Hartenpijn en waanzin tarten des schrijvers ziel in het nieuwe boek van de enige Vlaamse auteur op wiens romans je een abonnement zou kunnen nemen, zo snel na elkaar verschijnen ze. Al enige weken staat Herman Brusselmans' nieuwste boek Zul je mij altijd graag zien? op de sellerslijsten. Daarin bewandelt hij weerom het autobiografische pad, zoals hij dat ook deed in Autobiografie van iemand anders (1996) en in zoveel boeken daarvoor. BIJNA vijfentwintig boeken in vijftien jaar schreef Brusselmans. Hij heeft nu een structuur in zijn literaire productie aangebracht: afwisselend schrijft hij een boek uit zijn volkomen verzonnen trilogie rond het personage Guggenheimer en één uit zijn hoogst autobiografische reeks waarvan Zul je mij altijd graag zien? het tweede deel is.
In het eerste deel probeerde Brusselmans nog een beetje krampachtig schrijver en verteller niet volledig met elkaar te identificeren door het gebruik van aanhalingstekens, maar die retorische onzin is in het tweede deel volledig verdwenen. De verteller annex hoofdpersonage - want het is weerom een ik-vertelling - noemt zich voluit Herman Brusselmans, drinkt cola (Coca, geen Pepsi) met te veel ijs en zweert bij het credo dat het eigen leven uitgelezen voer vormt voor schone schrijfsels.
Sinds het vorige autobiografische boek is de rust weer in Brusselmans' liefdesleven neergestreken. De beminde is weliswaar het grootste deel van het boek afwezig (zaakjes in het buitenland, wijn schenken op Torhout-Werchter), maar houdt nog altijd heel veel van Herman. Ook lichamelijk zit alles, bij man zowel als vrouw, zeer snor. De emotionele en sociale zelfkant van dit bestaan werpen echter hun schaduw over het geluk. Moeder is al vier jaar overleden, vader heeft zijn zaak failliet zien gaan en verkruimelt onder een onmenselijk schraal pensioen. Fans bedriegen de schrijver, die nu ook kindergedichten schrijft. Na het lange gedicht waarmee Autobiografie van iemand anders eindigde, was dat laatste een ronduit angstaanjagende gedachte, maar wat er van die gedichten in Zul je mij altijd graag zien? werd opgenomen, valt al bij al wel mee. Het zijn ongeveer de enige momenten waarop Brusselmans het niet over zichzelf heeft.
En verder zijn er de vrouwen, bezongen als triomfen van de schepping en bescheten als weerhaken in des schrijvers emotionele leven. Er is natuurlijk Phoebe, die in de brillen zit en van Herman een BMW krijgt, maar er is ook de eeuwige ex Gloria, bij wie Herman zich schuilhoudt als ratten zich in de garage van zijn brommer hebben genesteld, en er zijn nog vele andere vrouwennamen, die in elk boek zo vaak voorkomen rond dezelfde topics dat ze mij totaal inwisselbaar lijken.
AAN het begin van zijn vertelsel blijkt de schrijver droog te staan: ,,En dus ben ik nu weer van plan om een geheel autobiografisch boek te schrijven. Maar met welk materiaal? Mijn vaste relatie met Phoebe is te stabiel om er een boek mee te vullen. [...] Tja, de beschikbare hoeveelheid autobiografisch materiaal waarover een boek uit de machine kan geramd worden is heden ten dage aardig beperkt.''
Edoch. Er wordt geschreven, over het alledaagse, over niets en over de liefde. Over drummen in een popgroep, geweigerde columns voor Humo en het favoriete café dat wij ondertussen al zo goed kennen.
Dat Brusselmans om inspiratie verlegen zat, had hij niet hoeven te zeggen. Geen andere schrijver weet zijn boeken telkens weer met zoveel lucht te vullen, nu al flink ranzige walmen die ook zijn vorige werken enig volume gaven. Altijd weer dezelfde klachten: de vrouwen zijn er of zijn er niet, de wereld komt op de schrijver af en er is een heleboel naar de kloten. Met zo'n visie geliefd te blijven, is een probleem dat niet het minst de melancholie van de schrijver voedt.
Ergens voorbij halfweg Zul je mij altijd graag zien? rijst nog even de hoop dat een lumineus inzicht Brusselmans' geest heeft beroerd. De schrijver stelt zichzelf de vraag of het allemaal nog wel hoeft: ,,Liever Louter Liefde en dan maar geen boek. Ik heb godverdomme al in de twintig boeken geschreven, is dat voorlopig niet genoeg? Ja zeker is dat voorlopig genoeg.'' Maar de lezer heeft op dat moment natuurlijk al 156 pagina's achter de moeizaam kauwende kiezen. En nog honderd te gaan.
Zul je mij altijd graag zien? is een gemakzuchtig boek, waarin de schrijver geen noemenswaardige poging heeft ondernomen om zijn verhaal enigszins te construeren, een thematiekje te bedenken, dan wel een aantal nieuwe personages op te voeren die de aandacht vasthouden. Je moet al van heel goede wil zijn om in die volstrekte afwezigheid van wat literair-kritisch bon ton is, een authentiek artistiek statement te durven onderkennen.
Brusselmans' vermeende vuilbekkerij is ook al lang niet meer zo vuilbekkerig als hij misschien zelf wel graag zou willen. Wanneer hij de geslachtsdelen van zijn uitgeefster te berde brengt dan wel vagina's in het algemeen catalogiseert naar befgeschiktheid, moet ik dan geschokt zijn? Toegegeven, af en toe durfde me bij die overjaarse baldadigheid wel eens een glimlach te ontsnappen, zoals wanneer Brusselmans beschrijft hoe scholieren er op de boekenbeurs vandoor gaan met de toupet van Hubert Lampo.
Ooit werd Brusselmans' rammende woordenworst omschreven als een ironisch equivalent van Reves superieure zelfingenomen schriftuur, maar dat lijkt met Zul je mij altijd graag zien? meer dan ooit een super-eufemisme. Brusselmans beschikt over een welgeolied, maar zowel kwantitatief als kwalitatief beperkt stijlmiddelenapparaat, waarvan de repetitio of doodgewone herhaling wel de meest gebruikte stijlfiguur is.
Maar waarom zou Brusselmans zich ook vernieuwen? Misschien kan hij het niet, zin heeft hij er zeker niet in, en zijn boeken blijven toch verkopen. Schrijver zijn is altijd een beetje middenstander wezen. HERMAN BRUSSELMANS | Zul je mij altijd graag zien? | Amsterdam | Prometheus, 261 blz.