paard rijden? Waar jonge meisjes achterlijke namen hebben als Omayita, Midinandah of Salalah in plaats van leuke namen als Tania of Nele? Waar het vorstenhuis per wapenspreuk vraagt aan zijn bevolking "Heb ik wat van je aan?" Waar je om de haverklap naar het wc moet spurten?' Dat deed ik dan ook. Voor ik aan m'n behoefte toekwam diende ik eerst nog een venijnig uit z'n ogen kijkende en zich in aanvalspositie uitstrekkende snavelvis naar de mallemoer te helpen met een uit pure woede gelanceerde uppercut. Het dier overleed ter plaatse. Na dit heröische gevecht liet ik mijn lichaam de vrije loop, reinigde mij grondig, en verliet café Cheers.

In m'n hotelkamer ging ik na het tandenpoetsen meteen naar bed en overliep m'n Amminitische belevenissen. Had ik inmiddels genoeg materiaal om ereen prachtig reisverhaal overte schrijven en dat vervolgens voor een aanzienlijk bedrag bij een gerenommeerd periodiek aan te bieden? Helaas niet. Alles zou afhangen van de terugreis. De goden waren met mij. De terugreis was spannend, vol sensatie, bijkans onbeschrijflijk geestig en bijna niet na te vertellen zo leuk. Thuisgekomen kon ik niet wachten om achter m'n computer te gaan zitten en meteen m'n reisverhaal eruit te rammen. Uiteraard liet ik de heenreis naar Al Kehmal op een haar na onbesproken en beperkte ik mij zo goed als tot de fantastische terugreis naar Gent, België. Vooral de episode die zich afspeelt tussen Wondelgem en Gent zelf zal volgens mij een klassieker worden in het reisverhalengenre. Zodat ik ondanks alles vermocht te besluiten dat het bereizen van het kleine koninkrijk Ammi geenszins een nutteloze ervaring was geweest in mijn dolle schrijversleventje. Na dit prettige besluit liet ik mij op typisch Vlaamse wijze volop verwennen door de zéér geminirokte Deborah. Wat is het leven mooi.

10 DAGEN AMMI VOOR f 14.995,- P.P.
Reisorganisatie Ammiturist biedt aan: geheel verzorgde tiendaagse reis naar Ammi. Net als Herman Brusselmans vliegt u naar Jemen en reist u vanaf de Amminitische grens in een comfortabel 5e klasse rijtuig naar de hoofdstad Al Kehmal. Vraag bij Ammiturist vrijblijvend een offerte aan met het precieze programma en een overzicht van de optionele excursies.

Vertrekdatum: 31 april 2000

Inbegrepen: retourvluchten Beek-Habrut (Jemen) treinreis naar de hoofdstad Al Kehmal drie overnachtingen in hotel 't Snavelvisje deelname aan een kamelenrace tegen kroonprins Razoel en (bij onverhoopte winst) rituele oujoehtering kchalissimaaltijd in geheime chnappo-nederzetting snavelvissafari in de woestijn bij Bandar al Hadd
Voorinlichtingen: Ammiturist bv, Steeglaan 13, 2131 HH in Zoolen (B).
Tel. (062)112 111. Fax (062)112 112.

Ammiturist is lid van de ATO (Amminitic Tourist Organisation). Uw boeking is ondervoorbehoud van beschikbaarheid en politieke stabiliteit. In voorkomende gevallen kan een alternatieve reis naar Wondelgem en Gent worden geboden.
Restitutie van de reissom is helaas niet mogelijk.

Amminitic Tourist Organisation
23 Shewal el Mahir, Al Kehmal, Ammi.
website: www.come.to.ammi/Örnek.html