Telkens wanneer Herman Brusselmans een nieuwe titel op de markt heeft, pleegt de recensent steeds zijn zelfstukje, waarin hij schrijft dat Herman Brusselmans steeds zijn zelfde boek schrijft. Zoiets verveelt. Het wordt tijd dat of Brusselmans of het gilde der recensenten de pen neerlegt. Afgaand op de vele boekenarbiters is het verzameld werk van Herman Brusselmans overbodig druksel; één boek vat ze tenslotte alle samen en een beetje stoutmoedig mens bundelt het hele oeuvre van deze schrijver in een enkele zin. Waarschijnlijk wordt dat: "Doch dit terzijde." Wat de perfecte laatste regel van een haiku zou kunnen zijn. Een groot talent, en dus miskend. Niet dat Brusselmans gebrek heeft aan recensies waarin hij tot 's werelds belangrijkste auteur wordt gebombardeerd, iemand wiens knieën zich ter hoogte van Hugo Claus' aureool bevinden. Ja zeker, die recensies bestaan, Herman Brusselmans schreef ze zelf. En ja, ze werden gepubliceerd. In de krant, jawel, De Morgen, niet bepaald een vod. Hoezeer het eskader literatuurpausen en letterprekers Brusselmans ook heeft uitgespuwd, verbrijzeld en geminacht, hij ligt altijd op hun tong, hun hele mond zit ermee vol. Het gros van de Vlaamse debutanten maakt het mee dat hun tijdens hun allereerste interview naar hun mening over Brusselmans wordt gevraagd. Niet over Pjeroo Roobjee, niet over Pol Hoste, schrijvers met een buitengewone hoeveelheid lef in de pen, die met de machete nieuwe paden hakken in het letterland en daardoor niet het boek schrijven dat wordt gekocht als kerstgeschenk. Brusselmans! Een mening over Brusselmans! Want die kent iedereen. Minstens zijn kop. Een kop die meningen uitlokt. Af en toe, off the record, en al dan niet als een staaltje interviewtactiek, wrikt de journalist een prille schrijversmening los door alvast zelf te verklaren dat Herman Brusselmans kan schrijven. Zoiets te beweren is een tikkeltje stout zelfs; de interviewer loopt daar het risico zijn credibiliteit te verliezen. Maar het klopt. Brusselmans kan schrijven. Het probleem is: dééd hij het maar. Hij kan schrijven, als hij wil. Maar hij wil het niet. Dat kunnen blijkt uit elke regel die hij op papier zet. Die jongen heeft gelezen, kent zijn klassiekers en heeft het metier van zijn meesters voortreffelijk ontleed. J.D. Salinger op kop; hij zou The Catcher in the Rye jaarlijks herlezen. Herman Brusselmans is een schitterend lezer, dat mag hij schroomloos op al zijn achterflappen zetten. Zo goed heelt hij gelezen, en zo goed heeft hij in de trukendoos van anderen zitten graaien dat het voortdurend in de lucht hangt dat hij ooit eens vriend en vooral vijand zal verbluffen met een boek dat om een literaire reden de toptien-lijstjes kroont. We vlechten onze vingers en wachten. Wat die lijstjes betreft heeft hij trouwens geen klagen. Lulu Wang ook niet. Al is het uit den boze te beweren dat mercantiel succes per definitie gepaard gaat met gebrek aan kwaliteit - waar haalt men het lef vandaan de smaak van de massa te onderschatten. Vergaten wij Geheime kamers? Vergaten wij Marcel? Brusselmans verkoopt; van alle Vlaamse schrijvers is hij zonder twijfel de populairste - Brusselmans is een schitterend verkoper, dat mag hij schroomloos op al zijn achterflappen zetten - dus wie zijnde kukels die beweren dat hij een zondagnamiddagspennist is? Herdruk na herdruk beleven zijn titels. Ofzoals zijn uitgeverij ooit uitpakte met een parodie op de reclameslogan van een warenhuisketen: "Een miljoen lezers, dat moet je verdienen." Verdienen doet hij. Tot groot ongenoegen van auteurs die een quotum vanvijf regels per week halen. Tot groter ongenoegen van auteurs die met hun sipste gezicht op de deur van de dienst 'subsidies' kloppen. Die na hun schrijfarbeid taxichauffeur moeten spelen, of bouwvakker. Mocht daar nog aan getwijfeld worden: van schrijven kun je leven. Van zondagnamiddagschrijverijen kun je uitstekend leven. Appelaars voor de dorst, zo-waar. Wie weet heelt hij zijn rente op de Nobelprijs al een tijdje bij elkaar, waarom hem nog in ontvangst nemen? Sinds