Als een mens wil is 't leven simpel
Geduld wordt soms beloond. Al te zelden, uiteraard, maar toch. Dat Herman Brusselmans ooit nog eens een onderhoudend boek zou schrijven, wie had het gedroomd7 Ik zeker niet, maar ziet, het is geschied: Het einde van mensen in 1967, zijn nieuwe verhalenbundel, is een bijkans prettig leesbaar werkje dat warempel zelfs ècht goed zou zijn geweest als het door een iets minder eendimensionaal auteur was geschreven. Weliswaar is het met dit oordeel een beetje als met de onverdiende en buitenproportionele welwillendheid en lof die de eeuwige zeikerd van de familie ten deel valt als die zich één keertje eens als een prettig mens gedraagt - maar dat je je met dit boek niet gek verveelt, het mag gerust een gebeurtenis worden genoemd in het licht van vrijwel al Brusselmans' overige werk.
Jaren geleden heb ik al eens beweerd dat Brusselmans het leesbaarst schrijft als hij niet enig pseudo-autobiografisch ik-personage opvoert, maar zijn verhaal in de derde persoon doet - zie De man die werk vond, zie De terug keer van B.O.N.A.N.Z.A. Ook in Het einde van mensen in 1967 komt dat precies uit: geen ik-figuur te bekennen. Voorts mag het een geweldige vooruitgang heten dat de auteur in dit boek eindelijk eens een niet geheel en al amateuristisch in elkaar geklungelde plot heeft weten te bedenken. Bovendien zijn deze vijf verhalen iets - iets - zorgvuldiger geschreven dan we van Brusselmans gewend zijn, misschien wel omdat hij, ook weer wat nieuws, zich er van een soort Oost-Vlaams in bedient, met name in de dialogen, en ook wel, minder uitgesproken maar duidelijk genoeg, in de vertellende gedeelten. Het is natuurlijk uitgesloten dat in 1967, het jaar waarin het boek gesitueerd is, ook maar iemand in het dompige, dorpse Vlaanderen dat hier wordt opgeroepen zekere uitbundig geproportioneerde delen van het vrouwelijk fysiek ooit "enorme knoerten" zou hebben genoemd, maar dit soort onzorgvuldigheden is zeldzaam en over het algemeen weet Brusselmans de dialectische dorpstoon goed te treffen.
Het is alleen jammer dat deze scènes uit de provincie zo karikaturaal zijn neergezet. Het toneel wordt gevormd door een handvol mythische Vlaamse vlekken: Lokegem. Kolegem. Klompe, Terveste, Breeveld en vooral Lensbeke, "het zwartste gat van Vlaanderen", waar het grootste gedeelte van de actie zich afspeelt, en de nabijgelegen 'grote stad' Damschoot. De personages heten Manke Juul, Vette Fons, Flor de Paardenmarchand, Jef Kastel, Sonja Kastel (zijn vrouw) en Eddy Kastel (zijn zoon), Alma van de Coureur. Toon de Trekzak, Frieda Trekzak en Dikke Druppel, om een paar van de belangrijkste te noemen - bijrolletjes zijn er voor lieden als 't Koppel Tetten en Albert de Voddenman. De ouderen zijn allemaal, maar dan ook allemaal fout geweest tijdens de oorlog, behalve dan Flor de Paardenmarchand, "die vorte weerstander", ook al heeft hij louter per ongeluk en zonder het ooit van plan te zijn geweest niet gecollaboreerd.
