(met dank aan Bram Visser)
'Leven & dood in de letteren' vormt het thema van de Boekenweek en daarmee is de dood niet uit de media weg te slaan. In gesprek met een andere Herman Brusselmans dan de lezer van VARA TV Magazine gewend is: 'Ach, het is allemaal maar stilistiek'.
'Op 6 juli 1992 lig ik in bed, bezopen zoals altijd in die tijd. Enfin, ik word wakker en kijk naar buiten. Een stralende dag, geen zuchtje wind, blablabla. Ik draai me om en ga weer slapen. Who cares? Ik woonde toen in een vrijgezellenflat met kleine raampjes met luikjes. Opeens schrik ik wakker van het geklapper van die luikjes, echt harde slagen zo. Ik kijk op de klok, half twaalf en denk: veel te vroeg. De raampjes (eigenlijk: luikjes, BV) blijven klapperen, dus ik ga mijn bed uit en loop naar het raam. Ik kan echter geen enkele fysieke of fysische verklaring voor het klapperen vinden.'
'Ik poets mijn tanden, ga naar een afspraak en kom 's avonds weer thuis. Gaat de telefoon: mijn moeder is vanmorgen om half twaalf gestorven. Shit. Die luikjes zijn zonder enige verklaring gaan klapperen nét op het moment dat mijn moeder sterft. Dan heb je toch zoiets van: die is afscheid komen nemen.'
'Bij alles wat je zegt over de dood, kom je op een punt dat je zegt: nou, tot hier kan ik vrij rationeel dit of dat zeggen, maar de volgende stap is onduidelijk. Dat is wat ik tegen heb op religie. Dat is zo'n man ' meestal zijn dat ook weer mannen hè, de paus, de pastoor en de dominee ' dat zo'n man dan wel even gaat zeggen tegen de menselijke horden hoe dat het zit met de dood. Ik begrijp wel dat religie voor troost zorgt; als mensen horen dat er na de dood nog iets is, dan zijn ze opgelucht. Vandaar ook die zelfmoordenaars van de islam. Die denken: morgen zitten we toch in de hemel fantastisch te zijn.'
'Natuurlijk is het ook heel eenvoudig om, laten we zeggen, voor 99% daar niet in te geloven en dat ene procent achter de hand te houden. Dat doe ik eigenlijk ook. Wat is daar op tegen? Het is toch allemaal maar pure speculatie. En die 1% vul ik vervolgens wel zelf in. Vroeger bad ik op een vrij naïeve manier tegen een soort god: God, zorg ervoor dat ik morgen mijn examen haal, God zorg ervoor dat dat meisje straks mijn huis passeert, want dan kan ik haar aanspreken, enzovoorts.'
'Dat godsbeeld is na mijn moeders dood vervangen door mijn moeder. Dus mijn moeder is niet dood voor mij, mijn moeder is God geworden. Het is ook veel gemakkelijker om iemand die je zeer nauw aan het hart ligt, tot God te benoemen. Je hebt daar een effectief juist beeld van. Veel mensen stellen zich bij God een oude man met een baard voor. Een vrij dwaas beeld, als je niet van de ratten besnuffeld bent, absoluut. Maar dat beeld van mijn moeder is níet dwaas. Zij is mijn God, zij is ergens, zij luistert naar mij.'
'Mijn moeder is nu tien jaar dood. Het is nog altijd een behoorlijke klap voor me. Vanaf haar dood is ze ook nadrukkelijk aanwezig in mijn werk. Mijn moeder komt er gewoon in, omdat ik veel verdriet heb over haar dood. Ze was ook nog heel jong toen ze stierf, 61, veel te jong, maar goed''
'Ik heb tot haar dood naar mijn moeder gebeld, zo van: shit, ik heb dit of ik heb dat. En die zekerheid valt dan opeens weg. En de manier waarop je daarop reageert, zegt veel over je karakter hè. Je hangt je op of je gaat, nog erger, aan de drank of je wordt baldadig of depressief. Maar ik heb meteen mijn moeder tot God benoemt.'
'Ik heb twee ongelooflijke huilbuien gehad. Dat was de avond van de dood en de avond van de begrafenis. Sindsdien heb ik nooit meer gehuild, want mijn moeder die is niet weg. Ze is een soort van helende aanwezigheid. Zonder dat ik denk van: ik weet dat ze in een put ligt, dat daar een geraamte ligt. Ik ben ook nog nooit naar haar graf geweest. Ik weet dat er een foto op staat. Maar ze ligt daar tussen allemaal mensen die ze niet kent. Mensen die ze misschien ook helemaal niet leuk gevonden zou hebben. Als ik ga, zie ik misschien een foto op het graf naast mijn moeder en denk ik: die ziet eruit als een enorme eikel, daar moet mijn moeder nu haar hele leven naast liggen.'
