Herman Brusselmans' laatste boek, Dagboek van een egoïst, heeft veel van een gevecht tegen de verstikking. Een literaire verstikking uiteraard; maar daarom nog niet minder benauwend. Meer autobiografische schrijvers hebben er last van. Hun leven bestaat voornamelijk uit schrijven en over dat leven schrijven zij. Met als gevolg dat zoj uiteindelijk schrijven over het schrijven en het is die zelfbeperking die de benauwdheid tot gevolg heeft. Natuurlijk is de benauwdheid niet alléén een gevolg van het schrijven. Het schrijven is per slot van rekening tevens een middel om andere, existentiële beperkingen te boven te komen. Bij een auteur als Brusselmans (maar hetzelfde geldt voor Gerard Reve of Jeroen Brouwers) gaat het dan ook nooit uitsluitend om het schrijven. Maar het gaat om liefde, literatuur en dood, of zoals Brusselmans in zijn Dagboek van een vermoeide egoïst schrijft: om "ongelukkige liefdes, angsten, problemen met het witte blad". Het leven valt niet volledig met het schrijven samen.
Aan de andere kant neemt bij hen het schrijven niet erg veel vrijheid om zich van het leven los te maken. Zowel Reve, Brouwers als Brusselmans beklagen zich over hun gebrek aan fantasie. Brusselmans schrijft bijvoorbeeld dat hij niet in staat is "een aanvaardbaar, fictief, uit mijn duim gezogen gelogen verhaal" te vertellen. En ter ondersteuning van deze bewering laat hij pogingen om het tegendeel te bewijzen (hij peinst over een historische roman die in de Honderdjarige Oorlog zou moeten spelen) moedwillig mislukken.
Alleen al de titel vani Brusselmans' boek (het gaat om het dagboek van een egoïst) toont aan dat de schrijver zich goed bewust is van wat hij doet. Zo'n titel typeert ook de mate van zelfspot en ironie waarover hij beschikt. Dezelfde ironie is aanwezig aan het slot van het boek, waar Brusselmans met bijna bijbelse allure aankondigt: "Alles zal fictie worden", om zich vervolgens uit het raam van zijn flat te storten.
Wie zich zozeer in een impasse heeft gemanoeuvreerd kan zich alleen nog met humor redden. Brusselmans heeft dat (anders dan Brouwers) goed van Reve begrepen. Maar de impasse zelf wordt er niet door tenietgedaan, en het gevaar van uitholling en herhaling waaraan Reve in zijn laatste werk zo zeer ten prooi is gevallen, bedreigt ook Brusselmans. In het Dagboek van een vermoeide egoïst is dat al duidelijk merkbaar.
Het boek bestaat uit drie delen, voorzien van de enigszins melige titels: "de halve roman", "de andere halve roman" en "de anderhalve roman". De tekst is een verzameling kortere of langere aantekeningen over onderwerpen die Brusselmans' trouwe lezers bekend zullen voorkomen. Behalve over het schrijven als "beroepsschrijver" piekert Brusselmans over zijn liefde voor echtgenote Gloria en vriendin Mabiche, verder is er een meisje dat hij Atma noemt, hij denkt terug aan zijn jaren in Brussel, haalt een paar jeugdherinneringen op, bezoekt een concert van David Bowie en maakt zich druk (zonder resultaat) over zijn eigen drankgebruik en sigarettenverslaving.
Erg veel verrassends of opwindends bevatten deze aantekeningen niet, zeker niet in Het eerste deel van het boek. Vandaar mijn opluchting toen ik na tachtig bladzijden, aan het begin van het tweede deel, las: "Ik had Gloria verlaten en ergens een kamer gehuurd en niemand wist waar ik woonde.. " De schijnbare nieuwe start blijkt echter al na een paar bladzijden een kunstgreep te zijn. In het leven dat Brusselmans beschrijft is niets veranderd, maar al spoedig blijkt er in zijn schrijven wèl iets te zijn veranderd: de rest van het tweede deel en het gehele derde deel vertonen in elk geval meer variatie en inventiviteit dan het eerste deel.
Een beetje nauw is het filmscenario waar Brusselmans in het tweede deel als co-auteur aan meewerkt, maar de afsluitende conversatie met alter-ego en boekhouder Kronenburg blijkt een interessante nieuwe benadering te zijn, in de vorm van een literaire verlies- en winstberekening, van de impasse die Brusselmans als schrijver exploiteert.
In het derde deel wordt het boek zelfs bijna levendig, wat een kunststukje mag heten, want Brusselmans doet niets anders dan een donderdags avondje uit in Gent beschrijven, hetgeen resulteert in vele bladzijden oeverloos geouwehoer. Maar daarin is Brusselmans zoals bekend een specialist. Aan het slot van de avond bezoekt hij samen met een ander alter-ego (dat "De Bezopene" wordt genoemd) diens ouderlijk huis en onderstreept zo nog eens de cirkelgang waarin dit schrijven zich beweegt. De ontsnapping die de drank heet te zijn voert hoogstens terug tot de oorsprong, en dus verandert er in feite niets.
Toch lijkt Brusselmans in Dagboek van een vermoeide egoïst wel een alternatief voor zijn huidige benauwde situatie te willen suggeren. Bijvoorbeeld daar waar hij zich voorneemt een "echte" roman te schrijven: "Over de jaren tachtig en de bom en de ramp te Zeebrugge en kolonel Kadaffi en Aids en dat de hongersnood na de geste van Bob Geldof nog is toegenomen en dat de paus een klootzak is en over een miljoen andere dingen behalve over m'n eigen angsten en verliefdheden en navelstaarderijen..."
Het is echter van meet af aan duidelijk dat deze roman nooit zal worden geschreven. Brusselmans wekt niet de indruk er enige behoefte aan te hebben zijn angsten, verliefdheden en navelstaarderijen in te ruilen voor het wereldleed. En ik denk ook niet dat er iemand is die zoiets van hem verlangt. Het contrast tussen het wereldleed en de particuliere besognes heeft zelfs iets goedkoops en leidt af van de kern van Brusselmans' naar mijn idee wel degelijk aanwezige literaire impasse.
Die kern heeft niet zozeer iets te maken met zijn autobiografische fixaties, als wel met de manier waarop hij die fixaties literair verwerkt. In zijn vorige boeken hield hij ze steeds bedekt met een dun laagje fictie. In Dagboek van een vermoeide egoïst heeft Brusselmans de vrijheid die dat bood prijsgegeven -voor een rechtstreekse beschrijving, waardoor ook de kwestie van het schrijven zelf aan bod kan komen.
Maar is dat een verbetering? Zoveel interessants heeft Brusselmans over het schrijven nu ook weer niet te vertellen. En na in zijn interview met de Volkskrant (27 januari) te hebben gelezen dat hij graag de "gemakkelijke humor" zou willen inruilen voor de "ernst van de literatuur", houd ik helemaal mijn hart vast. Want één ding weet ik zeker: de beste stukken in Dagboek van een vermoeide egoïst zijn die welke niet over de ernst van de literatuur gaan, maar wèl van gemakkelijke humor getuigen.
Herman Brusselmans: Dagboek van een vermoeide egoïst. Uitgeverij Bert Bakker, f 24,90.