Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Van alle boeken is 99 procent overbodig

Titel:          Van alle boeken is 99 procent overbodig
Auteur:     Paul Cobbaert voor De Zondag
Datum:     08-09-2015
Grootte:   633 woorden

Volgende week ligt de nieuwe Brusselmans in de handel. Alweer, zie ik je denken. De 57-jarige Gentse auteur voelt het zo niet aan. “Het zijn de andere schrijvers die op hun lamme kloten liggen.”

‘Zeik en de moord op de poetsvrouw van Hugo Claus’ is de veelzeggende titel van de nieuwste Brusselmans, de tweede thriller in de Zeik-reeks. “De derde is ook al klaar, die verschijnt in mei, Zeik en het lijk op de dijk”, vertelt hij. “De eerste Zeik heeft het goed gedaan, al hadden waarschijnlijk wel wat kopers een echte thriller verwacht. Ik ga nu even afwachten hoe de tweede het doet.”

Op je eerste Zeik kwam ook kritiek. ‘Mislukt en overbodig’, schreef De Standaard. Moet dit jouw revanche worden?
Maar neen. Wie de echte thrillerliteratuur als uitgangspunt neemt, zal dit boek ook mislukt vinden. Wat kan mij dat schelen? Van alle boeken is 99 procent overbodig. Een boek schrijf je in de eerste plaats voor het amusement.

Je nieuwe boek is eigenlijk een typische Brusselmans.
Natuurlijk. Ik kan ook maar dat. Ik lach eigenlijk met het hele thrillergenre. Weet je, ik heb duizend thrillers gelezen, dan heb je het wel even gehad daarmee. Zet alle clichés van de traditionele thriller op een rijtje, en je zal veel overeenkomsten vinden met mijn boek.

Zoals de eigenaardige inspecteur.
Jean-Pierre Zeik is een parodie op de traditionele hoofdfiguur in thrillers: een mid-veertiger, gescheiden, wat uitgeblust en zich neerstortend op zijn werk. Zeik is ook een filosoof. Maar dan één met een serieuze hoek af. De ene keer filosofeert hij over leven en dood, de andere keer over vuilniszakken. Als je een genre wil parodiëren, moet je het goed kennen. 

“GENT IS EEN RAMP GEWORDEN. ZE ZIJN DE STAD NAAR DE KLOTEN AAN HET HELPEN.”

Het verhaal speelt zich af in het Gent van de jaren zestig. Ik lees in je laatste column dat je niet graag meer in de stad woont.
Gent is een ramp geworden. Als je van de ene kant naar de andere moet, doe je er anderhalf uur over. Er is hier een pipo aan de macht, een zekere Filip Watteeuw (Groen, schepen van Mobiliteit, red), die voor het ene infarct na het andere zorgt. Je kan met je auto niet meer buitenkomen. Je moet al bijna in Flanders Expo parkeren als je in de stad woont. En ik zeg dat hoewel ik zelf geen auto heb.

Hij wil van Gent een duurzame en leefbare stad maken.
(fel) Hij is de stad naar de kloten aan het helpen. De stad wás leefbaar, nu niet meer. De stad denkt alleen nog maar aan feesten: Patersholfeesten, waterfeesten, lichtfeesten. (zucht) Nee, Gent is hét kwijt. We zijn een Brugge aan het worden waar de eigen inwoners de pispaal zijn. Maar let op: er komt tegenkanting. De mensen worden het beu.

Waarom keer je niet terug naar het platteland?
Ik ben een schrijver, het kloppend hart van de stad is mijn inspiratiebron. Ik kan niet tussen vier koeien gaan schrijven.

Je schrijft minstens twee boeken per jaar. Wordt dat geen sleur?
Maar nee. Een bakker bakt toch ook elke dag brood? Ik vind twee boeken niet eens veel. Het zijn die andere schrijvers die weinig schrijven. Wat doen die eigenlijk een heel jaar? Weet jij dat?

Geen idee.
Voilà. Op hun lamme kloten liggen, dat doen ze. Ik werk tenminste.

En hoe is het in de liefde?
Zeer kalm. Ik kom heel goed overeen met mijn ex-vrouw Tania en voor de rest is er geen vrouw aan de horizon. Weet je, alle vrouwen zijn klootzakken, behalve mijn moeder zaliger en mijn ex-vrouw. Ben jij content van je vrouw?

Helemaal.
Dan zijn ze al met drie, de vrouwen die geen klootzakken zijn. (lacht)