Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Planckaerdennen

Titel:          Planckaerdennen
Auteur:     Herman Brusselmans voor Vara TV Magazine
Datum:     25-09-2004
Grootte:   779 woorden

(met dank aan Bram Visser)

Na de Bauers, Frogers, Tokkies en Pfaffs nu dan de Planckaerts. Mooi zijn ze niet, maar wel typisch Vlaams. Door Herman Brusselmans.

De familie Planckaert is een erg leuk, typisch Vlaams gezinnetje. Ze wonen in de onherbergzame Ardennen zonder elektriciteit en waterleiding; vader is een ex-wielrenkampioen met een kapsel dat je je ergste vijand niet toewenst; moeder ziet er enorm ongelukkig uit; de oudste zoon is een halve wacko die wat dat betreft, en ook wat betreft het wielrennen, in de voetsporen van z'n vader wil treden; de dochter wil een carrière als model en televisiepersoonlijkheid uitbouwen en wel zodanig tegen haar mogelijkheden in dat het uitermate schrijnend is, en de jongste zoon houdt zich vooral bezig met nog net rijdende autowrakken tegen bomen te pletter te knallen.

Samen hebben ze het zo goed en zo prettig met elkaar dat je, iedere keer als je hen dat samenzijn in al z'n aspecten ziet beleven, zin hebt om in huilen uit te barsten, waarbij je God op je knieën dankt dat je niet als Planckaert geboren bent. Zo'n gezin verdiende inderdaad een televisieserie. Je kan niet geloven hoe sympathiek die mensen zijn, ondanks al de ellende die ze meemaken. En erg bescheiden ook, behalve als je meetelt dat ze de hele tijd over zichzelf zeiken, en je de strot proberen in te rammen hoe fantastisch ze wel zijn.

Trouwens, met die ellende valt het volgens hen nog heel goed mee. Oké, ze moeten een stokoude generator met de hand bedienen of het strijkijzer en de frietketel werken niet; en oké, als ze water willen moeten ze met een paar emmers in de hand in de gietende regen gaan staan; en oké, vader Eddy Planckaert heeft al een paar keer op het punt gestaan om zelfmoord te plegen; en oké, de wielercarrière van zoon Francesco bestaat louter uit het in iedere wedstrijd van de fiets stappen na een kilometer of twintig; en oké, hoewel ze nu al een paar jaar in de Waalse Ardennen vertoeven, wil het maar niet lukken met het onder de knie krijgen van het Frans; en oké, in de winter zitten ze bij het licht van een kaars vaak samen te huilen omdat het leven toch heel wat ongeluk in petto heeft, maar voor de rest is er niks aan de hand. Ze hebben immers de onwankelbare liefde die hen allen bindt.

Zelfs als ze unaniem op de bodem van de put zitten, houden ze nog van elkaar. Ieder hard woord dat eventueel valt wordt meteen weer goedgemaakt met honderd lieve woordjes, waarna er wordt geknuffeld dat het niet mooi meer is, en besloten wordt dat het bestaan in wezen één groot feest is.

Maar hoe komt het eigenlijk dat deze familie zo aan de grond zit? Welnu, na z'n befaamde wielercarrière ging Eddy in zaken en niet zomaar in zaken: hij opende een paar houtzagerijen in het voormalige Oostblok. Hoe zou je zelf zijn. In het begin liepen alle zagerijen als een tiet en wie hout wilde hebben, die klopte aan bij Eddy Plankaert.

Tot na een tijdje bleek dat - hoe is het mogelijk?- Eddy's Litouwse, Letse en Poolse zakencompagnons van de malafide kant bleken te zijn. Zo bijvoorbeeld gingen ze aan de haal met al z'n geld. En zo kwam het dat Eddy z'n vertrouwen verloor in het zakendoen, dat hij zo failliet was als de pest, dat hij voor z'n gezin niet meer een doordeweeks huis kon huren, en dat hij aldus verplicht was om met vrouw en kroost in de bossen te gaan hokken.

Daar zouden ze helemaal weggeteerd zijn, mocht niet plots een televisieproductiemaatschappij zijn opgedoken die het bestaan van Eddy en z'n achterban in pakkende beelden wilde vereeuwigen. Dat was zo ineens in de mode gekomen: het onafgebroken volgen van bekende has beens, en het resultaat aan het publiek voorschotelen als een portret van mensen zoals gij en ik.

Zet een camera op Jean-Marie Pfaff, op Patty Brard, op Patricia Paay, en waarom niet ook op die arme Eddy Planckaert en je hebt alweer een prangende reeks over de ups en downs van de doorsnee beautiful loser en zijn gevolg. Beautiful zou ik de Planckaerts echter niet direct noemen. Daarvoor wassen ze zich te weinig, dragen ze te armoedige lorren, gedragen ze zich te hysterisch en wauwelen ze een te onverstaanbaar dialect. Maar ze zijn wel leuk, grappig, sympathiek, bescheiden, prangend, telegeniek en onmiskenbaar Vlaams. Tjonge, alweer zit ik me hier dolgelukkig te prijzen dat in m'n stamboom nooit van heinde of verre de naam Planckaert is opgedoken.