de televisie een prominente plaats in de huiskamers van dolgelukkige gezinnen opeist, werd deur-aan-deurverkoop een elastisch begrip. Dat miljoen lezers, daar zal de televisie niet vreemd aan zijn. Vaakst geciteerde zin van Brusselmans is 'Ikdankuvooruw(w)aandacht', toevallig het zinnetje waarmee hij ooit wekelijks een televisieprogramma afsloot. Je kunt als geniaal auteur de pech hebben dat men boven al jouw meesterlijk gefabriceerde regels net dat ene literaire folietje verkiest. Hij wordt tenminste geciteerd, ah bon, en hij kan schroomloos op al zijn boekomslagen een stickertje kleven: 'Gezien op TV' En hoe zagen wij hem op teevee! Steeds bereid tot het opzetten van een grote bek. Tegen de schenen trappend van al wie televisieroem verwierf. Fijntjes zijn uitspraken bevleugelend. Tot zijn intelligentste inzichten moeten wij rekenen dat de vrouw van een geniaal schrijver in de keuken moet staan en dat vrouwen niet kunnen schrijven. Dat laatste lijdt geen twijfel; Kristien Hemmerechts is een man. Het is feest als Brusselmans de helft van ons breedbeeld inneemt, de televisiemakers zijn dol op zijn narrenrol. Helaas slingert hij makkelijker scheldwoorden in het rond dan hij zelfkritiek verdragen kan. Een schrijver hoeft niet mondig te zijn, hij moet kunnen schrijven, en dus verlaat Brusselmans de studio zodra het hem te heet wordt. Het zou niet de eerste keer zijn dat hij voor een camera de kijker verrast met de woorden: "Dit is de laatste keer dat ik op televisie ben geweest." Dit nadat is gebleken dat de meesterschimper zelf nogal vlug op de pik getrapt is. De maakbaarheid van een hit ligt niet voor de hand. Ondanks het feit dat wij dagelijks Bach uit vele mobiele telefoons horen schallen, stijgt de verkoop van zijn orgelwerken niet. Het is foutief te denken dat je alles leert smaken omdat het, desnoods met geweld, in je strot wordt gestampt. Brusselmans gaf trouwens zelfal aan dat Boudewijn Buch niet van het scherm te branden is en dat zijn boeken desondanks niet verkocht raken. Omdat Buch een flutschrijver is. Dat laatste lijdt geen twijfel; Buch is een vrouw. Slechte recensies schaden niet. Brusselmans is voorzover ik weet de enige auteur die de guts had om barslechte quotes op zijn achterflappen te citeren. Ieder zichzelfrespecterend schrijver zou gaan wensen dat de pers hem met de grond gelijk maakt - verkoopt hij tenminste ook eens wat. Wie zijn eigen PR weet te verzorgen, beseft dat er meer is dan alleen TV. Van het omslag van Het mooie kotsende meisje werden T-shirts gedrukt. In Praag doet Kafka het niet slecht als motiefs op goedkoop textiel; waarom zou het niet lukken met een nog levende schrijver, zeg maar gerust.' cultfiguur? Toen Ex-drummer op de markt kwam, viel Brusselmans her en der te bewonderen als roffelaar, waardoor enkelingen zich afvroegen of hij nu slechter was als drummer dan als schrijver. Een Gentse designwinkel heeft ostentatief een aantal titels van de bekende buurman in de etalage pronken. Ook aanbevelenswaardig als promotiemateriaal is het aanvaarden van bijrolletjes in allerlei B-filmpjes en prulseries - een krukkige tot hilarische acteerprestatie speelt zelfs in het voordeel. Allemaal dingetjes die helpen, het te eren kleine. En bovenal heeft de verkoopbewuste Vlaamse schrijver een wekker die afloopt als de Antwerpse boekenbeurs haar deuren opent. Net zoals een ongesigneerd exemplaar van Jef Geeraerts als collector's item bekendstaat, kennen wij ook Brusselmans als het vaste meubilair van deze jaarlijkse massabedoening.Herman Brusselmans is de boekenbeurs.De rijen voor zijn signeertafeltje zijn gigantisch - veel langer mogen ze niet meer worden of men moet een nummertje trekken. Niet vies van een stunt meer of minder krabbelt hij met perfect gevoel voor fiming een gedicht op de rug van een bloot vrouwmens, waardoor enkelingen zich afvragen of het model al dan niet lelijker is dan het gedicht, en plaatst hij zijn handtekening op meisjesbuiken in plaats van op papier. De literatuur leeft. Literatuur is hip. Tuurlijk zit Brusselmans