Het grote Herman Brusselmans interview Nadat we de speurtocht naar het huis van Herman Brusselmans hebben afgesloten en we een klein kwartiertje te laat aankomen kunnen we met het interview aanvangen. Als we de vragen beginnen zitten we in de nieuwe huiskamer van Herman en z'n vriendin (en natuurlijk Woody) maar aangezien z'n vriendin haar verjaardag viert verplaatsen we onszelf naar het dakterras. Daar zittende kan het interview echt beginnen.
Stefan: Voor dit interview zijn we afgereisd naar het Belgische Gent alwaar we op dit moment thuis zitten bij Herman Brusselmans, schrijver van een oeuvre waar iedere beginnende schrijver alleen maar van kan dromen. Herman is ook de schrijver van zijn op één na laatste zeer omstreden boek "Uitgeverij Guggenheimer".
Stefan: Om te beginnen, hoe staat het daarmee?
Herman: Het proces ten gronde komt in november. Het is afwachten, natte vinger, fifty-fifty, ik heb kans om te winnen en kans om te verliezen.
Stefan: Dat is alleen voor België of ook voor Nederland?
Herman: Nee, het proces loopt in België maar het verbod op het boek geld voor het hele Nederlandstalige gebied. In welke vorm dan ook, dus niet op internet, niet in een verzamelboek of whatever. Het mag gewoon niet meer verspreid worden.
Stefan: Je bent dus een schrijver die erg veel schrijft, hoe gaat dat schrijven bij jou in z'n werk, denk je bij alles in het dagelijks leven na of je het in je boek kan verwerken of gaat dat compleet anders?
Herman: Het hangt er vanaf wanneer ik met een boek begin en dan gebruik ik wel dingen die in m'n hoofd zitten of die ik beleeft heb. Meestal zit het in m'n hoofd want ik noteer niet zoveel. Ik ben eigenlijk ook continu bezig met schrijven. Het is niet dat ik tussen twee boeken in materiaal verzamel voor het volgende boek, maar dat materiaal tussenin gebruik ik ook voor allerlei andere dingen. Ik heb nu net bijvoorbeeld een opdracht gekregen voor een vrij lang verhaal voor een motorentijdschrift dus dan gebruik ik daar dingen in die ik, mocht ik aan een boek aan het werk zijn, misschien in dat boek had gebruikt, die stop ik nu in dat verhaal over die motoren. Er is zo oneindig veel materiaal beschikbaar dat ik nooit zoiets heb van "shit ik gebruik dit nu dus dan kan ik dat niet voor wat anders gebruiken", dan is er weer ander materiaal beschikbaar.
Jorn: Schrijf je ook anders sinds Uitgeverij Guggenheimer verboden is, bijvoorbeeld bij Vergeef me de Liefde?
Herman: Ja, het is ook met een andere toon, een andere aard, in die zin dat men niet zich nogal blindstaart op die guggenheimer. Zo van "die Guggenheimer dat is verboden dus kan die niet meer op dezelfde manier schrijven in z'n volgende boek”, maar dat volgende boek hoeft ook niet op dezelfde manier geschreven te worden, het is een heel ander boek. Als men zo redeneert zou het zijn alsof ik alleen maar kan schrijven als ik bestaande mensen kan beledigen, maar dat is zo'n miniem deel van mijn oeuvre. Dat beperkt zich tot die Guggenheimer-romans, dat zijn er drie en nog een aantal scheld-columns. Maar voor de rest word ik niet zeer beperkt door het feit dat ik geen bestaande mensen meer mag beledigen.
Jorn: Hoe heet Guggenheimer eigenlijk van zijn voornaam?
Herman: Dat is absoluut geheim, dat draag ik mee in m’n graf. Vooral omdat ik het zelf niet weet.
Jorn: In Vergeef me de Liefde zeg je dat je een dertiendelige cyclus aan het schrijven bent, je hebt wel eens eerder zulke dingen gezegd. Na "De man die werk vond" was je zogenaamd bezig met het boek "Negers".
Herman: Ik heb laatst ook eens geschreven in een column dat ik een militair handboek aan het schrijven was van 1200 pagina's. Van de week vroeg mij iemand, die geloof ik militair was geweest, dat ze met spanning zat te wachten op dat handboek. Ik heb al zo vaak geschreven ik ben met dat of dat boek bezig. Maar ik heb nu wel een idee voor een nieuwe roman.
Jorn: Maar die dertiendelige romancyclus die komt er niet?
Herman: Jawel die komt er wel, omdat om het even elk volgende boek kan daar onderdeel van zijn. … Dit boek nu, zoals ik het initieel in m’n hoofd heb is niet per se een autobiografisch boek. Dat is net, wat ik in Vergeef me de Liefde ook probeer te zeggen, ofwel niks is autobiografie ofwel alles is autobiografie. Per definitie is iedere zin die een schrijver – om het even welke schrijver – schrijft, autobiografisch omdat die uit zijn eigen kop komt. Als je autobiografie zo definieert, dan is iedere zin autobiografisch, anderzijds is niks autobiografisch tenzij de zin “Ik zit nu deze zin te schrijven”. Als je schrijft gisteren liep ik over straat dan wordt die zin al gekleurd door herinnering. En door de interpretatie, gisteren, was het gisterochtend of gisteravond? Enzovoort.
