De mol van de literaire smaak
In Het einde van mensen in 1967 dwaalt onder andere "de Kucher" rond. De Kucher is een niet door enig geweten gehinderde pooier met een uitgekiend kleinstedelijk middenstandsgevoel. Zijn sleutel tot succes zit vervat in zijn slogan: "er moet systeem zitten in uw werk, anders is 't weinig avance". Dus krijgen zijn meisjes van de namiddagshift altijd gewone namen, en de meisjes van de nachtshift chiquere. Een kleine zelfstandige kent de kleine kantjes van zijn klanten.
Pooiers en schrijvers, één strijd: ook Herman Brusselmans houdt wel van enige middenstandse regelmaat. Als je je herinnert dat je zijn vorige boek gelezen hebt terwijl de zon je nek verbrandde, dan kun je er prat op gaan dat het sneeuwt wanneer het volgende in de bus zit. Een beetje zoals je vroeger wist dat er een vakantie aankwam als Altiora Averbode je weer het Top-vakantieboek in de maag splitste. Het is kortom een waarheid voor paters en pooiers: met regelmaat is niets mis.
Het einde van mensen in 1967 past dus in een mooie regelmaat en het heeft ook een mooie titel. Het is bovendien een boek met een standvastige progressie in de verhaalontwikkeling. Volksschrijver Herman Brusselmans zit niet oeverloos zijn navelstreek te verkennen, en tranerige uitweidingen over gestorven moeders blijven deze keer ook achterwege. Soms is de melancholie zelfs prima gedoseerd. Daarmee hebben we al veel goed nieuws gehad.
Het voorspelbare, of zo u wilt slechte nieuws is dat Het einde van mensen in 1967 langs nog voorspelbaardere verhaallijnen loopt dan de voorgangers, op nog clichématigere personages prat kan gaan en de diepgang heeft van een middelgrote boei. Het einde van mensen in 1967, dat is Brusselmans supergeconcentreerd. Alsof je van de nieuwste Brusselmans iets anders moet verwachten natuurlijk. Wie er zich aan stoort, kan evengoed gewoon de andere kant opkijken.
Eigenlijk is Het einde van mensen in 1967 een verhalenbundel, met dezelfde personages die elk om de beurt in een ander verhaal op de voorgrond komen. Het fictieve dorp heet altijd Lensbeke ("eerder vastgeankerd in de vroegere, ouwe tijd dan overspoeld door de nieuwe, moderne tijd"). De fictieve stad in de buurt heet Damschoot. Alles is peis en vree in 1967. De boer boert, de waard tapt, de stamgasten maken ruzie, de vrouw loopt weg van haar man, meneer den doktoor en meneer den advocaat gaan in de stad naar de hoeren, de burgemeester verkavelt hun gronden en de nonnen doen stiekem aan seks ("Niemand wist dat zuster Rosa lesbisch was, behalve juffrouw Emmy"). De oorlog en den Duits komen nog slechts af en toe ter sprake, maar de mantel der liefde is ook dan nooit ver weg.
De meest gewone personages onderbreken echter rauw de dagelijkse tred. Dan zet zich plots een door opgekropte menselijke woede gedreven noodlotskaravaan in gang en vallen er doden en gewonden. Met een paar ferme steken helpt Alma haar ex Jef naar een betere wereld. De hellehond Baziel rijt de debiel François smakelijk aan stukken. De Coureur hangt zichzelf op. De Kucher wurgt de dokter. Eddy saboteert blind van liefde de auto van zijn moeders vriend, die zijn slee daarna noodlottig aan haar uitleent en zelf de dans ontspringt. En na dat apocalyptische moment stopt het verhaal steevast, terwijl de lucht nog vol dramatiek hangt en de schikgodinnen hun koffers nog amper gepakt hebben. Archerypische rurale drama's, gedrenkt in van onderliggende spanning bol staand Vlaams stilzwijgen, Het einde van mensen in 1967 lijkt soms wel a poor man's De Geruchten.
Mensen die het kunnen weten beweren dat je boeken moet beoordelen volgens hun eigen maatstaven. Geen lezer die van Musils De man zonder eigenschappen hapklare treinlectuur verwacht en Palmen wil met I.M. toch ook niet de Nobelprijs gewonnen hebben? Dat zal allemaal wel, maar tegelijkertijd is het natuurlijk een dooddoener van jewelste. Want het is lang niet altijd duidelijk waarop bijvoorbeeld Het einde van mensen in 1967 aanspraak wil of kan maken. Dat is het interessante aan het fenomeen Brusselmans. Hij tart naar eigen believen alle wetten van de goegemeentelijke literaire smaak. Hij schrijft romans, soms zelfs verhalen en gedichten, die qua klefheid en opzichtige effectenmakerij niet voor het literaire vuurwerk op de verzamelplaat van Miek en Roel hoeven onder te doen. En toch wordt hij niet als een Vlaamse Konsalik op speed beschouwd, maar als een serieus auteur. Brusselmans is op het schouwtoneel genaamd Vlaamse letteren de mol van de literaire smaak, een schrijvende paradox.
Ongetwijfeld zoekt Herman Brusselmans zelf heel bewust die extreme banaliteit op. Het einde van mensen in 1967 stroomt gewoon over van het grote statische niets ("Hoewel Toon daarstraks een moment lang had gedacht dat zijn café misschien iets té groot was, besefte hij thans dat dit niet zo was."). Brusselmans is niet achterlijk, hij weet ook wel dat zelfs de KWB meer complexe teksten op de planken brengt. Ongetwijfeld kun je zijn jem'en-foutisme lezen als een cultuurkritisch commentaar. Door de meningen die het zo radicaal teweegbrengt, stelt hij automatisch de functie van literatuur als een verheven drager van grote waarden in vraag. Ook in interviews stelt hij zich nooit als een verheven zoeker op. Met enige welwillendheid tover je Herman Brusselmans om tot een hogepriester van de Vlaamse anticultuur. Dat is zeker een charmante en consequente houding. De Vlaamse literatuur heeft al zijn quorum bereikt van would-be schrijvers die tienduizenden spenderen om hun bundeltje in eigen beheer te kunnen uitgeven en zo de messias van de plaatselijke cultuurkring te zijn.
Maar ook bij die bereidwilligheid blijven er enige problemen over. Het culturele statement erachter kan mooi zijn, het maakt het boek zelf er niet automatisch beter op. Bovendien wordt het culturele statement nogop krak dezelfde manier opgewekt als tien jaar geleden. De volgende Brusselmans is altijd iets extremer: nog meliger, nog voorspelbaarder, nog meer bulkend van de effecten. Maar de boodschap zelf wordt nooit vernieuwd. Het einde van mensen in 1967 is het werk van een nar die de koning een waarheid voorhoudt. Zelfs als grap verpakt wordt het echter saai als je jarenlang dezelfde waarheid verkondigt.
HERMAN BRUSSELMANS, Het einde van mensen in 1967, Prometheus. Amsterdam. 204 blz.