De mannen bevinden zich vrijwel permanent in de kroeg, waar dikke tetten, poepen en de wijven klassieke en hen kennelijk nooit vervelende gespreksonderwerpen zijn, voor zover het niet over de oorlog gaat. De vrouwen zitten thuis, voor zover ze hun huwelijk niet voor bekeken hebben gehouden en eruit getrokken zijn. En tussendoor gebeurt er de ene ramp na de andere: een kind wordt verscheurd door een hond; Sonja Kastel en haar dochter Babette verdrinken; Flor stikt in de koffer van de Plymouth van dokteur Van Dam, die op zijn beurt sterft onder de wurgende handen van een pooier in een goedkoop Damschoots bordeel; Alma doodt Jef Kastel met zijn eigen mes als hij bij haar inbreekt om haar om zeep te helpen - haar Coureur had zich jaren geleden al verhangen, waarin hij aan het eind van het boek nagevolgd wordt door de opvolger van dokter Van Dam.
Het had inderdaad allemaal iets subtieler gekund - dat is dan ook het grote verschil met Volk (1930), een verhalenbundel van de jonge Walschap waaraan deze Brusselmans, wonderlijk genoeg misschien, verder nogal sterk doet denken. Ook in de vier dorpsverhalen van Volk komen alle hoofdpersonages aan hun einde, genekt door de overmacht van de omstandigheden of van het hen omringende collectief waarin ze niet passen, en alle eveneens op een onplezierige, meestal gewelddadige manier. Ook Volk is in een sterk dialectisch gekleurde taal geschreven. Alleen loopt Walschap niet, zoals Brusselmans wel doet, vast in een nogal inhoudsloze pastiche van la Flandre profonde.
Deze vijf verhalen zijn behendig met elkaar verknoopt; technisch is Het einde van mensen in 1967 zeker een van Brusselmans' beste boeken, zo al niet hèt beste. Het had ook het potentieel om meer te worden dan een vrijblijvende vingeroefening, maar dat is er dus niet uitgekomen. Daarvoor is het allemaal veel te vet aangezet: het zwarte Vlaamse verleden, de achterlijkheid en het niet-willen-weten die alle hoger streven in Lensbeke en omgeving smoren, de deken van doem en vergeefsheid die er alles bedekt.
Brusselmans maakt het zich bovendien wel erg makkelijk. Als bijvoorbeeld Eddy Kastel zich, bijna zijns ondanks - "God in de hemel, wat was Eddy blij dat hij nooit de behoefte had gevoeld om verder te studeren", aan de Lensbeekse onwetendheid begint te ontworstelen, wordt die opmerkelijke ontwikkeling eenvoudigweg verklaard door een "klik" die hij af en toe in zijn hoofd voelt. Zo kun je ieder personage altijd iedere gewenste kant op sturen, natuurlijk, maar overtuigend is anders.
Het einde van mensen in 1967 is af en toe amusant, en het verzandt nooit in het stompzinnige geëmmer waar 90 procent van Brusselmans' oeuvre uit bestaat, maar de brug naar het tragische, het werkelijk aangrijpende heeft de auteur ook nu weer niet weten te slaan, al zou dat met de stof die hij ditmaal heeft aangeboord bijna een vanzelfsprekendheid moeten zijn. Met enige welwillendheid kun je wel zeggen dat Brusselmans meer heeft willen doen dan een aantal schlemielige dorpers gratuit te kijk zetten, maar zoals gewoonlijk houdt hij altijd in als hij op emotioneel gecompliceerd terrein dreigt te belanden - als hij dus zichzelf op het spel moet zetten. Pas als Brusselmans die angst overwint, zal hij iets schrijven dat er werkelijk toe doet. Nu draait het ten slotte toch weer uit op risicoloze en onbeduidende Spielerei. "'Gij hebt die niet gekend, dat is van voor uw tijd. Stans heette die. Godverdomme, als ze neerzat hingen haar tetten tot over haar knieën. Als ze recht stond ook, geloof ik.'" Leuk hè? En zeer vergeetbaar, vrees ik.
"'Als een mens wil is 't leven simpel,' zei Vette Fons, in een bierworst bijtend. en de anderen beaamden dat." Het zou een perfect motto voor dit boek zijn.
Herman Brusselmans. Het einde van mensen in 1967. Prometheus. Amsterdam, 200 p., 595 frank.