In zijn 49ste roman doet Herman Brusselmans alles wat Brusselmans tot Brusselmans maakt: ontregelen, ontwrichten, debunken en, zegt hij zelf, méér.
De eerste zin van Hij schreef te weinig boeken luidt: ‘Ik zou wel m’n laatste boek willen schrijven, maar door het schrijven van andere boeken heb ik daar geen tijd voor.’ Op zo’n eerste zin in een roman van Herman Brusselmans moet je goed letten, leren we uit Rick Honings’ biografische studie Majoor van het Menselijk Leed. Leven, werk en imago van Herman Brusselmans. Daarin ziet deze literaire schrijver namelijk al kans om anti-literatuur te bedrijven, om te ontregelen, te ontwrichten, te debunken, lezersverwachtingen te doorbreken, om alles te doen wat Herman Brusselmans tot Herman Brusselmans maakt. En méér, zeg ik erbij, want elke poging om deze eeuwige rebel vast te nagelen leidt tot weer een andere vorm van zijn literaire ontsnappingskunst. De ware Herman Brusselmans is een fluïdum dat zich alleen in zijn monomane oeuvre ophoudt, temidden van de woordgrappen, de running gags, de absurditeiten, de scabreuze beledigingen, de politiek incorrecte grappen, de taboedoorbrekende provocaties.
DE NIET-FICTIEVE BRUSSELMANS
Brusselmans is al een oeuvre lang bezig de zogeheten bullshit door te prikken, zonder aanziens des persoons en, die indruk krijg ik, die guerrilla staat los van zijn persoonlijke waardering. Dus ja, Hugo Claus is boek na boek zo ongeveer zijn Kop van Jut. Maar beter kun je stellen: de collega-schrijver die inmiddels nog geen karakteristiek brusselmansiaanse behandeling ondervond in diens oeuvre, die dus laag-bij-de-gronds, vaak via uiterlijke kenmerken of scabreuze taferelen gelijkgemaakt werd, moet zich grote zorgen maken. Want dan ben je een niemand.
Het sportieve aan deze unieke vorm van literaire contactsport is dat Brusselmans zichzelf daarbij ook steeds de maat neemt.
Toen hij in 2016 zijn roman De fouten publiceerde, wist ik nog niet dat de schrijver inmiddels een biograaf had, de voornoemde Willem Bilderdijk-kenner Rick Honings. Maar ik had kunnen weten dat zoiets speelde, want Brusselmans maakt in zijn proza dankbaar gebruik van zijn levensfeiten en die roman gaat over de vele fouten in de door een biograaf opgestelde levensbeschrijving van Herman Brusselmans. Fouten die aanleiding voor hem waren om nog meer verzonnen verhalen op te dissen over zijn leven, om zichzelf nog meer te mystificeren en in hoogste instantie: om de escapistische functie van de literatuur te bezingen. Kennelijk kreeg de niet-fictieve Brusselmans licht de zenuwen van het feit dat hij inmiddels zo’n schrijver van gewicht was geworden dat een heuse, secure biograaf zich aan hem ging wijden en De fouten was daarop zijn speels oneerbiedige antwoord – volledig in stijl.
GERDA EN TANJA
Maar aan het lot valt niet te ontkomen. Op het moment dat de schrijver (Hamme, 9 oktober 1957) onlangs de bijna-pensioengerechtigde leeftijd van zestig bereikte, lag Honings’ biografische studie en Brusselmans’ laatste, enorm dikke roman met de ironische titel Hij schreef te weinig boeken in de winkel. Ironisch, want de productie van Brusselmans is ongekend in de Nederlandstalige literatuur.
Ik moet zeggen dat Majoor van het Menselijk Leed een grote steun is voor het aanscherpen van de Brusselmans-kunde. Uit zijn oeuvre, waarin hij nogal eens de speelruimte tussen zijn leven en de verbeelding benut, hadden we al weet gekregen van zijn rurale jeugd als zoon van een veehouder te Hamme, van zijn mislukte loopbaan als voetballer, van zijn eveneens gefnuikte streven om als drummer roem te vergaren, van zijn lange worsteling met de drank. Ook leerden we daar zijn langdurige partners kennen, eerst Gloria en daarna Phoebe – vrouwen die door hem als muze benaderd worden. Dat ze in werkelijkheid Gerda en Tania heten, konden we al weten, omdat Brusselmans ze soms ook bij hun echte naam heeft aangeduid.