Jorn: Welke van de twee is voor jou dan werkelijk autobiografisch?
Herman: Nou; Ik schrijf deze zin. In de puurste vorm, daarom zeg ik dat autobiografisch eigenlijk ook ondefinieerbaar is. Tenzij mijn definitie en mijn definitie is: iedere zin die ik schrijf is autobiografisch.
Stefan: Even iets heel anders. Wat vind je ervan dat bepaalde boeken heel erg gehyped worden, bijvoorbeeld het boekenweekgeschenk in Nederland van Harry Mulisch. Er word meteen een grote internetsite bij gelanceerd e.d.
Herman: In deze tijd is alles hype. Alles moet verkocht worden. Alles moet gepromoot worden. Het product zelf is eigenlijk het minst belangrijke van het verkoopproces. Men creëert producten. Toen ik aan de universiteit zat moesten we een verhandeling schrijven over een hedendaagse filosoof en ik had een Amerikaanse filosoof die toen nogal hip was, jaren zestig, jaren zeventig. Boorstin heette die. Maar die man had het over de omkering van alles, en een voorbeeld dat ik daarbij verzonnen heb is; een parfummaker vond een nieuw parfum uit, dan werd er gezocht naar een model om dat parfum wat te promoten. Een leuk meisje die er wat uitzag zoals de ontwerper het parfum had bedoeld blablabla. Wat doet men nu, nu creëert men supermodellen en gaat men er een parfum bij uitvinden.
Jorn: Is de tijd van de supermodellen niet een beetje voorbij?
Herman: Ze hebben nu gewoon een andere vorm. Dat is nog zoiets, de supermodellen die worden ook gecreëerd. Men heeft een tijd de Claudia Schiffer, Cindy Crawford en Naomi Campbell modellen gehad, met andere woorden absolute schoonheden. Nu is er de tendens om meisjes te zoeken waar iets aan mankeert.
Jorn: Een kleine imperfectie.
Herman: Nou klein? Zelfs grote imperfecties, een beetje "scary"-achtige, op de rand van het lelijke zeg maar. Ik zat van de week in een programma met als thema schoonheid en daar zat zo’n Vlaams model die het helemaal aan het maken is, in de wereld zelfs. Maar dat meisje als je die zag schrok je ervan. Ze heeft hele uitpuilende ogen, hele grote tanden, heel mager en toch grote borsten, dus een beetje een vreemde verschijning. … Alles is hype.
Stefan: Maar bedoel je daar dan mee dat zo iemand als Harry Mulisch, waar de laatste tijd zoveel ophef over is, niet een goede schrijver is.
Herman: Nou nee, daar gaat het niet om. Voor de makers van de hype is het product niet belangrijk, maar dat sluit niet uit dat het product niet goed kan zijn. Ik bedoel mijn boeken worden ook gehyped, ik doe daar zelf voor een stuk aan mee. Maar je zal mij niet horen zeggen; ‘Ik schrijf zomaar een boekje omdat ik mee wil doen aan de hype rond mij". Tot aan een zekere grens moet je wel mee, want als je je spullen niet promoot dan verkoop je ze niet. En ik wil niet een schrijver zijn die door iedereen fantastisch word bevonden in de kleine kring van de literatuur. Ik wil gelezen worden en m’n boeken verkopen. Maar waar ligt de grens van de hype, nou die moet iedereen maar voor zichzelf bepalen. Gisteren werd ik bijvoorbeeld gevraagd voor – wat heet - een zeer succesrijk, veelbekeken tv-programma, als gast. Dat zeg ik af, waarom?, omdat het een quiz is en ik doe niet mee aan spelletjes of quizes, of quizzen. Weet jij wat het is?
Martine: Ik zou het niet weten.
Herman: Ik wil alleen maar meedoen aan een programma waarin mijn werk centraal staat. Waarin men zegt van, nou je schrijft in je boek dat-en-dat wat bedoel je daarmee.
Stefan: Net als een tijdje geleden bij Barend & Van Dorp?
Herman: Dat zat er meer tussenin. Maar ze vragen me wel naar aanleiding van mijn nieuwe boek, dus dan zeg ik wel eens, ik doe het.
Stefan: Dus om je nieuwe boek te promoten.
Herman: Ja, dat is promotie, maar goed er is niks verkeerds aan promotie, zolang het product centraal staat. Zolang het publiek weet, hij maakt geen promotie voor een stuk zeep of een nieuwe auto maar wel voor zijn nieuwe boek, want hij is een schrijver.
Jorn: Wat vind je van een voorpublicatie op internet zoals laatst Renate Dorrestijn en Stephen King hebben gedaan?
Herman: Een voorpublicatie is van alle tijden, dat is ook een vorm van promotie die ook met het product zelf te maken heeft.
Jorn: Maar hier werd het volledige boek gepubliceerd.
Herman: Ik zou dat niet doen, omdat ik niet hou van het internet als verspreider van literatuur. Call me old-fashioned, maar ik hou van een boek als boek.
