Geestdriftig proza van Herman Brusselmans.
Niets in een roman werkt zo acuut op je gevoelens als de humor. Is die leuk, dan doet het er al bijna niet meer toe of het geheel ook ergens over gaat, je bent meteen gewonnen. Is die daarentegen niet zo leuk, dan wil je al niet eens meer weten of het ook nog ergens over gaat, je ziet alleen nog maar het misverstand van een auteur die kennelijk gedacht heeft dat je dit vermakelijk zou vinden, dat je net zo zouteloos zou zijn als hij. Het is de vuurproef, humor, voor je geestverwantschap met een schrijver. In Herman Brusselmans' De terugkeer van Bonanza komt die proef al na zo'n dertig regels.
In een bar te Gent praat ene Guggenheimer met een man die kandidaat is voor het directeurschap van een nieuwe televisiezender. ``Wie zijn de tegenkandidaten,'' vraagt Guggenheimer, en de man noemt namen. ``Hoe heet jij eigenlijk?'' vraagt Guggenheimer verder, en de man weet even niet hoe hij het heeft. Ze kennen elkaar toch al jaren? ``Natuurlijk kennen we elkaar al jaren,'' zegt Guggenheimer, ``heb ik dat ooit tegengesproken?'' Dit is zeer des Brusselmans - althans, toen ik het las dacht ik meteen weer te herkennen wat me in zijn humor vaak zo tegenstaat.
Zijn helden, in de regel ongeveer hijzelf, gaan somber door het leven. Nergens zien ze ooit een doel, alleen de Liefde biedt nog troost maar ook de Liefde laat verstek gaan, dus de orde van de dag is leegte. Dronken tochten door het Gentse, slap geouwehoer en seks met vagelijk ontspoorde meisjes, alles heeft tot doel het gat te vullen, maar het blijft natuurlijk allemaal vergeefs - en de frustratie die dat oproept uit zich dan in grappen als de bovenstaande, in een mengeling van botheid en absurde logica die niets en niemand in zijn waarde laat. En geestig als dat zijn kan, het heeft altijd ook iets treiterigs, iets zieks, iets van een kind dat met zijn speelgoed niet tevreden is en dan het speelgoed van een ander kind gaat mollen. Nooit mag eens iets heel blijven.
Maar tot mijn verrassing, in De terugkeer van Bonanza pakt het anders uit. Guggenheimer blijkt geen evenbeeld van Brusselmans te zijn, eerder een tegenbeeld. Ook hij werkt in de media, maar dan als televisieproducent. Ook hij drinkt stevig door, maar dronken wordt hij niet. Ook hij vrijt meisjes voor een nacht, maar liefde zoekt hij niet. Geloof, moraal, een hoger doel, het zegt hem allemaal geen moer, de leegte van de wereld is geheel de zijne, hij is net zo hersendood, hij is hier thuis. Dat maakt hem tot een ongewone held voor Brusselmans: hij is geschikt voor het bestaan. Hij blijkt dan ook meteen gespeend van alle humor.
Wat heeft hij nu af te reageren op de wereld? Geen getob voor Guggenheimer, geen triestig buitenstaanderschap, hij gooit zich met de grootste overgave in de struggle for survival bij de hedendaagse televisie. Hij snelt van hot naar haar en wekt met veel misbaar de indruk dat het hoofd hem omloopt, dat de stoom hem bijna uit de oren komt. Hij staat altijd in de overdrive, want hij moet sneller zijn dan anderen. Wie snel is, die verbluft. En wie verbluft, die wint. Dat is voor hem ook de zin van die typisch Brusselmanse doorgeslagen logica waar hij zich van bedient. Wanneer hij over medeproducenten hoort vertellen dat ze nooit 'een derde hond in het kegelspel dulden', dan gebruikt hij die woorden als titel voor een spelprogramma, noemt een televisiedirecteur 'zo dom als een derde hond in het kegelspel', doceert dat 'een vrouw zonder tieten is als een hond zonder kegelspel' en heeft het over concurrenten 'die geen derde zon in het water kunnen zien schijnen'. Wat dat wil beduiden is een raadsel, maar dat moet ook: men staat paf - en Guggenheimer heeft de overhand.