Dus ja, dat wisten we al en bovendien is er ook niet zoveel te weten van Brusselmans’ leven. Nadat hij de drank had afgezworen, was het gedaan met het bruisende nachtleven en het doorhalen met onstuimige gasten. Ook die omslag maken we mee in zijn boeken. Honings zegt over dat sobere bestaan, waarover Brusselmans schrijft in zijn boeken: ‘Vrijwel al zijn boeken gaan vanaf dat moment over de schrijver Herman Brusselmans, die niets van betekenis beleeft, door Gent wandelt, koffiedrinkt (thuis of in een horecagelegenheid), gesprekken voert en zich – keer op keer, dag in dag uit – verheugt op het moment dat Tania na een werkdag veilig thuiskomt. (…) Als er al eens iets gebeurt in zijn werk, is dat doorgaans aan zijn fantasie ontsproten.’
SOLIPSISTISCH OEUVRE
De waarde van deze biografische studie is niet alleen dat Honings inzichtelijk de nuchtere, vaak benauwende biografische achtergronden toont die ten grondslag liggen aan Brusselmans’ boeken waarin een nihilisme hoogtij viert mét aandacht voor het menselijk tekort. Maar vooral is het boeiend om de directbetrokkenen hun hart eens te horen luchten. Want in Brusselmans’ solipsistische oeuvre regeert alleen hoor: wederhoor bestaat daar niet. Zo beschrijft zijn tweede echtgenote Tania, die er na achttien jaar leven met Brusselmans de brui aan gaf, haar gevoel aldus: ‘het was alsof ze met Herman op een eiland zat, waarop niemand werd toegelaten’. Een vergelijkbaar beeld waarin Herman Brusselmans het controlerende centrum is van het echtelijk universum, iemand die totale toewijding eist, komt ook terug in de getuigenis van zijn eerste vrouw Gerda. Het heeft iets autistisch, Brusselmans’ tot in het extreme gestructureerde en huiselijke leven, geheel op schrijven gericht, of dat nu boeken of columns zijn, een bestaan waarin vaste gewoontes heilig zijn en zoiets als vakantie onbestaanbaar en onwenselijk is.
Zijn nieuwste, veel jongere vriendin Lena zegt: ‘Herman handhaaft al tig jaar dezelfde slaap-, waak-, baad- en rookroutines, heeft voor alles een vaste plaats (…) en houdt te allen tijde zijn schoenen aan, al ligt hij uren op de bank te slapen – het bed buiten beschouwing gelaten.’
VASTE NAAIDOOS
Uit het bed geklapt. Zo noemen ze in Vlaanderen zulke private confessies. Maar ere wie ere toekomt: waar de romantische schrijver Brusselmans het duiden van zijn werk aan zijn academische biograaf overlaat, geeft hij ons zelf het meest inzage in de recente ontwikkelingen in zijn intieme bestaan – in de ‘autobiografische roman’ Hij schreef te weinig boeken. In dit romanexperiment wil hij de tijd op de staart trappen, door gedetailleerd op te schrijven hoe zijn leven een jaar lang verloopt. We komen terecht in een carrousel waarin werk centraal staat: het schrijven van zijn nieuwe boek, het tikken van de vele columns, maar ook de televisieoptredens en de tournee die hij met Behoud de Begeerte langs theaterzalen doet. Publiciteit blijkt van levensbelang, dus we horen ook aan wie hij interviews geeft, welke stomme vragen daarbij gesteld worden.
Mensen worden bij naam en toenaam genoemd en zelden is die tekening flatteus. Vooral collega’s moeten het ontgelden. Op de manier van: de baardaap Jeroen Olyslaegers heeft een horrelvoet, die hij maskeert door wijde tuinbroeken te dragen; Dimitri Verhulst is dronken net als zijn ‘vaste naaidoos’; Griet Op de Beeck is dankbaar omdat Herman Brusselmans haar hard in een tepel heeft geknepen; de hitsige Lize Spit is zo bijziend dat ze zich in gezelschap op een grote lul met zweren wil storten; gelukkig wordt ze bijtijds gewaarschuwd. De letteren knetteren kortom op z’n Brusselmans’.
EEN TWIJFELAAR
Zijn keuze om welhaast dagboekachtig te schrijven in Hij schreef te weinig boekenis niet toevallig. Al in het begin van de roman staat: ‘De kwestie is dat ik een twijfelaar ben, zo ook in de liefde.’ Het ging Brusselmans er ditmaal om, in weerwil van de control freak die hij blijkens Majoor van het Menselijk Leed is, om vat te krijgen op het gevoel dat hem bij tijd en wijle beving in die periode waarin deze roman speelt. We horen aldus tot in de geringste, meest prozaïsche details over zijn tumultueuze verhouding met de vierendertig jaar jongere Amsterdamse studente Lena, die zich als een stalker aan de vrijgezelle schrijver opdrong. Eerst stuurde hij haar een paar maal weg, maar uiteindelijk gaf hij toe. Veel praten, haar rondleiden door zijn huis, tongzoenen en toen was het ‘aan’.