Jorn: Dat maakt het toch een mooie promotiestunt, het gehele boek staat op internet maar niemand zal het op het scherm lezen omdat dat niet lekker leest. Maar er wordt wel veel aandacht aan het boek besteed.
Herman: Een stunt is allang geen stunt meer, je kan met internet ook niet meer stunten. Op vijf jaar tijd is internet niks nieuws meer, ik bedoel een boek op internet, pedofilie op internet, foto’s van parende egels op internet. Het internet is eigenlijk niets meer dan het gedrukte woord in een andere vorm, op een schermpje geplaatst in plaats van in een boek. Als je nu nog wilt gaan uitpakken met een stunt van: "mijn boek staat op internet", dan heb ik zoiets van: so what?
Jorn: Dus geen mooie promotiemogelijkheid.
Herman: Ik bereik misschien wel een ander publiek, maar dat is sowieso publiek die dat boek op internet gaan opmerken maar die het niet gaan lezen. Anders lezen ze het wel in boekvorm. Er bestaan nog echte lezers en die zullen altijd bestaan, het zit in je bloed om te lezen. Trouwens, je kan zeggen een boek op internet is fantastisch maar praktisch gezien schiet je er niks mee op omdat het veel vermoeiender is voor je ogen, je kan het niet in de trein lezen – of je moet je laptop bij je hebben - en ik hou er persoonlijk gewoon niet van.
Jorn: Interviews, vind je dat leuk om te doen of is dat echt alleen maar om een nieuw boek te promoten.
Herman: Nee, dat vind ik leuk om te doen.
Stefan: Zeg je dat nu omdat wij hier zitten?
Herman: Waarom zou ik dat zeggen? Het hangt er natuurlijk ook altijd vanaf wie het doet. Je hebt mensen die goed voorbereid zijn en je hebt mensen die slecht voorbereid zijn. Je hebt leuke mensen en je hebt minder leuke mensen. Je hebt mensen die het moeten doen omdat een krant gezegd heeft "ga jij die schrijver eens interviewen", en je hebt mensen die uit een soort van absolute belangstelling komen. Je hebt leuke meisjes die komen interviewen of erbij zijn, en dat werkt voor mij, ik bedoel het is een vorm van sociaal contact wat je hebt. En ik speel daar ook wel mee. Kijk, gisteren moest ik voor tien minuten interview naar Radio Donna, dat is tien minuten op een heel softe zender, de brede zender voor een breed publiek, ze leggen de nadruk op de jonge huisvrouwen. Dan kan je ten eerste zeggen: "voor tien minuten ga ik niet naar Brussel". Maar dan doe ik het wel omdat ik met die tien minuten een ander publiek bereik. Dat zijn de mensen die normaal zelden met literatuur worden geconfronteerd, ik word dan wel gevraagd omdat ik de vrouw die het interview doet lang ken en die wil mij dan per se in haar programma, maar ik heb dan altijd zoiets van laten we het leuk maken. Dan mailen zij: "wil je komen naar Brussel", en dan mail ik terug, "oké ik kom maar ik wil gehaald worden door een plusminus vijfentwintigjarig mooi meisje met leuke tietjes en een strakke blouse." Ze doen het dan ook, ze sturen dan zo’n meisje, nou dat vind ik dan leuk. Dan krijgt dat interview iets meer dan die tien minuten dat je weer je verhaaltje gaat opdreunen. Want de eerste vraag ging er dan over van: "je hebt geëist dat blabla en was het een leuk meisje?", en dan zit ik wat te slijmen over dat meisje, die dan zo’n kop krijgt. Dus je kan het zelf wel een beetje leuk maken.
Jorn: Je komt ook in aanraking met mensen waar je normaal gesproken nooit mee in aanraking zou komen, zoals bij Barend & Van Dorp: Ronald Koeman en Jiskefet.
Herman: Nou Herman Koch ken ik al een hele tijd, nou kennen, je komt elkaar natuurlijk tegen in het literaire circuit. … Dat is ook wel een mooi voorbeeld hoe het kan gaan met een interview, alleen al de setting: je hebt televisieprogramma’s waar je de eerste gast bent, dan ga je weg en dan komt de tweede gast. Maar hier was het: je gaat allemaal samen aan een tafel zitten. In dit geval was het zo dat ik over mijn boek zou praten en Koeman over het voetbal, maar omdat je allemaal samen zit krijg je een gesprek met vier of met vijf personen. En ik ken veel van voetbal en Koeman kent niks van literatuur dus wat gebeurt er dan, dan gaat bijna het hele gesprek in de richting van voetbal. Dan kan je achteraf ook zeggen dat je over voetbal hebt moeten praten terwijl je eigenlijk over je boek had willen praten, maar op dat moment heb ik daar ook geen last mee. Op dat moment zie ik dat voor hetzelfde geld als een voetbalinterview en dat kan me ook niks schelen. Dus het is niet zo dat ik echt als een idioot zit te wachten tot ik maar weer eens de titel van mijn boek kan vermelden. Ik hou net zo goed van een interview over voetbal, omdat dat dan een onderwerp is wat me interesseert. Dus ik ben niet het type dat alleen interviews om de promotie doet, dan moet je ook alleen aan grote kranten interviews gaan geven en niet aan kleinere tijdschriften want dat betekent promotioneel weinig of niks, maar dan doe ik het meestal dus wel.