'Mijn vrouw gaat wel regelmatig bloemen op het graf zetten. Zij wil ook dat ik een keer meega. Ik heb regelmatig zoiets van: laat ik maar eens naar mijn moeder gaan. Maar goed, ik zeg het toch wel al een paar jaar, maar het is nog altijd niet gebeurd. Of mijn vader gaat, weet ik niet, daar spreken we niet over. Maar misschien gaat hij wel 's nachts naast het graf zitten. Of is het kerkhof dan niet open? Wel, dat soort shit houdt mij ook tegen, weet je wel. Het is met openingsuren! En ook die hele begrafenisindustrie: die heeft een mooiere zerk dan die. Maar ik ben ook eigenlijk gewoon bang om te gaan. Ik word dan geconfronteerd met die knoken die daar op vijf meter van mij liggen. Terwijl mijn moeder hier is, in dit huis, in mijn hoofd. Dus waarom zou ik gaan kijken naar haar afwezigheid.'
'De dood van mijn moeder is een behoorlijke klap geweest. Maar het leven gaat door. Zelfs als je vier dagen niet eet van de klap, moet je de vijfde dag toch wat eten. En je moet in bad, weet je wel. Je hoort zo vaak uitspraken van mensen die zeggen: als mijn geliefde sterft dan wil ik ook dood. Maar ken jij iemand die dat ooit gedaan heeft? Koning Boudewijn heeft dat niet gedaan, Kristien Hemmerechts heeft dat niet gedaan en ik ook niet. Ik bedoel, natuurlijk is je moeder weer geheel wat anders dan je geliefde, maar toch. Ik heb overigens nooit een overdreven moederbinding gehad.'
'Men zegt altijd: de dood is het ergste voor de achterblijvers. Maar dat vind ik dus niet. Ik weet dat als ik morgen sterf, dat ik bij een aantal mensen potentieel dezelfde functie kan vervullen als de functie die mijn moeder voor mij vervult. Ik ben er zeker van dat ik in het leven van mijn vrouw Tania een aanwezigheid zal blijven. Misschien wel een troostende, helende aanwezigheid. Zonder dat je per se zeven foto's in je huis moet hebben, met kaarsjes ervoor. Ik heb ook geen foto van mijn moeder in huis staan. Dat heb ik niet nodig, ik kan ze zo oproepen in verschillende periodes, van de jaren 50, 60, 70, 80 tot en met het aftakelen en de dood.'
'Natuurlijk romantiseer ik hoe ze is geweest. Maar romantiseren is ook helemaal niet verkeerd. Kijk, als je niet romantiseert en je bent voor 100% rationeel, dat zeg je: nou, die vrouw die ligt in een put in de hoek op het kerkhof van Hamme en that's it. Als ik dat beeld kan veranderen door te romantiseren, is daar toch niets op tegen? Ik heb mijn moeder ook nooit als lijk gezien. Ik maak liever zelf een mooier beeld van haar.'
'Ik weet niet of mijn vader eenzelfde soort moederbeeld heeft als ik. Wij praten daar niet veel over. Na de dood van mijn moeder ben ik overigens ook anders tegen mijn vader aan gaan kijken. Ik heb die man zien breken. Het vaderbeeld van de grote ideale sterke vader is compleet verdwenen. Laten we zeggen dat die vader door díe dood van díe moeder heel menselijk is geworden. Maar we zijn niet de types die daarover met elkaar praten. Mijn vader belt ook bijna altijd met Tania, niet met mij.'
'In juli dit (moet zijn: vorig, BV) jaar, op de dag dat mijn moeder tien jaar geleden is gestorven, heeft hij ook gebeld. Hij heeft toen tien minuten aan een stuk alleen maar gehuild aan de telefoon. Een paar minuten daarna heeft hij teruggebeld en gezegd dat het heel goed was dat hij heeft kunnen huilen. Maar zonder te zeggen van: het is vandaag de datum dat blablabla' Dat verdriet uitte hij op zijn eigen manier. En wie ben ik om hem te zeggen hoe hij zijn verdriet moet uiten. Het contact dat ik met mijn vader heb, is ook genoeg tussen ons.'
