Tot zo'n tien jaar geleden werd de Vlaamse prozaliteratuur beheerst door de zogenoemde 'stille generatie'. In Nederland werden die stille schrijvers nooit gehoord. De Vlaamse auteurs die nu de toon aangeven en zich geschaard hebben onder de noemer 'mooie jonge goden' treden juist luidruchtig op. Van twee van hen - Herman Brusselmans en Luc Boudens - verschenen nieuwe boeken.
Vooral in de jaren zeventig leek het of ieder leven uit de Vlaamse literatuur was geweken. Natuurlijk waren de erkende grootheden als Boon en Claus nog wel actief, maar nieuwe schrijvers van bete kentenis dienden zich niet aan. Er werd veel geklaagd over miskenning. Maar juist aan dat ene waarmee men volop erkenning had kunnen verwerven - het schrijven van opvallende boeken - waagde zich niemand. Tot in de jaren tachtig dan eindelijk een paar waaghalzen opstonden. De Boze Jonge Belgen, aangevoerd door Tom Lanoye en Herman Brusselmans, hebben de letterkunde in Vlaanderen snel een geheel ander gezicht gegeven: Op dat gezicht staan vooral zelfbewustzijn en cynisme te lezen. Het optreden van deze jonge Vlaamse schrijvers heeft instemming gevonden en afschuw gewekt. Maar zelfs hun grootste tegenstanders zullen hun nadrukkelijke aanwezigheid in de hedendaagse letteren niet kunnen ontkennen.
De triomftocht van Lanoye en Brusselmans is in Nederland begonnen. Maar tegenwoordig lijken ze - hoewel hun boeken bij een Amsterdamse uitgeverij verschijnen - meer succes in België dan bij ons te hebben. Het meest recente boek van Lanoye Alles moet weg staat al maandenlang op de bestsellerslijst in Vlaanderen, maar dringt in Nederland niet tot de klassementen door. Ook de onlangs verschenen roman Dagboek van een vermoeide egoïst van Brusselmans heeft al een notering in de Vlaamse boeken-toptien, maar het hoort bij ons niet tot de bestverkochte boeken.
Zeker in het geval van Lanoye is het niet zo moeilijk daar een verklaring voor te geven. De humor in zijn roman appeleert sterk aan de Vlaamse voorkeuren, Nederlanders voelen zich kennelijk niet zo op hun gemak in deze sfeer.
Commercie
Voor de jonge Vlaamse prozaïsten is de commerciële kant van het schrijverschap opmerkelijk belangrijk. Vooral Tom Lanoye laat zich graag voorstaan op zijn mercantilisme. Niet alles wat hij daarover schrijft in het als nieuwjaarsgeschenk door uitgeverij Berg Bakker verspreid boekje Vendu! is namelijk terug te voeren op ironie. De boeken van Herman Brusselmans zijn voorzien van sluikreclame voor verschillende produkten. Zijn navolger Luc Boudens heeft dit nog verder doorgevoerd. In De Tiende Provincie worden tientallen merknamen genoemd en het boek besluit zelfs met een 'lijst der adverteerders'.
De 'mooie jonge goden' proberen op deze en vele andere manieren te tonen lak te hebben aan allerlei literaire conventies. Zo belijden zij ook zonder schaamte hun voorliefde voor lelijke dingen. Tekenend is dat Lanoye een van zijn boeken de titel Het cirkus van de slechte smaak heeft gegeven.
Flauwe lol
Op het nieuwe Vlaamse proza is dikwijls de kwalificatie maf van toepassing. De hang van deze schrijvers naar een onnozel soort grappen is al haast spreekwoordelijk geworden. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat hier slechts sprake is van virtuoze vrijblijvendheid. Maar bij voorbeeld in Lanoyes poëzie is te zien dat hij wel degelijk alles van zichzelf geeft.
Ook wie het werk van Brusselmans leest, merkt dat het met inzet geschreven is. De flauwe lol gaat met authentieke angst gepaard en al het bravour kan nauwelijks de wanhoop verhullen.