Stefan: En net als bij Paul de Leeuw, wat vind je dan van zulk soort programma’s.
Herman: Bij Paul de Leeuw was het een van de slechtste interviews die ik ooit gegeven heb, omdat ik zelf heel slecht was. Het ging niet, ik vond het helemaal niet goed, en het lag niet aan Paul de Leeuw. Het lag misschien wel aan de dubbelpresentatie. Die Frans Bauer, die zat er toen bij, die echt zat te beven van de schrik voor mij, die waarschijnlijk gebriefd was dat ik een of andere "Dog from Hell" was ofzo. Zo’n interview is een optreden, een show, en soms geef je een slecht optreden en toen was het heel slecht. Maar op zich zou het heel dom zijn om zulk soort interviews te weigeren, het kan heel leuk zijn, het kan heel goed zijn. En het lag ook niet aan het feit dat het tussen Paul de Leeuw en mij niet klikte, want Paul de Leeuw is wel een fan, hoor ik zeggen. Wat er dan wel technisch gezien anders had gekund is dat ik voor het interview geen enkel contact had gehad met Paul. Dus ik had misschien wel een half uurtje met hem voor de uitzending moeten praten. Dat is een soort taktiek die men kiest of niet kiest bij zo’n programma en zij kiezen ervoor om geen contact te hebben tussen de interviewer en zijn gasten, misschien was dat wel beter geweest. Maar goed, ik was gewoon heel slecht.
Jorn: Je hebt gezegd bij Barend & Van Dorp dat je niet meer zoveel ging schrijven omdat de publiciteit eromheen je iets teveel werd.
Herman: Ja het is twee keer per jaar en het sluit wat aan bij die vragen over interviews. Ieder interview op zich vind ik leuk of wil ik iets leuks van maken samen met de interviewer. Maar als je er dan veertien op drie weken hebt, dan heb je op den duur ook wel zoiets voor jezelf, niet dat ik de veertiende interviewer kwalijk neem dat hij weer dezelfde vragen stelt, maar ik neem het mezelf eerder kwalijk dat ik weer hetzelfde moet antwoorden. En bij mij is het wel twee keer per jaar dat je zo’n twee maanden zit met interviews en promotie en weetikveel. En dat ben ik een beetje moe, maar het veranderd ook continu. Ik had zoiets van; nu begin ik pas weer met schrijven aan een nieuw boek in 2001 of 2002 zelfs, maar van de week had ik al een idee en ben al begonnen met notities nemen. Wat ik nu wil doen is een soort "post-war American novel" schrijven, dan bedoel ik zo de romans van Soul Bello in de jaren vijftig, Philip Roth enzo. Die stijl ook, wat Tom Wolfe nu ook doet, met veel personages, veel verwikkelingen en heel dik. Je legt de lat dan wel hoog en ik vraag me ook wel eens af, als ik dat ineens wil doen waarom ik heb ik dat nog niet eerder gedaan en tot nog toe zou het antwoord geweest zijn: omdat ik het niet kan, omdat die lat voor mij inderdaad te hoog ligt. Maar nu wil ik het eindelijk wel eens proberen, vooral ook omdat het tijdselement nu geen enkele rol zal spelen. Ik moet nu niet gaan zitten denken: "nou het is al mei en in november moet m’n nieuwe boek op de mark", nou nee, misschien is het wel november maar dan van 2003 of 2005. … Het idee is dat het gaat over drie paren, dus zes mensen die allerlei toestanden beleven. De werktitel is "De Schoonheid en de Paniek".
Stefan: Moet dat dan in dezelfde reeks als "Vergeef mij de liefde" komen?
Herman: Het zou geen ik-roman worden maar een van de hoofdpersonages zal wel veel van mij hebben, maar het zal geen schrijver zijn. Het is nog heel speculatief dat ik erover praat, voor hetzelfde geld ligt het idee morgen in de prullenmand, maar het zal wel een boek zijn zoals "Vergeef mij de Liefde" maar dan anders. Hetzelfde maar anders.
Stefan: Even iets heel anders, wat vind je van schrijvers die zich met heel andere dingen bezighouden dan schrijven. Zoals Tom Lanoye, die de politiek ingaat en Ronald Giphart die..
Herman: …hoofdredacteur van Rails word.
Stefan: Dat is hij inmiddels al niet meer, maar die gaat de politiek ook in, in de Utrechtse gemeenteraad.
