Alweer een nieuwe Brusselmans, zijn 75ste, en zijn fans zullen weer schateren, maar waarom? Al die geintjes over geslachtsdelen: het lachen vergaat je snel. Wat resteert in het proza van de jubilerende veelschrijver is een gierende leegte.
Ja maar, zeggen de fans, onder wie Özcan Akyol vorig jaar nog in de Volkskrant (+), er is heus ruimte voor ernst en diepgang in de romans van Herman Brusselmans (60), alleen moet de lezer 'daar goed voor zoeken, in een schimmig woud van scheldkanonnades, taalgrapjes, misogynie en andersoortig geouwehoer'.
Voor mij is het niet noodzakelijk dat een roman van ernst en diepgang blijk geeft. Mijn moeite met Hij schreef te weinig boeken, de autobiografische roman van ruim 800 pagina's waarin een Gentse auteur notuleert hoe hij zijn dagen doorbrengt (en dat is vooral roken, lezen, koffiedrinken, urineren en kakken, stukjes schrijven en sms'en, appen, facetimen en af en toe naar bed mogen met de jonge Lena), bestaat eruit dat hij niet zijn humor maar zijn verveeldheid overbrengt.
'Bedenk dat de wereld totaal maar dan ook totáál naar de kloten is', aldus de jubilerende veelschrijver, en die vaststelling kan een verklaring zijn voor de gierende leegte van dit proza over een leven dat zich in hoofdzaak afspeelt tussen Ikea-tafel en Ikea-bed: dit zijn de notities van een man die alles heeft opgegeven, en die het moment van het uitgillen of er een eind aan maken vóór wil blijven door het op een gezever te zetten dat niet mag stoppen, omdat de volstrekte zinloosheid van zijn arbeid hem anders zal aanvliegen.
ONWANKELBARE FANS
Voor elke nieuwe Brusselmans zijn tienduizend lezers, en er zijn aanhoudende verzoeken van zijn uitgever en van tv-programma's en weekbladen, dus getikt zal er worden, maar in godsnaam, waarover? 'Ik stak een sigaret op. Dat was gedurende een van de nachten die ik de mijne mag noemen. Er zijn anderen die de nachten tot de hunne mogen noemen maar tegen hen zeg ik: 'Ga naar de Kemmelberg en eet daar distels.' Na de nacht komt de dag, dat is uitgevonden door de managing assistent van God, die altijd anoniem heeft willen blijven, hoewel hij volgens de Oude Grieken Salomon heette, 32 jaar oud was, en getrouwd met een schaap, dat later de scheiding aanvroeg, maar scheidingen bestonden nog niet, dus dat schaap stond maar mooi voor paal in de burgerlijke rechtbank.'
Eus beweert de ernst te kunnen vinden in dit schimmige woud, er zijn ook geletterde mensen die in een radioprogramma verklaren dat hij tot de grootsten behoort en al gaan schateren zodra ze een pagina Brusselmans openslaan, het moet een complot zijn, een afspraak om de niet-ingevoerde lezers gek te maken, het pleziertje om je tot onwankelbare fan te verklaren op wie alle aanmerkingen afketsen. Ik verdenk de liefhebbers ervan Brusselmans zelf niet eens meer te lezen, om zodoende hun liefde op peil te kunnen houden.
KUTPROZA
Zouden ze Hij schreef te weinig boeken daadwerkelijk lezen, helemaal uitlezen, dan kunnen ze toch slechts toegeven dat het lachen na een tijdje niet meer lukt, om al die geintjes over de geslachtsdelen van Lize Spit, Griet Op de Beeck, Katrijn Van Bouwel en Kristien Hemmerechts, de lucht die Yves Petry verspreidt of het druïde-achtige uiterlijk van Jeroen Olyslaegers.
Leest Brusselmans een boek over Harry Mulisch, dan besluit hij geeuwend: 'De uitvinder van het papierklemmetje, dát was een genie. En de uitvinder van het stoplicht. En de uitvinder van de sigaret. Daar kan geen enkele kunstenaar tegenop, met kutproza, prutpoëzie, slechte schilderijen, afgrijselijke muziek, of het beeldhouwwerk voorstellende moeder en kind, waarbij de moeder lijkt op een stoephoer met de kinkhoest en het kind op een wolvenjong dat van de dierenarts de verkeerde injectie in z'n linkerbil heeft gekregen.'
Wat dat papierklemmetje betreft: Harry Mulisch heeft toch zelf ook zoiets beschreven in zijn novelle De pupil (1987), over de geniale uitvinder van de veiligheidsspeld?
Maar daar ga ik alweer: Brusselmans gaat nu juist nergens over, protesteren is ook zinloos. Dit schrijverschap is een concept, vruchtbaar is het ook, en er zijn die tienduizend gelovigen; allemaal prima en van harte proficiat.
Tegelijkertijd is het, anders dan die lui eenstemmig plachten te mekkeren, niet verwonderlijk dat Herman Brusselmans nooit een literaire prijs krijgt.