Het kon op den duur niet uitblijven, en nu is het dan zover: Herman Brusselmans heeft een vervolg gebreid aan De man die werk vond. Had hij dat maar niet gedaan. Dat wil zeggen, had hij dat maar niet op deze manier gedaan: zo lamlendig. ongeïnspireerd en gemakzuchtig dat je, net zoals bij de overgrote meerderheid van zijn andere boeken, al na tien pagina's zit te gapen van verveling. 't Is fraai. zei de kraai.
Dat is des te treuriger omdat De man die werk vond onbetwistbaar het hoogtepunt van Brusselmans' oeuvre is. Dat geestig somberende. licht getikte en, ondanks de wat primitieve opbouw en het zwakke slot, hier en daar bijna geniale boekje had beslist beter verdiend dan dertien jaar later zo'n geestloze voortzetting te krijgen. Het is alsof je na een weliswaar niet helemaal volgens de regels der kunst toebereide, maar toch verassend smakelijke maaltijd een enorme kwak haastpudding uit de gaarkeukenketel op je bord krijgt. Natuurlijk zijn er ook nu weer mensen die deze doodgekookte prut 'een uitstekend vervolg' noemen, maar die kun je alleen maar van cynisme of serviliteit verdenken.
Het verhaal - nu ja, wat heet: Louis Tinner. eertijds net zoals zijn schepper bibliothecaris op een ministerie in Brussel, is ondertussen, net zoals zijn schepper, veertig geworden en drijft, anders dan zijn schepper, een tweedehandsboekhandeltje in Gent. De rest bespaar ik u: Tinner die zijn schaarse klanten afbekt en zo snel mogelijk zijn winkeltje uitwerkt. zeer vele blikjes Jupiler drinkt, zijn water loost, voor zich uit wauwelt, voor de buis hangt, zijn stompzinnige, geborneerde gedachten denkt.
Zoals uit de titel blijkt is in heel deze moedeloos stemmende tekstbrij ook een Messiasmotief verwerkt. Laat dat maar helemaal zitten, want waar het op moet slaan, bij God, ik zou het echt niet weten.
Werken doet het in elk geval voor geen meter: ook als anti-Messias ("Dood! Marteling! Vernieling! Seks! Wreedheid! Verkrachting! Het Grote Ten Onder Gaan!' schreeuwde hij. 'Vandaag Nog! Nu! Ter Plekke! Ter Plaatse! Hier! Voor Eeuwig En Altijd! Tinner! De Beëindiger Van Al Wat Leeft") is Tinner alleen maar onplezierig ridicuul, zoals elke puber met meer pretentie dan hersens.
Het is weer eens meer van het ondertussen uit den treure bekende. Veel meer dan een vervolg op De man die werk vond is dit Nog drie keer slapen gewoon de voor de tigste keer opgewarmde kost die Brusselmans in pakweg zijn tien vorige romans (de twee Guggenheimers in zekere zin uitgezonderd) ook al serveerde.
De Louis Tinner uit dit boek, in markante tegenstelling tot het hoofdpersonage van De man die werk vond, is namelijk vrijwel niet te onderscheiden van al die pathetische. agressieve en tegelijk larmoyante. penetrant vervelende ik-figuren die Brusselmans gewoonlijk opvoert. En ook de enkele armoeiige verhaallijntjes die dit boek een schijn van plot moeten geven herken je stuk voor stuk uit vorig werk: een knullige moordzaak waarbij Tinner betrokken raakt, zijn relatie met een veel jongere vriendin waarvan hij zich afvraagt waarom hij er eigenlijk mee doorgaat, gedoe met een andere vrouw die om onnaspeurlijke redenen halfgek wordt van paarbelustheid als ze hem ziet, terwijl hij haar veraf chuwt en haar dus ongeremd vernedert, een feestje waar hij zich misdraagt, cafébezoek... Boeiend, maar laten we verdergaan.
Pretentieuze fooraap. noemt Tinner een van zijn klanten in gedachten. Schelden komt, zoals bekend vaak voort uit verdrongen zelfhaat. Wat je roept ben je zelf. Bij een primitief personage als deze namaakboekhandelaar is dat heel duidelijk het geval. Het geldt bij uitbreiding ook voor zijn schepper, die kennelijk denkt dat het publiek zijn slappe gekeutel toch wel voor chocoladevla zal blijven opeten.
Kortom: fans altegader, spoedt u naar de dichtstbijzijnde boekhandel en koopt ieder achthonderd exemplaren van dit kutboek (aldus HB zelve in een recent interview). Komt er daar tenminste plaats vrij voor het echte werk.
Herman Brusselmans Nog drie keer slapen en ik word wakker, Prometheus, Amsterdam, 195 p., 598 frank