Herman: Nou ik zal het nooit doen. Kijk in oktober hebben we gemeenteraadsverkiezingen in België en ik word continu gevraagd om op een lijst te gaan staan. En dat zijn meestal van die "leuke lijsten", met een paar Gentenaars die een beetje bekend zijn, zo van; we gaan het Vlaams Blok onderuit halen in Gent. Politiek is niet ludiek, politiek is niet leuk, politiek is een ernstig vak. Ik zeg altijd: "ik hou niet van amateurs, van niet-professionelen". Hoe fantastisch Tom Lanoye en Ronald ook mogen zijn in hun vak, dat betekend niet dat ze daarom goede politici zijn. Integendeel, een schrijver is eigenlijk helemaal het tegenovergestelde van een politicus, omdat een politicus continu werkt met compromissen en dat is net wat een schrijver niet mag hebben, de neiging om compromissen te sluiten.
Stefan: Maar dat ze bijvoorbeeld het theater ingaan?
Herman: Nou dat is wel wat anders omdat het theater is gebaseerd op tekst. Ik heb ook theater geschreven, ik schrijf alles. Ik heb nu een inleiding geschreven en de begeleidende teksten bij een erotisch fotoboek, ik schrijf voor motorentijdschriften ik ga nu een heleboel schrijven voor Euro 2000. Maar dat is ook literatuur, het hoogste in de literatuur, of de top in de literatuur is de roman. Andere schrijvers zullen zeggen, nee, dat is de poëzie, of het toneel. Maar voor mij is de roman het hoogste, maar dat wil niet zeggen dat een column of een gedicht of een toneelstuk of een essay of een stuk over motoren minderwaardige literatuur is. Dus alles wat als basis heeft het witte blad papier en de pen die dat papier vult kan literatuur zijn. Als je zegt een schrijver word politicus, nou dan zeg ik: die zou het beter niet doen. Als je zegt een schrijver gaat toneel maken, dan blijft hij een schrijver.
Stefan: We hebben je gezien bij Literair Culinair in Nieuwerkerk aan de IJssel en je was ook op het Lezersfeest in Rotterdam. Wat vind je van dat soort evenementen?
Herman: Dat hoort bij het vak van de schrijver, het is ook een keuze die je maakt. Er zijn heel veel schrijvers die dat niet doen, het is binnen hetzelfde vakgebied, maar het is een andere faculteit zegmaar. Het is niet dat je een goede tekst hebt geschreven die de lezer leest binnen een uur en zegt: "Nou wat een fantastische tekst", dat je die tekst ook fantastisch op het podium gaat brengen. En als je die simpelweg gaat voorlezen dat de toeschouwer zich ook amuseert. Je hebt schrijvers die totaal niet kunnen voorlezen, die denken; "voorlezen daar is niks aan, ik doe het gewoon, ik ga voor de microfoon zitten en lees m’n tekstje voor". Maar het moet meer zijn dan dat. Ik heb ervoor gekozen dat soort dingen te doen, maar ik heb er dan ook een soort van eigen stijl in proberen zoeken. Een beetje het lijzige voorlezen en zelf doen alsof het helemaal niet grappig is, en zo een soort van overdracht te krijgen waar het publiek wat aan heeft. Sommige schrijvers zullen dat beter niet doen. Er zijn ook een heleboel schrijvers die in de jaren tachtig toen Tom Lanoye en ik begonnen met zo’n soort van punk-achtig optreden die zoiets hadden van: "nou, dat hoort helemaal niet bij de literatuur, voorlezen moet bij kaarslicht met een glas rode wijn en een stilzittend publiek enzovoort". Toen die achteraf besefte dat er heel wat poen mee te vangen valt, zijn ze ook allemaal gaan voorlezen. En velen kunnen het gewoonweg niet. Voorlezen is acteren, een interview is acteren. Ieder mens zijn sociaal contact is slechts acteren.
Jorn: Wat vind jezelf je beste boek als lezer? Lees je je eigen boeken sowieso wel eens terug?
Herman: Tijdens het schrijven lees je het honderd keer natuurlijk, dan lees ik het nog eens als het manuscript klaar is, dan lees ik het nog eens als de eerste drukproef klaar is, en dan lees ik het boek zelf nog als het klaar is. En mijn beste boek vind ik toch wel "Vergeef mij de liefde", daar zit toch heel mijn schrijverschap wel in. Ik heb met verschillende boeken een speciale band, bijvoorbeeld "Het Zinneloze Zeilen" omdat het m’n eerste boek is. "Ex-minnaar", omdat ik daar toch wel heel diep ben gegaan. Puur op experimenteel-literair gebied vind ik "Ex-schrijver" wel een speciaal boek. Ik heb bijvoorbeeld geen binding met een boek als "Meisjes hebben grotere borsten als jongens", dat is geschreven in opdracht en het is kinderpoëzie die me sowieso al geen bal interesseert, dat is een boek waar ik niet echt wakker van lig. Een boek waar ik ook minder binding mee heb is "Ex-drummer" bijvoorbeeld. "De man die werk vond" dan weer wel … enzovoort.
Jorn: Op "De ultieme Herman Brusselmans site" staat een enquête waar mensen kunnen stemmen op hun favoriete boek van jou. Daar zie je dat ‘Uitgeverij Guggenheimer" toch ook bij de favorieten staat.
Herman: Die staat eigenlijk niet eens in mijn top 5. Die Guggenheimer-boeken die vind ik zeer leuk om te schrijven en ik kan me voorlezen dat het leuk is om te lezen, maar dat komt niet echt helemaal uit mijn hart.