Hoe idioter hij het maakt, hoe meer hij imponeert, hij neemt iedereen mee in een waan van logica. Dat maakt hem geknipt voor de commerciële omroep, want die doet zoals bekend niet anders, en De terugkeer van Bonanza toont dan ook vooral zijn rise to fame in dat milieu. Om een plekje bij een nieuwe zender te veroveren speelt hij de kandidaten voor het directeurschap tegen elkaar uit, werkt een concurrerend producent weg en begint alvast maar aan de 'preproduktie' van een serie voor het prachtstation - Bonanza, net als vroeger maar dan Vlaams.
Of het idee de buis ooit halen zal is niet zo zeker, of hij zelf ooit kijken zou al evenmin, maar hij gaat aan de slag en zie, tegen het einde van zijn avonturen ligt deel 1 op tafel, met Little Joe en dikke Hoss en vader Cartwright en alles. Net als vroeger, Vlaams. Zo geeft De terugkeer van Bonanza andermaal een beeld van hartverzakkend troosteloze leegte, maar een beeld dit keer van binnenuit, en het effect is wonderbaarlijk anders.
Al doet Guggenheimer net zo bot als Brusselmans' gebruikelijke helden, het is nooit uit frustratie. Hij is niet tegen iets of iemand, hij leeft zich veel te weinig in een ander in om echt gemeen te zijn, hij is eenvoudig voor zichzelf. Hij heeft welhaast iets machinaals van onverstoorbaarheid, iets van een apparaat dat doldraait maar het zelf niet weet en onverdroten in de rondte stuitert. In de loop van het verhaal laat hij een hele stoet aan dames achter met een compliment of juist een puntje van kritiek over hun 'tieterij', maar nimmer ziet hij hun verbijstering. Hij moet weer door, zijn hoofd loopt immers om. Hij heeft geen flauwe notie van zichzelf, geen flauwe notie dus ook dat er ooit iets leuks aan hem zou kunnen zijn - en dat maakt hem ineens reusachtig om te lachen.
Om eerlijk te zijn, het duurde even voor het me te pakken kreeg, maar eenmaal in de lach geschoten hield ik niet meer op. Dit is een leuk, erg leuk boek, en eigenlijk misschien nog wel het meest omdat de schrijver zich zo onmiskenbaar mee heeft laten slepen door een held die hij ten diepste moet verafschuwen. Uit elke zin spreekt een verholen geestdrift voor een man die met Bonanza weliswaar een monster baart, maar hoe dan ook iets baart. Hij wint, Guggenheimer. Voor het eerst laat Brusselmans iets heel.
UIT: HERMAN BRUSSELMANS, DE TERUGKEER VAN BONANZA
Isabelle nam nog een kiwi. Terwijl ze die oplepelde zei ze: 'En wanneer zal ik zeker weten of ik die hoofdrol heb, meneer Guggenheimer?' 'Vanaf het moment dat je het contract getekend hebt,' zei Guggenheimer. 'Zodra ik het heb opgesteld bel ik je en vervullen we de formaliteiten. We kunnen het contract ook anders opstellen, in die zin dat ik je de keuze zou kunnen laten tussen een minieme hoofdrol of een belangrijke bijrol, zodat je een beetje speling hebt in de prioriteiten die je voor jezelf wilt leggen.'
'Eh... Dat is heel vriendelijk, meneer Guggenheimer. Welke rol zou jij me aanraden?' 'Bij nader inzien misschien toch wel de belangrijke bijrol. Je moet weten, de minieme hoofdrol is dan wel opvallender, maar de belangrijke bijrol heeft als voordeel dat je meer, zij het kortstondiger, in beeld bent, en ik wil vooral je talent om in beeld te komen uitspelen, tenzij je daar anders over denkt.' 'Nee, nee, meneer Guggenheimer! Je hebt volkomen gelijk.'
Herman Brusselmans: De terugkeer van Bonanza. Prometheus. f 34,90.