Herman Brusseltnans is zo'n schrijver die je nooit op zijn woord mag geloven. In het pas verschenenBloemen op mijn graf zegt hij ergens: 'Ik ben een enorm trage schrijver.' In de voorafgaande zin heeft hij zich al verraden: 'Het schrijven ging moeizaam, ongeveer één pagina per drie minuten:' Ongetwijfeld is hij de meest productieve auteur in onze hedendaagse literatuur: Dat leidt tot een stroom romans en ander werk. Het nieuwe boek bevat een selectie uit dat bijwerk. De schrijver koos gedichten, verhalen en columns uit die hij de laatste jaren schreef, en verder is er het toneelstuk TV-loos.
Hij beweert meedogenloos geselecteerd te hebben. Zo zou hij sinds 1991 liefst 964 gedichten hebben geschreven, slechts elf daarvan haalden deze bundel: En die elf zijn nu ook niet bepaald een evenement. Interessant is wel dat hij zich in poëzie veel minder goed kan verstoppen dan in proza. In het gedicht Koning schrijft hij bijvoorbeeld: 'In de tijd dat ik nog zoop / Was ik de koning zeer te rijk / ik was mijn zelfbereide dope / Ik had wapens als gelul, gezeik, / Doortastende afstandelijkheid / Ik stond onzichtbaar te kijk / Ik zei: "Kom dichter want ik bijt" / Ik zei: "Vlucht niet want ik dreig" / Ik was zondig zonder spijt.' Nu hij kennelijk wel spijt voelt, kan hij ook niet tevreden met zichzelf zijn. Het gedicht eindigt: 'Zie mij bezig, nuchter, laf, naakt te kijk / De dode koning van een verdwenen rijk.'
In de prozateksten uit dit boek komt het niet tot zo'n totale ontmaskering en dat houdt het wel zo opwindend. Want tegenstrijdigheid is toch de grote kracht van Brusselmans: je vertrouwt hem als hij vertelt dat hij 'opstaat voor zwangere vrouwern in de tram.' Maar je vertrouwt hem óók wanneer hij daarop laat volgen dat hij 'nooit de tram neemt uit vrees dat hij moeten opstaan voor volgestoken wijven.' Zelden laat hij na je te ontnuchteren. 'Vanavond ga ik haar voetjes kussen', schrijft hij ergens. Meteen voegt hij daaraan toe: 'Eerst moet ze haar voeten wel wassen, natuurlijk,- want wat heb je aan het kussen van bezwete voeten die ruiken naar de Hongaarse kaassoort waarvan de naam mij thans ontschiet.'
Brusselmans schrijft in Bloemen op mijn graf over veel meer dan over de ware liefde en vrouwen met stinkvoeten. Hij onthult wat de zin van het leven is als je een man bent en op de koop toe ouder dan vijfendertig. Het antwoord luidt: 'totaal geen zin.' Hij geeft een opsomming van dingen die zijn leed kunnen verzachten: 'Dat ik, al was het maar een uur, kan ademen als een vrij mens?' Hij zingt de lof van zijn vrouw. En hij geeft een portret van de 'echte man', dat verdacht veel op een zelfportret lijkt: 'Een echte man (...) weet dat de toekomst slechts bestaat omdat de tijd dat vereist.
'
Ook in zijn bijwerk beweegt hij zich tussen opschepperij en onzekerheid, tussen gebral en ontroering, tussen grootheid en sentimentaliteit. Hij neemt voortdurend wat hij geeft, en begint toch weer aarzelend te geven als hij overvloedig heeft genomen. Hij kan je ergeren met een melige grap, maar even later laat hij je huiveren met een aangrijpende ontboezeming over zijn overleden moeder. Er bestaat, misschien op Gerard Réve na, geen auteur die zo z'n best doet onvatbaar te blijven. Wij lezers zijn Brusselmans vriend en vijand tegelijk.
Herman Brusselmans. Bloemen op mijn graf. uitgeverij. Prometheus. prijs f34,90.