Jorn: Zou die populariteit ook te verklaren zijn uit het feit dat het boek verboden is?
Herman: Absoluut. In november werd dat boek verboden, en in november/december moesten de formulieren ingevuld worden voor Humos/Koppel, een soort populariteitspoll die men ieder jaar doet. Beste zanger, beste optreden, beste cd, beste politicus, beste tv-maker, beste boek enzovoorts. Wel, daar heeft "Uitgeverij Guggenheimer" met straatlengte gewonnen. Mocht die enquete gedaan zijn net voor het proces of vijf maanden later, dan zou "Uitgeverij Guggenheimer" veel minder scoren. Omdat toen dat boek heel erg "hot" was en dat werkt nog wel een tijdje na, maar goed, dat blijft niet duren.
Stefan: Je boeken worden veel door jongeren gelezen. Zie jij jezelf als een jongere schrijver?
Herman: Ik ben geen jongere schrijver meer, ik ben tweeënveertig, op je tweeënveertigste ben je niks meer jong.
Stefan: Ik bedoel meer een schrijver voor jongeren.
Herman: Ah ja, ik kan het absoluut begrijpen dat dat gebeurt. Ik bedoel, mijn boeken zijn zeer leesbaar. Iedereen kan ze wel lezen, ook mensen van vijftien. Er zit toch wel het soort van jongensachtige branie in wat jongeren toch wel aanspreekt. Ik ben tweeënveertig en dus niet jong meer, maar ik straal toch wel – denk ik – naar mensen van vijftien a twintig jaar iets jongers uit dan bijvoorbeeld, Harry Mulisch ofzo. Of iemand van mijn generatie, zoals Marcel Möhring, dat soort mensen. Die zijn van mijn leeftijd en die schrijven in deze tijd, over deze tijd, maar ik denk niet dat zulk soort boeken zoveel jongeren aanspreekt. Als je schrijft over een man die met een motorfiets door de stad rijdt en lang haar heeft en luistert naar REM en Suede, dat spreekt jongeren iets meer aan dan een professor in de filosofie die dweept met Beethoven en keurig getrouwd is en een kindje heeft. Wat dat betreft vind ik het wel vrij logisch dat mijn boeken scoren bij jongeren.
Stefan: Wat vind je van literatuuronderwijs op scholen, ik weet niet hoe dat in België is maar in Nederland leest men een boekenlijst en daar worden dan een aantal vragen over gesteld. Wat vind je van die manier van literatuuronderwijs?
Herman: Het probleem is de tijd. Met literatuur kan je eigenlijk fulltime bezig zijn, vanaf de HAVO zou je al fulltime literatuur kunnen gaan geven, maar nu heb je acht uurtjes Nederlands in de week ofzo en dan krijg je vier uur taalkunde en dan nog wat anders en dan twee/drie uur literatuur. Waarbij de gemakzucht van de leraren er meestal voor zorgt dat ze zoiets zeggen van: "Hier is de boekenlijst, lees deze vijf dan maar en dan is het bon". Dat is de tragedie van het leraarschap, veel leraren beginnen gemotiveerd, maar zijn al snel die motivatie kwijt. Soms, maar niet altijd heeft dat te maken met het gebrek aan liefde voor het vak en de hele bullshit op die school zoals al die administratie. En dit mag en dit moet allemaal, waardoor veel van die leraren op den duur zoiets hebben van: "Ik geef gewoon wat ze mij opdragen, als ze zeggen een boekenlijst dan geef ik gewoon een boekenlijst". Marga Minco is al jaren een bestseller dankzij boekenlijsten, waarom?, omdat het Bittere Kruid zo’n dun boekje is en daar krijgt men dan wat duiding bij in de les geschiedenis want het gaat over de Tweede Wereldoorlog enzovoort enzovoort. Maar ik kan me moeilijk voorstellen dat zo’n leraar zegt tegen iedereen: "Lees De ontdekking van de Hemel van Harry Mulisch." Het feit dat ik scoor bij jongeren heeft niet alleen te maken met wat ik bij de vorige vraag zei, maar ook omdat ik door de opstellers van de boekenlijsten op een of andere manier een stempel heb gekregen van: "liever niet". Omdat ik sowieso controversieel ben, en als jongeren die zelf boeken willen lezen zien dat je niet op de lijst staat dan gaan ze dat sneller lezen, ’s avonds thuis. Wat dat betreft heeft het meer impact als je niet op zo’n lijst staat en niet mag gelezen worden dan dat je er wel op staat en je lezen omdat ze moeten. Dat is ook de reden waarom De man die werk vond scoort want die staat geregeld op literatuurlijsten, omdat het niet echt controversieel is en zo’n dun boekje is. (Lawaai van een rondvaart boot waardoor het interview even gestaakt moet worden.)
Herman: Toch hoop je dan dat zo’n boot eens zinkt. … Vorig jaar, even verderop, sprong er een vrouw in het water om zelfmoord te plegen. Die stond tot hier (wijst zijn middel aan) in het water, die dacht dat is hier heel diep maar het was maar 1 meter 20 of iets dergelijks. (Lawaai houdt op en het interview word weer opgepakt.)
