Het sleutelwoord is 'camp', een begrip dat Susan Sontag in de jaren zestig muntte voor doelbewuste smakeloosheid en dat niet alleen iets in kaart bracht dat allang in kringen van dandies gangbaar was, maar dat vooral ook een stimulerende invloed op het verloop van de verdere kunst zelf zou hebben. Hoeveel camp-kunstenaars telt onze epoche niet wier werk je alleen met gevoel voor dubbele en driedubbele bodems kunt appreciëren. Wim T. Schippers, Jeff Coons, Rob Scholten, Willem Breuker; als je er, zoals veel kunstliefhebbers van vorige generaties geen feeling voor hebt kun je hun toespelingen op smakeloosheid maar beter ongezien laten.
Ook in de literatuur raakt het verschijnsel steeds meer 'in'; de opmars van de triviale massacultuur vraagt onmiskenbaar om een verwerking en het voornaamste wapen dat de kunstliefhebber ertegen heeft is acceptatie en toepassing met een knipoog. Maar met de introductie van 'camp' is het ook moeilijker geworden om te weten of iets nu serieus of doelbewust kitsch is. Voor veel van het postmodernistische cultuurgoed geldt dat je als het ware maar een keuze moet maken uit de mogelijke bedoelingen van de kunstenaar; daagt hij bestaande praktijken uit of is zijn werk een ernstige poging de eigen wereld in kaart te brengen?
Een van de opvallendste camp-schrijvers in de Nederlandstalige literatuur is de Vlaming Herman Brusselmans. Geheel overeenkomstig de wetten van massacultuur scheidt hij het ene na het andere produkt af. Zijn laatste boek is nog niet van de schappen verdwenen of het nieuwe 'De terugkeer van Bonanza', ligt er al. En daarvoor verschenen in duizelingwekkend tempo een drieluik 'Ex'-boeken: 'Ex-schrijver', 'Ex-minnaar', 'Ex-drummer'. In het werk van Brusselmans heerst optimale smakeloosheid, hij vertelt geen verhaal, zijn hoofdpersonen zwetsen maar wat raak, geven geen enkel blijk van hoger geestesleven, ze schelden en vloeken bij alles wat ze niet aanstaat. Psychologie en plots zijn uit den boze, men moet als het ware helemaal niets meer van literatuur, en niet eens humor, verwachten om er aan te willen beginnen.
Door hun volstrekt anti-literaire karakter onderscheiden ze zich wel van hun omgeving. Ze zijn volstrekt onverwisselbaar. Het merkwaardige is tegelijkertijd dat ze alleen maar bestaan bij de gratie van andere, betere en pretentieuzere boeken. Om de bedoeling van het illusieloze, vlakke gezwatel van Brusselmans te vatten en de werking te ondergaan moet je als het ware eerst weglopen met A. F. Th. van der Heijden en Harry Mulisch. Hier is kortom een derivatenschrijver aan het woord, die leeft en gedijt op de vuilnisbelt náást de literatuur. Er is maar één fenomeen waaraan Brusselmans' boeken mij direct doen denken, de vroegere tv-serie 'The Young Ones', nog wel uitgezonden door de Vpro, een volstrekt chaotische camp-serie over de wereld van illusieloze pubers met rotmuziek, smakeloze seksverhalen, puisten uitdrukken en sociale haatdragendheid. Vooral de genoemde 'Ex'-trilogie van Brusselmans is als absoluut dieptepunt van verhaalkunst tegelijkertijd een hoogtepunt van anti-literatuur.
In een even onvoorspelbare als ongeordende afwisseling komen liederlijke en illusieloze scenes uit de wereld van seks en popmuziek aan de orde. Iedereen neukt, braakt en 'grapt' er naar hartelust op los. Dit is niet eens meer de onderkant van de maatschappij, maar de volstrekte antipode ervan.
In vergelijking daarmee is 'De terugkeer van Bonanza' een wonder van literatuur. Het verhaal loopt min of meer, het milieu staat vast, de hoofdpersonen vertonen een zekere consequentie. Je zou haast gaan denken dat Brusselmans een gooi naar letterkunde deed, maar niets is minder waar, hij wil dunkt me gewoon een nieuw terrein op de immense vlakte der smakeloosheid betreden, dat van de halfgeslaagde poging. En het lukt hem opnieuw; met al zijn quasi-poging tot een geordend verhaal is 'De terugkeer van Bonanza' volstrekt mislukt, er zit geen goede grap in, het min of meer consequente verhaal sleept zich naar het einde en als je het uit hebt vraag je je af waarom je het allemaal gelezen hebt.
Plaats van handeling is het televisiemilieu. Producent Guggenheimer wil, met een Vlaamse cast, de oude western-serie Bonanza opnieuw brengen. 't Is een verveelde yup, die aan het begin van ieder hoofdstuk z'n auto zo dicht mogelijk bij zijn werk parkeert en aan het eind van ieder hoofdstuk met een ander grietje in bed ligt. Een ongelooflijke nitwit, op zoek naar invulling van z'n waanidee. De humor strekt zich uit van opmerkingen aan z'n secretaresse als 'staat je poesje nat' tot de naam van een homoseksuele concurrent die 'De Kudt' heet en wiens met aids besmette bloed Guggenheimer zal gebruiken om de ex van zijn vrouw uit de weg te ruimen. Ach, van veel dikker hout dan Brusselmans gebruikt kan men geen planken meer zagen!
Toch moet ik toegeven dat, in een of andere meta-laag van mijn literair bewustzijn, ik wel moet grinniken om Brusselmans' schaamteloos gebrek aan niveau. Net zoals 'The Young Ones' of een film als het gelijkgestemde 'Il s'arrive près de chez vous' mij nog wel amuseerde. De immense en afstotende meligheid heeft bijna iets surrealistisch, alsof men een moderne variant van de Comte de Lautréamont zit te lezen.
Neem een krankzinnige dialoog als deze: ``Welk boek ben je nu weer aan het lezen?'' vroeg hij. ``Nog steeds hetzelfde als gisteren'', zei ze, ``Ulysses van James Joyce.'' ``Is het wat? Zit er een tv-serie in? Bel anders die Joyce maar 'ns op.'' ``James Joyce is dood, meneer Guggenheimer.'' ``De klootzak.'' Debbie gaf hem z'n vodka en ging weer achter haar bureau zitten. ``Ik heb godverdomme een nagel gebroken tijdens het lezen'', zei ze. ``Je eigen schuld'', zei Guggenheimer,'' lees wat minder . . Dat zeg ik je al jaren.
Het is zaak tegen dit soort gewauwel bestand te zijn, zo niet dan dient Brusselmans snel terzijde gelegd te worden. Herman Brusselmans, De terugkeer van Bonanza. Uitg. Prometheus, 272 blz, prijs f 34,90.