Vorige week uw Logica voor idioten gelezen. Mooie titel. Ik had nooit eerder iets van u gelezen, maar merkte meteen hoe bijzonder u bent. Als gevolg van een beroepsdeformatie - ik ben vertaler - lees ik proevend. Ik onderga hoe iets er staat, en u smaakt, anders dan bijna alles wat ik afgelopen tijd las. U behoort tot het gilde nihilisten dat de als zodanig ervaren zinledigheid met geest bestrijdt. U kruist de degens met wanhoop en walging. Nabokov, Vestdijk, Borges, Reve, Grunberg in spe, u: ik klap voor de virtuositeit waarmee van niets iets wordt gemaakt.
Wel raakte ik in de war. Ik ervoer mijn kongsie met u als vals, want u wenst al uw bewonderaars op z'n minst Creutzfeldt-Jakob toe, behalve uw geliefde Phoebe, maar of zij uw boeken leest weet ik niet. U zou mij ook kwalijk bejegenen en mij enge lichamelijke gebreken toeschrijven die ik niet heb. Ik dreigde afstand van u nemen.
Die reserve duurde kort want natuurlijk, u dramatiseert, en ik wil u niet anders lezen dan als fictie. Kan me niet schelen hoe u in het echt bent; als schrijver druk ik u aan het hart. Maar toen ik Logica uit had, was er nog wat: Ik praatte erover en sommigen begonnen meewarig te doen. Ze hadden u ooit bewonderd, vooral om een boek waarin uw 'ik' op kantoor werkt, maar ze waren opgehouden u te lezen. Ze zeiden lelijke dingen: dat u uzelf herhaalt, dat eeuwige pubers geen risico nemen, dat u melig bent, maar ik zie geen link. Soms gaat veel van hetzelfde tegenstaan; dat is persoonlijk.
Dubbel blij was ik met mijn late liefde, want anders had ik Logica misschien -'je kunt best een Brusselmans overslaan' - gemist. Ik ga alsnog uw kantoorboek lezen. Iemand gaf me het fanmailig boekje Wie is Herman Brusselmans en waarom? Ik weet niet of ik dat ga lezen.
Logica getuigt van een romantisch geloof in liefde. Dat zorgt voor een spanning die u vast nooit eerder had. U drijft er de spot mee, bedenkt een kitschvisioen met sneeuw, violen en bloedende meisjes, maar wuift het later achteloos weer weg! Het was maar een van uw running gags, en dat wisten we. Ik doopte uw boek schertsenderwijs 'Het lijden van de niet zo jonge Herman', maar laat ik niet doen of ik leuk ben, zoals u.
Er is behalve Phoebe en uw formuleerdrang geen kader voor het parate hoofd en hart van uw ik-persoon, want wat anderen hebben klaarliggen, de succesfeesten die u afloopt en beschrijft, mikt u liefst in de vuilnisbak. Phoebe is min of meer afwezig, net als Dulcinea, de ideële geliefde van Don Quichot. En net als Don Quichot bent u haar, de verleidingen ten spijt, honderd procent trouw. Het toont uw bereidheid tot liefde. Uw boek is daardoor een bijzonder soort liefdesroman, of anti-liefdesroman, dat maakt niet uit.
U heeft, hoor ik, hilarische satire geschreven, met de focus verder buiten uzelf. Zie je wel: volgens mij herhaalt u zich nooit, alleen in stijl, en dat moet zo blijven. Mocht u op korte termijn toch kiezen voor een drastische omslag, dan één ding: omarm de religie niet. Die is hier te lande afdoende vertegenwoordigd met Reve en Kellendonk. Laat die beker aan u voorbijgaan. En alstublieft geen zelfmoord! Moed houden! Mocht, ten slotte, het geluk tussenbeide komen in de vorm van een geslaagd huwelijk met Phoebe of anderszins, dan zal ik u als schrijver betreuren.