Om alle goede romans kun je lachen, maar romans waar je heel veel om moet lachen worden vaak niet goed genoeg gevonden. Een schrijver met veel humor laadt de verdenking op zich dat hij de literatuur als een lachertje beschouwt: het humoristisch misverstand.
Maar een goede mop steunt op precies hetzelfde soort verbeelding als een goede roman: verwondering over de merkwaardige tegenstellingen tussen droom en daad in een mensenleven, ongerijmde nieuwe associaties, absurde gedachten.
Schoolvoorbeeld van het humoristisch misverstand in de Nederlandse literatuur is het werk en de waardering van Herman Brusselmans. In de eerste jaren van zijn schrijverschap werd de Vlaming in de armen gesloten als groot talent, maar hij beantwoordde niet aan de literaire verwachtingen. Brusselmans schreef tientallen romans, die steevast terugvielen op hetzelfde stramien: een man die rookte en bier dronk, zijn ambities was kwijtgeraakt en doorlopend op zoek was naar een beeldschoon meisje – om vervolgens in dat meisje diep teleurgesteld te raken. Zo ook in zijn nieuwe roman Poppy en Eddie en Manon, het vervolg op Poppy en Eddie. Hij verbluft vanaf het begin door de verrassing en timing van de non-events in de wereld van de hoofdpersoon. Weergaloos kan Brusselmans zijn lezers van het ene dwaalspoor op het andere zetten, bijvoorbeeld wanneer de held aan het begin van de roman besluit naar de film te gaan en hij moet kiezen. Er volgen uitgebreide, absurde samenvattingen van de films die hij niet bezoekt, waarna hij geen woord wijdt aan de film die hij wél ziet (Jantje zoekt het geluk). Die aanpak houdt ergens het midden tussen een roman en een cabarettekst. Maar het is ook een verzadigende, en in zijn grilligheid voorspelbare tekst. Brusselmans schrijft meer dan een mens kan verstouwen. Vandaar dat hij uit de gratie is gegleden.