Van alle schrijvers die zichzelf luid op de borst trommelen en die hun anti-romans schrijven als waren het soapseries, is Herman Brusselmans wel de bekendste. Zijn vorige boek werd zelfs verboden! Nadat hij in `Uitgeverij Guggenheimer' zijn pornografische fantasie had losgelaten op een bekende landgenote, die hij met naam en toenaam noemde, en die hiervan beslist niet gediend bleek, werd het boek door de rechter in de ban gedaan. Zij, die het voor Brusselmans opnamen en vonden dat hier de persvrijheid geweld werd aangedaan, worden door `Bürgerschreck' Brusselmans in `Vergeef mij de liefde' eveneens te kakken gezet.
Het proces heeft de belangstelling voor zijn werk vergroot en daardoor de verkoop gestimuleerd. Daar gaat het om: "Ik moet wel doorgaan met schrijven. Voor het geld. Het schrijven hangt allang mijn kloten uit. 'Natuurlijk is ook dit weer een pose, zoals vrijwel alles bij Brusselmans een pose is. De kern van zijn wezen is een grote levensonlust en een grote behoefte de brave burgerij op stang te jagen. Vandaar dat hij zich wentelt in politiek en moreel, incorrecte uitspraken en hij regels van normale omgangsvormen aan zijn laars lapt. Inclusief de `wetten van de prozakunst' - hij is er niet op uit een samenhangend verhaal te vertellen, karakters te ontwikkelen of iets nieuws te brengen.
Hoe typeert hijzelf zijn nieuwe boek? Als volgt: "Honderden bladzijden gelul en gezeik, wie er niet tegen kan, die sterft maar." Voor de grap verspringt het boek van bladzij 101 naar 505, want dikke boeken zouden beter verkopen. Hij, de autobiograaf, presenteert zijn eigen leven als dat van een Vlaamse VIP (`Ik ben de Hoofdman der Vlaamse Letteren'), die desondanks een weinig avontuurlijk leven leidt. Wij zien hem ontelbare malen op zijn motorfiets door Gent racen, zijn hondje Woody uitlaten en zijn stamcafé 'De Verzonken Heuvel' bezoeken, waar hij steevast zijn Lipton-thee koud laat worden. Hij geeft hoog op van zijn liefdevolle relatie met Phoebe, die hem alle vrijheid gunt, en zelfs niet moeilijk doet over zijn omgang met het Geheime Meisje Emma. Op straat wordt hij door bijna elke passant herkend, maar helaas, niemand heeft ooit een boek van hem gelezen.
Hij typeert zichzelf als een 'herkauwer', een `imitator van zichzelf, een `opgebrande zeur'. Hij heeft geen zin meer in `medemenselijkheid van alle kanten' en `hulpvaardigheid van hier tot ginder'. Ziet hij een vrouw uit Kosovo met haar kind op de televisie, die naar vrede verlangt, dan ontploft hij van woede: "Natuurlijk ben je bang. Was ergens anders geboren dan had je tandpasta kunnen kopen bij Delhaize. Had de pil geslikt, dan had je geen uitgehongerde debiel op je rug hangen." Met graagte poseert Brusselmans als cynicus en genadeloos egoïst. Hij haat dit en hij haat dat, niet ongelijk de Moppersmurf uit het bekende stripverhaal.
Als schrijver heeft hij zich losgezongen van alle ellende en kleingeestigheid om zich heen - het is zijn taak na te denken over de `saaiheid van het leven' en daarover op boeiende wijze te rapporteren. Helaas; dit boek is gewoon onverteerbaar, met al zijn ongein, meligheid, soap, camp, uitweidingen, herhalingen, stoere taal, op-de-borst-klopperij, publieksbeschimping, pornografische intermezzo's en - inderdaad - gelul en gezeik. Af en toe valt er nog wel eens te lachen, maar die overkill van flauwiteiten is funest voor het leesplezier. Het boek hoeft natuurlijk niet verboden te worden. Dat zou echt te veel eer zijn.
Herman Brusselmans: Vergeef mij de liefde. Prometheus. f 31,95.