Een roman van Herman Brusselmans is als een terras om de hoek van je huis, midden in de zomer. Je gaat er eens naartoe op een namiddag, drinkt een biertje, praat met wat mensen die je kent, drinkt nog een paar biertjes, praat met nog wat mensen die je niet kent. Nog wat biertjes verder krijg je er genoeg van en neem je de benen. Maar, vraag niet hoe of waarom, de volgende middag zit je er wéér. En alle middagen daarna, de hele zomer lang.
Zo’n terras heeft Danny Muggepuut, de hoofdpersoon uit Muggepuut, de nieuwe roman van Herman Brusselmans. Het is het terras van De Rare Schuur alwaar Danny zich laat bedienen door een zekere Grietje en gesprekken voert met leden van het zaalvoetbalteam dat hij coacht (Real de Rakkertjes) of met andere kennissen die hem overigens geen van allen interesseren. Ook praat hij er met vrouwen, een activiteit voor Danny Muggepuut altijd perspectieven biedt. Want na negen romans was hij ‘een van de befaamdste auteurs van Vlaanderen’.
En of het nu zijn faam is of de inhoud van zijn boeken, een combinatie of een knap staaltje inbeelding: al die vrouwen willen met hem naar bed. Maar hoewel Danny zelf de ene na de andere gedachte of anekdote heeft over de vrouwen met wie hij heeft ‘gepoept’ (en hoe): Danny heeft geen zin. In het begin denk je nog dat dat iets te maken heeft met de óók door hem breed uitgemeten fysieke tekortkomingen van die vrouwen, maar ook als beeldschone meisjes zich aanbieden geeft hij niet thuis.
De voornaamste plotontwikkeling van Muggepuut bestaat eruit dat Danny door een krant wordt uitgenodigd om te dineren met een handvol van zijn talloze lezers. Een van de aanwezigen vraagt hem eens een bezoek te brengen aan een blinde neef van haar. De broer van die jongen speelt vervolgens mee in het door Danny gecoachte voetbalteam. Amper staat de nieuweling in het veld of hij veroorzaakt een opstootje, waarbij hij uiteindelijk zijn eigen coach het ziekenhuis inslaat. Als patiënt wordt Danny verzorgd door de mooie zuster Femke en, nu ja, een mens moet niet alles willen weggeven.
Hoewel geen mens Muggepuut, of enig ander werk van Brusselmans, zal lezen om de plot. Zoals er op het terras van De Rare Schuur ook niemand zit wegens de kwaliteit van het bier: men zit er omdat men dat bier wil drinken, omdat men het moet drinken. Muggepuut lees je omdat je niet wilt stoppen.
Omdat Brusselmans de nergens toe dienende, langzaam voortslingerende cafégesprekken zo opschrijft dat je ze eigenlijk zelf gevoerd zou willen hebben. Zoals je steeds weer wil lezen hoe Danny’s contacten met vrouwen de trekken van voorspel beginnen te vertonen, waarna een en ander toch weer ruw en onbarmhartig wordt afgekapt.
Omdat Brusselmans’ zinnen altijd lopen en hij zijn woorden met zorg kiest. Al komt hij vervolgens vaak uit bij preut, poepen en gat.
Omdat Brusselmans je aan het lachen maakt, wat heel wat is aan de vooravond van een Boekenweek waarin het thema (‘Lof der zotheid’) menigeen ertoe zal verleiden te beweren dat er in de Nederlandse letteren helemaal niets te lachen valt. Hij gebruikt op het oog eenvoudige herhalingen of geintjes als: ‘Danny bereikte Den Dorstigen Kameel. Omdat dat bij nader inzien geen goeie naam is wordt die veranderd in De Spitsmuis. Hij liep de Spitsmuis binnen.’ En dan honderd pagina’s verder: ‘Hij liet z’n keuze vallen op Den Dostigen Kameel. Of nee, dat restaurant bestaat niet. In De Spitsmuis ging hij ook niet binnen.’ Soms gebruikt hij een schokeffect, door na een van de weinige expliciete en ook niet erg conventionele seksscènes in het boek het meisje te laten bekennen dat zij zich veel te jong voelt om zich te binden. Hoe oud ben je dan? ‘Twaalf’.
Omdat Brusselmans zijn helden altijd weer een tragische bodem weet te geven, hoezeer die in zijn veertig boeken (op de achterflap is hij de tel zelf al kwijt) ook op elkaar lijken en vooral op de vaak opduikende ‘Herman Brusselmans’. Zo ook Danny Muggepuut. Die mag een grote zelfingenomen klootzak zijn, uiteindelijk krijg je met hem te doen. Niet eens zozeer omdat hij heimelijk verlangt naar liefde en een gezin, omdat hij zulke rottige ouders heeft of omdat hij volslagen alleen op de wereld is. Maar omdat er bij hem in dit hele boek, waar je zelf zoveel plezier aan beleeft, geen lachje af kan. Nooit.