in een slachtloflerrol gedrongen. Alsof hij al dat spektakel voor de lol bedenkt. De tijden dat de uitgever nog aan promotie deed, zijn vervlogen; het is aan de auteurs om zelfaan hun roem te timmeren. Zijn uitgever is zich ervan bewust op dat vlak een voorbeeldige scribent in zijn fonds te hebben. Toen Brusselmans incognito een van zijn typoscripten naar de redactie stuurde, werd het afgekeurd. Een standaardbriefje met de nodige dank voor het vertrouwen dat in het fonds werd gesteld. Daar ligt de grootheid van Brusselmans, dat hijzelf het was die dit weetje onder demensen bracht. Fen doodeerlijk mens, recht voor z'n raap, niet te belabberd om toe te geven dat het schrijven van een meesterwerkje niet aan hem is besteed. Maar alles bij elkaar is dat toch een tikkeltje verwarrend: de ene keer benoemt hij zichzelf tot de grootste auteur van ons taalgebied, de andere keer vertelt hij zijn lezers dat ze amateurwerk hebben gekocht. Maar telkens opnieuw doet hij dat in krachtige bewoordingen. Tamelijk charismatisch. De mensen houden van zijn rechttoe en zijn rechtaan. Ze houden van zijn straatgootwoordenschat, zijn jeugdhuispraat. Bij hem heet een kut een kut. Ze houden van hem en ze vinden hem ook kut. Het dwingt respect af dat de jarenlange tegenwind hem niet ontmoedigt - echt waar - dat de hem aangewreven dt-fouten zijn schrijfhand niet verlammen. Als hij zin heeft om barslecht te schrijven zal hij barslecht schrijven; niemand die hem op een ander spoor zal zetten. Dat is klasse. Vlaanderen houdt van renners die drie uur achterstand op de voorlaatste hebben, maar koppig blijven beuken op de fiets. Een volk van volhouders. Een ding staat als een paal boven water: de naam Brusselmans zal blijven ronken. En academici hebben weinig andere keuze dan 'm ernstig te nemen. Het is een naam die net als W.P. Hermans, Hugo Claus, Gerard Reve, het debat omtrent censuur doet oplaaien. Kun je iemand ongestraft uitkafferen zoals Brusselmans het voortdurend in zijn boeken, en daarbuiten, doet? Op de universiteiten stelt men die vraag anders: moeten wij het gescheld in dat boek toeschrijven aan de implied author, aan de dramatized author, of aan de dramatized narrator? Brusselmans zelf moet zich moeilijk te genezen breuken lachen als hij merkt dat hij voer voor linguisten is. Hij die zelfgermanist is. Hij die zelfop zo'n manier met de taal omspringt dat geen mens het voor waar neemt dat hij germanist is. Dat laatste kan en mag als een compliment worden beschouwd. Van alle lauwerkransen en prijzenpotjes die een schrijver te beurt~kunnen vallen, wordt het de hoogste tijd dat hij die van Het Vrije Woord in ontvangst neemt, een pluim die op de hoed wordt gestoken van iemand wiens mond niet dicht te nieten is. Geen onnuttige prijs; veel Vlamingen stappen immers naar de stembus met de vraag monddood te worden gemaakt. Wat dat betrefi heb je geen betere kanonsbal richting uiterst rechts dan Brusselmans. Want een blad voor de mond nam hij nog nooit. Wie is tenslotte vrijer in zijn woordgebruik dan hij die beweert dat ontwerpster Ann Demeulemeester haar op d'r rug en schots en scheve tanden heeft, en dat de schrijver Herman Portocarero een windbuil en een Antwerpse blaas is. (Merk de klasse van de auteur, hoe hij fijntjes aantoont dat 'Antwerpse blaas' geen pleonasme is - zie je wel dat hij geen vlieg kwaad zal doen?) En hoe franjeloos is dat woordgebruik; ook de imbeciel heeft recht op relevante informatie. Belichaamt Brusselmans hier niet de democratie, en verdient hij nou echt geen pot bloemen van geen enkele jury? Hij zal altijd iets onoverwinnelijks blijven hebben, ondanks de mate waarin hij genegeerd wordt door de gezegende meningen van notoire literatuurkenners. Brusselmans is en blijft belangrijk in zijn volstrekte onbelangrijkheid; zijn dood zal een stevig item in het journaal zijn; te Hamme, het dorp van zijn jeugd, zal een straat naar hem worden genoemd en de duiven zullen zijn standbeeld beschijten. De grote verdienste van Herman Brusselmans is alles wat hem ten laste wordt gelegd.