Op 6 mei 2010, na 19 jaar wel en wee, verlaat Phoebe, de compagnon de route en muze van schrijver Herman Brusselmans de Gentse loft van het echtpaar Brusselmans-De Metsenaere. De liefde, ze is nu eenmaal even betrouwbaar als een Indiase brilcobra met een ochtendhumeur. Het liefdesverdriet dat daarop volgt is, in de harde en boze mensenwereld, totaal onderschat leed.
Jazeker, ook yours truly werd tegen wil en dank ervaringsdeskundige. Doodleuk aan de kant geschoven voor iemand die door onze Blonde Bedkrijger aanvankelijk in de zeik gezet werd. Met muziek bestreden we een maalstroom van gevoelens: woede (Cavalera Conspiracy), machteloosheid (Soundgarden), verlangen (Prince), treurnis (Astor Piazzolla). Uitzinnig van verdriet lazen we filosofische teksten, Duitse (jawel) hulpboeken en romans over liefdesleed, met betraand gezicht keken we naar de familiekroniek La Meglio Gioventu. Het idee van een verhuis naar een Israëlische kibboets nam vorm. De dichter Jean de Florian had gelijk: “Plaisir d'amour ne dure qu'un moment / Chagrin d'amour dure toute la vie.” Tot ze zich voorgoed zullen sluiten, is een onuitwisbare tristesse in de ogen ons deel.
De Grote Liefde Phoebe (Tania De Metsenaere), ze kon nog moeilijk met de duistere en misantropische gedachten (“Positieve denkers hebben nooit het wiel uitgevonden. Dat werd uitgevonden door een negatieve denker, die naar z’n creatie keek en dacht: dankzij dit instrument zullen in de toekomst ontelbare mensen verongelukken”) van de schrijver omgaan. Wat volgt, is een teruggetrokken leven van YouTube-filmpjes bekijken, eindeloos veel sms’en sturen, babelutten eten en kettingroken, zwanzen over Wolkers, Proust, Murakami en Boon, dit alles vergezeld door een stortvloed van absurde hersenkronkels en dito redeneringen, spitante uitdrukkingen, terugkerende thema’s (de dood van bin Laden, luchtvaartpioniers als de gebroeders Wright), geestige exposés en geinige beledigingen.
"La beauté est un fragment d'éternité que le temps finit toujours par détruire.", aldus de controversiële Franse filosoof Pascal Bruckner en Brusselmans zou zich ongetwijfeld prima in deze woorden kunnen vinden. Was er nog ontsteltenis over de relatiebreuk in de vorige roman (Van drie tot zes), nu is een hoofdrol voor de woede weggelegd. Relaties lijken geen stand te houden en verbrokkelen in de loop van de beuzelarij die het Leven heet; de liefde blijft bestaan, dat moge duidelijk zijn. De liefde: voor iemand in de plensregen naar Groningen om een klosje garen rijden.
De afkeer voor de liefdesrivaal (de Harleyjongen) en voor de typische mooipraterij en dure eden na een liefdesbreuk (“Ik zweer op het graf van je ouders dat ik nooit meer van een man zal houden zoals ik van jou houd”), de psychische kwelling en terneerdrukkende eenzaamheid, het kreupele vertrouwen, onmogelijkheid tot communicatie, angst, verraad, onmacht, slapeloosheid, wanhoop en zelfmedelijden maar ook opflakkeringen van mededogen en vergeving: alle emoties zitten er wel netjes in maar toch is Watervrees bij een verdrinking niet de verhoopte troostbrenger en de ultieme roman over een verbrijzeld hart geworden. Daarvoor staat den Brus te zeer op de rem en durft hij niet tot de bodem van zijn verslagenheid te gaan, iets wat hij in zijn columns na de dood van zijn moeder wel presteerde. Het boek is daardoor helaas niet doordesemd van tomeloos hartzeer en het relaas over de sloophamer die een oprechte maar gebroken liefde is, vloert de lezer niet.
Vernieuwend is de roman bezwaarlijk te noemen: het bullshitten en dissen zit Brusselmans in het bloed maar het is hier te dwangmatig, alsof hij ermee zijn verpletterend verdriet niet onder ogen durft te zien en wil omzeilen. Het is het soort oeverloze, weinig memorabele gezwets dat ook van de veeleer vervelende Muggepuut-trilogie geen echte hoogvlieger maakte. Zo zijn de nonsensgesprekken en de kwinkslagen van de tegen elkaar opbiedende vrienden Ökki en Gerry, die in de roman deel uitmaken van een gans resem typische Brusselmanspersonages, vaak aan de fletse kant. De schrijver herpakt zich een weinig met een ontroerende epiloog maar toch is Watervrees bij een verdrinking een middelmatige Brusselmans. Best nog eens onder het lezen van de dagboeken van Kierkegaard of de Merline-brieven van Rilke “Martha” van Tom Waits beluisteren.