'Mijn vader is nu 71. Als hij overlijdt gaat hij naast mijn moeder staan, absoluut. Ik stel me dat al vaak voor als ik dagdroom ' wat uiteraard een onderdeel van mijn vak is ' ik stel me dan voor dat die twee weer samen zijn. Ze zijn dan samen mijn god. Kijk, mijn vader is door haar dood voor mij heel menselijk geworden. En zo heb ik hem daarvoor nooit gekend. Mijn moeder ging naar de kunstnier, want haar nieren waren kapot. Ze ging dan met een taxi van het ziekenfonds. Elke vrijdag als ze thuiskwam, had mijn vader spek en eieren voor haar gebakken, dat vond ze lekker. Ze is op donderdag gestorven en vrijdag heeft hij spek en eieren klaargemaakt, het op tafel gezet en daarna in de vuilnisbak gegooid. En dát beeld, mijn zus heeft me dat verteld, dát beeld maakte van die man opeens een zeer menselijke man. Zo had ik hem nog nooit gekend.'
'Het is absoluut zo dat je mijn oeuvre kunt classificeren als vóór de dood van mijn moeder en erna. Vanaf Ex-minnaar is mijn moeder in vrijwel elk boek aanwezig. Ik denk dat de dood van mijn vader ook een kentering in mijn werk zal betekenen. Ik heb nooit een boek over de dood van mijn moeder willen schrijven, maar als mijn vader er niet meer is, zal ik misschien wel een boek schrijven over mijn jeugd. Dat kan nu niet, althans niet op de manier zoals ik het wil. Er is nu mijn vader die het kan lezen. Ik zou hem verdriet kunnen doen. Ook al zou het boek grotendeels verzonnen zijn. Mijn vader is geen literatuurkenner. Als ik zou schrijven: op die dag zei ik tegen mijn vader je bent een klootzak, dan gaat hij zich te pletter piekeren welke dag dat was en waarom hij het niet onthouden heeft. Terwijl het maar verzonnen is.'
'Mijn vader leest alleen maar mijn interviews. Hij verkoopt mijn boeken die ik hem geef. Hij zegt dan tegen mij: iemand heeft jou boek geleend. Maar hij heeft het gewoon verkocht. Mijn vader heeft niet veel geld, hij is failliet gegaan, ik geef hem nu en dan wat geld, maar hij blijft een commerciant. Hij scheurt mijn opdracht aan hem uit het boek en verkoopt het boven de winkelprijs. De mensen aan wie hij het verkoopt, hebben ook helemaal geen verstand van literatuur, dus die merken dat niet. Ik vind dat fantastisch. Waarom zou ik van hem eisen dat hij mijn boeken leest. Mijn vader is trots op wat ik heb bereikt.'
'Mijn moeder las mijn boeken trouwens ook niet. Ze is eens begonnen in Zijn er kanalen in Aalst? of in Heden ben ik nuchter, daar wil ik vanaf zijn. In de eerste vijf pagina's schrijf ik over de lul van een jood die in een concentratiekamp wordt verbrand. De rook die uit de schoorsteen komt, is van die lul. (De derde bladzijde van Zijn er kanalen in Aalst?, BV) Mijn moeder is toen gestopt met het lezen van mijn boeken. Ze was niet kwaad, ook niet ontgoocheld, maar had zoiets van: laten we hier maar niet over praten.'
'Met de boeken wilde ze dus niks te maken hebben, maar wel met de succesvolle schrijver. Op de nierafdeling was mijn moeder de vedette. Ik trad in die tijd op in het populaire televisieprogramma Het huis van wantrouwen. Ik was toen het mannetje in België, of beter gezegd in Vlaanderen. Mijn moeder kreeg daardoor voorrechten. Enerzijds is dat grappig of schrijnend of whatever, maar ik weet dat ze er echt blij mee was. Het verhaal ging dan: hij was altijd al een speciaal kind toen ie klein was. Waarschijnlijk is dat bullshit, maar goed, het was haar interpretatie. Mijn diepere gronden hebben zowel mijn moeder als mijn vader nooit willen bevroeden. Maar ik vind dat niet erg.'
'Door de dood van mijn moeder ben ik anders tegen de dood aan gaan kijken, absoluut. Ik heb altijd al schrik gehad om te sterven. Wie zegt dat hij dat niet heeft, die liegt. De mens is helemaal niet geschikt om rekening te houden met het concept dood. We willen alles in de hand houden, maar dat lukt niet met de dood. Ik ben daar heel ziek van geweest. Na de dood van mijn moeder is dat een stuk minder geworden. Die eerste echte, heel rauwe confrontatie met de dood heeft mij een andere kijk op het leven gegeven. Doordat ik heb ervaren dat ze er nog gewoon is, ben ik minder bang voor de dood geworden.'