Uit evenwicht
Herman Brusselmans (geb. 1957) weet die twee lagen lang niet altijd in het juiste evenwicht te brengen. In de recente novelle Iedere zondag sterven en doodgaan in de week ontbreken verwijzingen naar waar het hem werkelijk om gaat zelfs volkomen Het is dan ook een oppervlakkig en zwak boekje geworden. De bluf heeft geen tegenwicht gekregen. Nu beoogt Brusselmans met dit werk ook niet veel meer dan wraak te nemen op Koos Hageraats, de boekbespreker van het weekblad De Tijd. Hij is hier omgedoopt tot Kees Baggeraarts en de schrijver laat hem werken voor De Vlijt. Het gaat niet goed met Baggeraarts en hij besluit daarom iets bijzonders te gaan doen. Hij komt op het idee Herman Brusselmans te gaan interviewen. Baggeraarts overweegt: 'Wordt er niet steeds van meneer Brusselmans gezegd dat hij niet alleen mooi is doch ook vriendelijk en lief!'
In de novelle kan men eveneens lezen dat Brusselmans werkt aan 'de Definitieve Roman'. Daarmee is Dagboek van een vermoeide egoïst bedoeld. Zoals men van deze schrijver gewend is, werd het een zeer pessimistisch autobiografisch boek met zoals hij zelf aangeeft angst, erotiek, religie en drank als thema's. Ook in dit boek moeten hem ongunstig gezinde figuren uit de literaire wereld het ontgelden. Hoofdpersoon Brusselmans is gehuwd met Gloria, maar hij houdt ongeveer evenveel van Mabiche. Gloria is hem zeer toegedaan. Zij heeft alles voor hem over.
In het eerste deel van de roman is Brusselmans goed op dreef. De melige grappen zijn schaars. Ze hebben plaats gemaakt voor een bij vlagen aangrijpende tragiek. De tegenstrijdigheden blijven, maar hij ontmaskert zijn pose telkens weer. Hij noemt zichzelf nog wel 'de beste jonge Vlaamse schrijver sinds eeuwen', maar hij verzucht ook 'hoe graag zou ik een goeie schrijver willen zijn'. Zijn houding tegenover het geloof is daarmee te vergelijken. Hij gebruikt de meest harde termen om het christendom af te wijzen, maar bekent 's nachts aan God vergeving te vragen voor al de stommiteiten die hij begaat. Het ontroerendst is misschien de beschrijving van zijn liefdeleven. Men zou van Brusselmans een grove benadering verwachten, maar hij is juist teder en af en toe ronduit sentimenteel. Zijn diepste gevoelens blijken wellicht uit deze aan Gloria gestelde vraag: 'Als ik straks sterf, ga je dan soms mijn graf eens kuisen?'
Wrede grappen
In de twee andere delen van de roman voert doorgaans de stoere Brusselmans de boventoon. Bovendien vervalt hij in herhalingen, zodat Dagboek van een vermoeide egoïst toch nog niet zijn definitieve roman mag heten.
Lanoye en Brusselmans maken volop school in de Vlaamse letteren. Luc Boudens (geb. 1960) die onlangs zijn tweede boek De Tiende Provincie publiceerde is een navolger van Brusselmans. Hij heeft de manier redelijk van zijn voorbeeld afgekeken, de bezieling ontbreekt echter. Boudens maakt ook wrede grappen, maar in zijn geval hebben die geen verband met reëel leed.
Zijn boek speelt zich af in de streek in West-Duitsland waar veel Belgische militairen gelegerd zijn, de zogeheten 'tiende provincie'. Hoofdpersoon is de jongeman Stefan Brootaars. Zijn moeder werkt daar in een winkel. Na diverse verwikkelingen plegen zij zelfmoord. In de tussentijd worden allerlei hilarisch bedoelde taferelen geschetst. Zoals een 'Leberknödelessenchampionship', een gebrekkig verlopend optreden van een buikdanseres en de avonturen van de homosexuele Axel.
Misschien drukt Boudens met zijn boertige grappen bij de Belgische lezer op de juiste toets. Bij de Nederlandse lezer bereikt hij, zijn luidruchtigheid ten spijt, niets.
1. Herman Brusselmans: ledere zondag sterven en doodgaan in de week, 36 pag, f9,90, Bert Bakker, Amsterdam.
2. Herman Brusselmans: Dagboek van een vermoeide egoïst, 196 pag, f24,90, Bert Bakker, Amsterdam.
3. Luc Boudens: De Tiende Provincie, 128 pag, f29,50, Dedalus, Antwerpen.