Erectiepilletjes zorgen ervoor dat Herman Brusselmans na lange tijd weer een orgasme beleeft, dus dat zit wel snor. Regelmatig lezen we dat de schrijver en zijn Lena hand in hand in slaap vallen na ‘elk een orgasme’ beleefd te hebben en op zeker moment zelfs tegelijkertijd die ervaring gesmaakt te hebben. Ook Brusselmans’ opvlammende jaloezie, nadat Lena WhatsApp-berichten kreeg van een 23-jarige allochtoon die als flirtage bedoelde foto’s van zijn blote achterste stuurt, komt allengs tot bedaren.
Minder overbrugbaar blijkt hun zo verschillende visie op en verwachtingen van de wereld, waarover Brusselmans ingehouden schrijft: ‘In verband met mannen en vrouwen ben ik conservatief (een man heeft een baard, en een vrouw niet), en daarom vermijd ik discussies over gendergedoe met Lena. Ook discussies over de islam. Lena vindt dat er weinig mis is met de islam, en ik vind dat er heel veel mis is met de islam. Daarom houd ik m’n mond zoveel mogelijk over de islam. Lena wordt niet boos van de islam, ik wel. The Naked Gun, gender, islam, onderwerpen waarover gezwegen kan worden.’ Zwijgen? Zo kennen we Herman Brusselmans niet…
Dan is er nog het verschil in dag- of liever nachtindeling. Lena is een ochtendmens, terwijl Herman laat in de middag opstaat na de hele nacht geschreven te hebben. Ook heeft ze het moeilijk met de ‘angsten’ die zijn bestaan al vanaf zijn adolescentie gijzelen en voorts bemoeit ze zich nogal dominant met zijn voedingspatroon. De schrijver zou zelf het liefst elke dag frites met gulle klodders en andere adervernauwende frituur willen genieten. Zijn ex Tania, bij wie hij regelmatig ’s avonds mag aanschuiven voor een avondmaaltijd, gruwt van Lena’s drieste optreden. Een Herman Brusselmans laat zich niet veranderen, weet ze als gekerfde ervaringsdeskundige. Zoals Gerda dat eerder ervoer.
M’N LAATSTE MEISJE
Maar is dat wel zo? ‘Ik wil dat Lena m’n laatste meisje in m’n leven is,’ schrijft hij. Al is hij verscheurd door twijfel: ‘ik vind een goeie relatie fantastisch, en ik vind Lena fantastisch, en ik zou het fantastisch vinden om de combinatie ervan fantastisch te vinden, maar er is twijfel, altijd de twijfel, die heel veel verpest.’
Hoe welkom is een nieuwe liefde, die hem noopt voor het eerst in zijn leven niet langer aan zichzelf gelijk te blijven, juist op een moment dat hij zich opmaakt het rustiger aan te doen nu hij bijna zestig is? Juist nu hij nee gezegd heeft tegen de optredens voor een nieuw seizoen van de Vlaamse versie van het televisieprogramma De slimste mens en hij zich realiseert dat zijn schrijven niet langer oneindig is? ‘En ineens dringt het tot mij door: ik moet me langzaam voorbereiden op woorden die in lange tijd geen opvolging zullen krijgen, op bladzijden die eindig zijn, op herhalingen die ermee ophouden hetzelfde te zeggen. Wat zal het schrijven brengen? Minder boeken dan nodig zijn. Desondanks kan het laatste boek niet geschreven worden voor de andere boeken geschreven zijn.’
I LOVE YOU-WHATSAPPJES
Maar dat gevoel, dat wat hij voelt voor Lena, laat zich niet uitzetten. Dus daar gaat hij, wéér naar Amsterdam, logeren bij Lena. Of zij bij hem. De stroom I love you-WhatsAppjes is schier oneindig. Hun beoogde kinderen zouden Rekel en Cocaïne moeten heten, weten ze al. Herman wil opeens veel langer mee, dus laat hij zijn hart controleren en andere medische testen doen. Hij toont zich op weg naar een optreden oprecht bezorgd als Lena aanhoudende diarree heeft. Kort daarna wordt hij weer uitzinnig lyrisch: ‘Biggenspek biggenspek, de maaltijd van de oude vrek! Salsadans salsadans, nooit gedanst door Herman Brusselmans! Lena lief Lena lief, laat ons niet zorgen voor ongerief!’
Al die kolkende en gierende emoties en wisselende stemmingen deelt hij met de lezer, die begrijpt: Herman Brusselmans zegt ten langen leste nog eens ja tegen de liefde, die zich ditmaal als een laatste kans in zijn morose bestaan aandient, en daardoor zegt hij ja tegen het leven. In een diep emotionerende slotpassage komt hij terug op het in de beginregel van Hij schreef te weinig boeken uitgesproken verlangen ooit een laatste boek te schrijven. Dat zou een boek zijn, beseft hij nu, waarin hij over zichzelf als normale man zal schrijven: ‘Leer mij dat onbestaande boek kennen.’ Hij wil veranderen, om normaal te kunnen zijn. Met Lena.