'Mijn doodsangst uitte zich altijd fysiek. Ik ben iemand die last heeft van angsten tout court. Ik ben altijd een hypochonder geweest. Dus ik had altijd wel wat, nog eigenlijk. Ik denk vaak: ik heb iets en daar ga ik dood aan. Dat heb ik door de dood van mijn moeder minder. En ook door een soort stomme gebeurtenis. Ik ben ooit eens op een haar na doodverklaard, zo'n vijf, zes jaar geleden. In die zin dat ik weer eens een hypochondrische aanval had en mij liet onderzoeken. Ik moest voor de uitslag naar het ziekenhuis hier om de hoek. En die dokter zei: 'Ga even zitten, je hebt terminale bloedkanker.' Dat bleek achteraf een vergissing te zijn, maar ik heb ongeveer een uur in de veronderstelling geleefd dat ik nog datzelfde jaar dood zou gaan. Dat was vreemd' (het licht valt even uit in huize Brusselmans; door een blikseminslag blijkt achteraf, AD) 'zo vreemd dus, een black-out.'
'Ik had een soort van merkwaardige berusting. Mijn vrouw werd wel helemaal agressief ten opzichte van die dokter. Die heeft toen een tweede onderzoek gedaan. Toen bleek dat een komma verkeerd stond in de computer. 's Avonds heb ik toen tegen mezelf gezegd: ik moet mezelf toch een makkelijker leven geven dan nu; het moet maar eens gedaan zijn met dat gezeik over de dood. Ik had tot dan altijd iets van: ik ga wel dood, maar eigenlijk heb ik het eeuwige leven, weet je wel. Een soort manisch depressieve toestand. De depressie is van: ik ga dood en de manie van: ík dood? Dat kan niet.'
'Ik heb in het verleden ook vaak geschreven over mijn begrafenis. Dat ben ik totaal kwijt. Ik wilde bijvoorbeeld ook niet sterven in de zomer, want dan is er te veel vrolijkheid. Ik wou dat als ik stierf, dat het is in de grootste kernramp die de mensheid ooit gekend heeft. Dat iedereen ook dood is. Want het kon toch niet dat ik er niet meer ben en al die andere klootzakken die gaan vanavond naar de disco en morgen met de motorfiets rijden en ik niet. Dat is natuurlijk helemaal bullshit. Alles wat je over de dood vertelt, is eigenlijk gezwets, banaal. Zo wilde ik bijvoorbeeld vroeger ook begraven worden, zodat mijn lichaam nog een tijdje in tact bleef, want je weet maar nooit.'
'Ik was een beetje een poète maudit, met een romantisch idee over de dood. Ik was geïntrigeerd door zelfmoordenaars, dat waren mijn helden. De Jim Morrisons en al die mensen. En dan had ik ook nog zoiets van: daar heb je een balk, daar ligt een koord, waarom hang ik me niet even op. Maar dan het soort ophangen dat je de dag nadien kan verder vertellen. Zo van: gisteren heb ik me opgehangen. Dat is eigenlijk een soort van zelfmedelijden. Daar ben ik vanaf. Ik wil nu ook gecremeerd worden. Je bent tenslotte niets, helemaal niets.'
'Ik heb natuurlijk nog altijd wel een aantal theorieën over de dood; ik ben iemand die zoekt naar definities, want die zorgen voor relativering. Mijn laatste is: op het moment dat je sterft, word je de seconde daarna opnieuw geboren. Je hele wezen gaat zeg maar terug naar je geboorte, in mijn geval 9 oktober 1957 om half vier 's middags, en dan begint je leven opnieuw. Misschien ben ik dus voor de tienduizendste keer aan mijn leven bezig en met dit interview' Of ik daar in geloof? Helemaal niet. Het is puur amusement, voor mezelf.'
'Tegenwoordig heb ik wel eens het gevoel van: ha lekker, ik leef nog. Ik ben ook iemand die vindt dat je elke dag iets moet bijleren. Niet de vierkantswortel van 28.503, alhoewel dat ook handig is ' ik ben hem nu overigens kwijt. Als je op je achttiende op een romantische manier bezig bent met de dood, moet je dat niet meer hebben op je veertigste. Dan word je een zielig figuur. De Herman Brood, weet je wel.'