Jorn: Zijn er ook boeken die je schrijft en die niet worden uitgegeven, die bijvoorbeeld in een kluis worden gestopt om na je dood alsnog uitgegeven te worden.
Herman: Alleen romanaanzetten, dat ik zelf zoiets heb, nou na een pagina of veertig ofzo, van dit werkt niet, dit is niet goed.
Jorn: Dus geen complete uitgewerkte romans?
Herman: Sowieso wordt alles per definitie gepubliceerd wat ik schrijf. Op dat niveau zit ik wel, dat kan nog veranderen, als je een paar boeken niet scoort dan is de kans groot dat er een punt komt dat de uitgever zegt: "nu slaan we maar eens over".
Jorn: Is er ook een moment waarop je genoeg boeken hebt geschreven?
Herman: Ooit bedoel je?
Jorn: Ja.
Herman: Nee ik denk het niet. Ik kan niet zeggen, "nou een schrijver moet vijftig boeken hebben geschreven en als hij dat heeft gedaan moet hij maar ophouden".
Jorn: Denk je dat je voor jezelf ooit krijgt dat je er geen zin meer in hebt.
Herman: Dat kan. Wat ik ondervind is dat bijvoorbeeld twintig jaar geleden dan kon ik echt acht uur zitten schrijven en ook nog zitten zuipen in die tijd, acht uur met een fles whisky. En nu is de actieradius veel minder geworden, nu moet ik na vier uur vaak al ophouden omdat ik hoofdpijn heb of whatever. Dus je wordt ouder. Vandaar ook dat ik het voor mezelf ook een verstandig besluit vind om niet meer mezelf die druk op te leggen van: "ik moet twee boeken per jaar schrijven". Ik wil het nu al eigenlijk rustiger aandoen. Niet minder schrijven maar er meer tijd voor nemen. Wat eigenlijk meer schrijven uitsluit.
Stefan: Is er een wezenlijk verschil tussen Nederlandse en Vlaamse literatuur?
Herman: Absoluut. Het feit dat de Vlamingen voor Nederlanders op een of andere manier toch van een andere planeet zijn en omgekeerd. Of bedoel je het meer op het gebied van thematiek enzo?
Stefan: Meer de verschillen tussen Vlaamse en Nederlandse literatuur in het algemeen.
Herman: Ten eerste hebben we dezelfde taal maar toch niet. Geef mij een boek en geef me één paragraaf en ik weet: dit is een Nederlander of dit is een Vlaming. Net zoals jullie het weten. Dus je zit al met dat taalkundige. Thematisch gezien, in Nederland wordt toch veel meer geschreven - denk ik - over deze tijd. Er zijn ook al veel minder Vlaamse schrijvers dan Nederlandse schrijvers. En die Vlamingen hebben toch ook altijd de neiging om te schrijven over de katholieke problematiek of romans waarin de tweede wereldoorlog nog een rol speelt of waarin de Vlaamse kleigrond een rol speelt terwijl Nederland… Nederland is ook hipper dan Vlaanderen. Je hebt Amsterdam, je hebt Rotterdam, je hebt Den Haag, je hebt Utrecht, je hebt noem maar op. Terwijl bij ons heb je Antwerpen, Brussel, Gent, en Brussel is al tweetalig.
Stefan: Maar Gent is toch tegenwoordig een beetje het "hippe" centrum?
Herman: Je moet dat ook de tijd geven om dat in de literatuur terug te vinden. Gent is nog niet zolang hip. Gent is hip geworden toen ik hier kwam wonen. (grijnst) Nederland is op allerlei gebieden, ook in de literatuur en in de kunst nerveuzer en sneller op de bal. Maar hoe dan ook je kan het ook gewoon bekijken zoals het is en zeggen: "boeken die in Nederland verschrikkelijk scoren die doen dat niet zo erg in België en omgekeerd". Ik kom in Vlaanderen eigenlijk per definitie sinds 1988 met ieder boek binnen in de top tien en ieder boek gaat meestal ook wel naar nummer één. Maar in Nederland heb ik nog nooit in de top tien gestaan. Ik heb ooit eens zeven weken in de Groene Rotterdammer…eh de Groene Amsterdammer gestaan, en dat is het ongeveer. Toch in die plaatselijke boekhandel gebonden top tientjes. Maar in de HP top tien of in de Vrij Nederland top tien, dus zeg maar de verkoop over heel Nederland daar ben ik nog nooit gesignaleerd. (Een week na het interview kwam Vergeef me de Liefde binnen op nummer 6 in de HP/De Tijd boeken top tien). Terwijl boeken die bij jullie weken lang op nummer één staan, Tessa de Loo en Helga Ruebsamen en noem maar op. Al die ouwe wijven die scoren hier totaal niet, Connie Palmen doet het wel, om één of andere reden. Kees van Kooten bijvoorbeeld verkoopt miljoenen boeken in Nederland en verkoopt hier bijna niks. Jules Deelder kent men hier niet, Gerard Reve verkoopt hier niks. Kijk, op televisie is er een tijd lang een fictieve reeks over advocaten en rechtzaken geweest, Recht op recht heette dat. Ik vond er zelf absoluut niks aan, niet echt goed