Dat was werkelijk een tijd geleden, dat ik nog eens zo onbedaarlijk heb gelachen om een boek. En geloof me, ik heb mezelf wat humor betreft echt niet op dieet gezet: ik verslind iedere Letter van Ronald Giphart en Tom Lanoye, probeer ieder televisie-optreden van Stephen Fry en Hugh Laurie te aanschouwen, en herlees geregeld mijn Robert Benchley en Dorothy Parker.
En natuurlijk ben ik belijdend lidmaat van de enige echte Herman Brusselmans-fanclub.
Tussen 1982 en 1994 schreef Herman Brusselmans (geb. 1957) zestien hoeken, waarin sterk op hemzelfgelijkende figuren zich vanuit een wurgend soort levensangst overgaven aan leeg- en volloperij, vrouwen en veel slap geouwehoer. Maar nu is het 1995, en nu is er 'De terugkeer van Bonanza', een ongehoorde ommekeer in zijn oeuvre. In dit boek is namelijk ene Guggenheimer de hoofdpersoon, een grootmogol van de commerciële televisie, een man die van 's ochtends vroeg tot's avonds laat wodka (met veel ijs en zonder citroen) drinkt. die zijn BMW (735i) als zijn enige afgod erkent, die eigenlijk alleen in anderen geïnteresseerd is om te vernemen wat voor auto zij rijden en waar zij geparkeerd staan, die vriend en vijand tegen elkaar uitspeelt om zelf on top te blijven, die het belachelijke plan ten uitvoer brengt om een remake van Bonanza op de Vlaamse televisie te krijgen, en die en passant cohorten vrouwen onderwerpt aan zijn seksuele appetijt.
Neenee, ontken het maar niet, ik hoor u zachtjes morsen dat er dus kennelijk niet zoveel veranderd is in het werk van Brusselmans. Dat alleen zijn hoofdfiguur een andere naam heeft gekregen. En dat er verder nog gewoon gezopen en geneukt wordt dat het een aard heeft. Hm, tja. Ik geef toe dat er toch enige continuïteit waarneembaar is.
Maar goed, Herman Brusselmans heeft zichzelf toch maar achtergelaten! Niet? Die Guggenheimer lijkt echt in niets op de schrijver zelf, hoor. Hij is de aangenomen zoon van een rijke Joodse zakenman, en daardoor naar eigen zeggen 'een stiefjood'.
En diezelfde oude baas zit nu in een tehuis en wil de Aanbidding van het Lam Gods op zijn rug laten tatoeëren. Van de Gebroeders van Eyck, ja, 'een der hoogtepunten van de christelijke schilder- en tattookunst', zoals Guggenheimer zich laat vertellen.
En eigenlijk heeft u ook wel gelijk dat ook ditmaal het waanzinnig slappe geouwehoer niet van de lucht is. Neem nu het volgende filosofietje van Guggenheimer: 'Op het gepaste moment het juiste werk verrichten, daar ben ik zelfs een heel groot voorstander van. Ik niet alleen trouwens, Karl Marx was er ook een voorstander van. Hij zei zoiets als, en ik citeer nu uit het hoofd, dus er kan een foutje insluipen - hij zei "Werk is..." Nee, hij zei het anders... Wacht even . "Werk, "zei hij, werk is... een goed middel om... " ja, ik heb het! "Werk," zei Marx, "is een goed middel om bezig te blijven. "Iets in die trant heeft hij gezegd, misschien met andere woorden, en uiteraard in het Latijn, want de geleerden schreven en zegden in die tijd alles in het Latijn, maar daar kwam het ongeveer op neer.'
Waarna hij vervolgens memoreert dat John Lennon gezegd zou hebhen dat werken 'een uitdrukkingsmiddel is geworden van de werkende klasse' is, wat maar weer bewijst dat de rijken altijd opdraaien voor de belastingen en de wereld beter af zou zijn zonder arme lieden. Hm, tja. Wat voor het overige niet wegneemt dat 'De terugkeer van Bonanza' een ronduit hilarische roman is, die merkwaardigerwijs ook nog goed afloopt. Voor Guggenheimer dan. En had ik overgens al verteld dat er in dit boek ook nog eens een grote hoeveelheid Echt Bestaande Bekende Belgen voorkomt? Nee? Bij dezen dan.
Ed van Eeden
Herman Brusselmans, De terugkeer van Bonanza. Uitg. Prometheus, 272 blz, prijs f 34,90.