'Zelf wil ik graag in mijn slaap sterven. Pijn heb ik genoeg gehad in mijn leven, daar ga ik dus niet voor opteren. Eigenlijk neem ik elke avond afscheid van mijn vrouw. Of niet echt afscheid, want dat spreek ik natuurlijk niet zo uit. Maar ik wil wel elke avond gaan slapen zonder ruzie. En mijn vrouw moet gaan slapen met de gedachte dat ik van haar hou. Als je dan sterft in je slaap, dan zal die laatste herinnering een goede zijn. Dus: ga nooit slapen met ruzie.'
'Ik heb schrik voor kanker, ja. Als je vierentwintig bent dan denk je:ach, de statistieken zeggen dat je tussen de vijfenveertig en vijfenvijftig de grootste kans hebt op longkanker. Nu ben ik op die leeftijd, kapot gerookt, maar ik ben er. Maar ik wil niet sterven vanwege de sigaretten. Op het moment dat ze je openmaken, is het te laat. Ik moet dus van die verslaving af, hetzij met hulp, hetzij zonder. Stoppen met drinken heb ik zonder hulp gedaan.'
'Als ik het heb over longkanker, dan heb ik het overigens niet over de dood, maar over sterven. Ik wil dood gaan, zonder te sterven eigenlijk. Sterven is het bewust meemaken van je eigen dood. Als je een bocht mist met je motorfiets, dan denk je drie seconden voordat je tegen de muur slaat: shit, ik ga sterven. Maar drie seconden is minder erg dan drie jaar kanker of zo. Elke week naar het ziekenhuis gaan voor een chemokuur. Tragische shit. Maar dat is voor iedereen zo, niemand zit daar op te wachten. Maar het gebeurt. Ik ben niet het type dat zou gaan schreeuwen: waarom ik, waarom ik?'
'Ik ben natuurlijk over de helft van mijn leven, absoluut. De weg terug lijkt me niet zo erg als de weg naar de top, zeg maar; ik hoef geen schrik meer te hebben om jong te sterven. Ik heb een leven gehad dat iets waard is. Het was geen fantastisch leven, maar echt wel een leven met genoeg goede momenten om de slechte te vergeten. Veronderstel dat je geboren wordt in Afghanistan, of in Soedan, weet ik veel, het had gekund. Dan was ik niet alleen zwart geweest, maar ook nog eens arm. En ik zat gelukkig niet in die toren op 11 september.'
'Mensen hebben vaak schrik voor mij, ik voel dat bij het eerste contact. Ze prikken er niet doorheen. Maar het is allemaal maar stilistiek; ik ben een stilist. Als ik een goede grap heb over de dood dan schrijf ik ze, weet je wel. Ik kan me van veel dingen een voorstelling maken, ik ben tenslotte een schrijver.'
'Maar de werkelijkheid is altijd veel erger. De meeste mensen realiseren zich dat niet. Dat zijn ook gewoon idioten. Die moeten eigenlijk dood. Dat betekent niet dat ik een fascist ben of een zieke geest heb. Dat is allemaal dikke bullshit. Ik schrijf ook wel eens dat ik iemand folter of dood. So what? Ik denk dat ik helemaal niemand écht zou kunnen doden.'
'Laatst kwam er opeens midden in de nacht een muis te voorschijn in ons appartement. Nu is een muis totaal ongevaarlijk, maar je wilt hem niet in je huis hebben. We hebben toen muizenvallen gekocht. De eerste dag niets' De tweede dag komen we thuis en horen een gepiep. De muis zat met zijn staart in de val en leefde nog. Tania was in paniek: 'Wat moet ik doen?' 'Gooi ze in de Leie', zei ik, ook lichtelijk in paniek. Tania heeft toen de muis met muizenval en al in het water gegooid. Nou, die is daarna in een verschrikkelijke huilbui uitgebarsten. Ik voelde me mede schuldig aan de dood van die muis. Hebben we elkaar een uur moeten troosten. Als ik al zo kapot ben van de dood van een muis, wat moet het dan niet zijn om een mens te doden?'
'Eigenlijk kun je helemaal niks zinnigs zeggen over de dood. Mijn statement is: alleen de doden hebben het recht om daar iets over te zeggen. En dat doen ze niet, hè? Toen ik klein was, heb ik er altijd wel eens aan gedacht dat iemand uit de dood terug zou komen. In een naïeve bui heb ik dat nog wel eens. Ik heb ook wel eens gedacht: als ik dood ben, dan zal ik het wel doen. Het Jezus-syndroom, hè, terugkomen. Maar laten we daar toch maar sterk aan twijfelen.'