gemaakt, beter dan het gemiddelde, maar goed, dat scoorde hier zeer zeer goed. Zo’n miljoen tweeduizend kijkers wat dus in Vlaanderen veel is. Nou dat is nu opgevolgd door Baantjer, een Nederlandse reeks, daar kijkt geen hond naar. Waarom? Het grote publiek heeft identificatie nodig en op een of andere manier als de mensen al raar gaan praten, wat Nederlands voor ons is, zoals Vlaams voor jullie raar is, dan verliest men al een stuk van die identificatie. Terwijl Piet Römer een goed acteur is en toch ook bij jullie superbekend en etcetera, alleen hij scoort hier niet. Maar ook de kijk in Nederland op literatuur is anders, er is al veel langer veel meer te doen over literatuur. Nu heeft iedere krant in Vlaanderen wel een soort van boekenbijlage of tijdschriften …een jaar of drie, vier geleden had ieder tijdschrift ineens een boekentoptien, maar dat is al gedaan, nu heeft men een gametoptien. Literatuur blijft in Vlaanderen zeer stiefmoederlijk behandeld. Bij jullie bijvoorbeeld, Mulisch dat is het monument op het moment, op dit moment? Al honderd jaar, maar goed. Maar die krijgt dan ook een zeker soort van maatschappelijke status, toen Hillary Clinton Nederland bezocht had je de Prins, de Burgemeester van Amsterdam en je had ook Harry Mulisch die meeging met de boot over de grachten.
Stefan: Maar wat vind je daar dan van, hij heeft zo’n status inderdaad, het is meer een soort pop geworden.
Herman: Het is in een stadium gekomen dat het een beetje lachwekkend is geworden, maar het is niet altijd lachwekkend geweest. Men heeft Mulisch toch altijd een zekere soort van serieux gegeven, die hij ook wel verdiende vind ik eerlijk gezegd. Dat heeft men hier met Claus ook gedaan. Claus is dan ons monument, maar Claus word ook nergens bij betrokken ofzo. Je zal Claus hier niet samen met Hillary Clinton door de grachten zien varen. Natuurlijk ligt dat ook aan Harry Mulisch, die man is zo ijdel dat hij waarschijnlijk zelf wel honderd brieven schrijft; mag ik mee met Hillary Clinton en dat men op den duur zoiets heeft van, nou laten we hem dan maar mee de boot in nemen. Claus heeft dat dan niet, maar hoe dan ook de literatuur word veel ernstiger behandelt, als een sociaal gegeven, of een sociaal element in Nederland dan in Vlaanderen. Hier ben je als schrijver ofwel een halvegare wereldvreemde man die bij het licht van een kaars een paar gedichtjes zit te schrijven ofwel word je behandeld als een soort clown en idioot zoals ik. Je voelt ook de receptie bij lezingen enzo, dat is veel anders hier als in Nederland. Als het avondvullende lezingen zijn dan is het drie kwartier lezen, pauze, drie kwartier vragen stellen. En in Vlaanderen moet je er echt aan trekken en aan sleuren tot iemand eens een vraag stelt en dan komt het wel langzamerhand op gang. En in Nederland gaat dat allemaal veel vlotter. Mensen kopen ook veel meer boeken na zo’n voorstelling, als mensen het een leuke lezing vonden koopt al snel zo’n vijftig procent of meer een boek. Hier in Vlaanderen mag je al blij zijn als je drie boeken kwijtraakt. De literatuur leeft hier veel minder dan bij jullie.
Martine: Mag ik ook wat vragen, of niet?
Herman: Tuurlijk.
Martine: Bij die lezing (In Nieuwekerk aan de Ijssel; red.) kwamen er ook gewoon mensen alleen voor het eten en dan zag je mensen die na afloop een enorme stapel boeken kopen.
Herman: Ja kijk, dat is toch wel typisch Nederlands.
Stefan: Dat was bij Ronald Giphart ook, we zaten bij mensen aan tafel die hadden nog nooit wat van hem gelezen en die kochten na afloop al z’n boeken.
Herman: Er is nu een discussie aan de gang over censuur in België. Ik ben dan de kapstok waar men alles aan ophangt. Mij werd dan dus ook gevraagd zelf een stuk te schrijven of te worden geïnterviewd, ik doe dat dus niet. Er is een literair tijdschrift, Nieuw Wereld tijdschrift dat censuur dus als thema heeft, op de cover, heb ik achteraf gehoord, sta ik met een plakkertje over m’n mond, ik heb het zelf nog niet gezien. Ook omdat het mij eigenlijk ook geen fluit meer interesseert, maar goed. Er worden dan in de krant ook wel stukken geschreven over dat tijdschrift en wat ik wel eens lees de laatste tijd is dat ik niet meer beschouwd word als een schrijver, maar als een fenomeen. Dus dat een heleboel mensen een mening over mij hebben zonder dat ze mijn boeken hebben gelezen. Je krijgt dan een soort status waarvan je enerzijds kunt zeggen dat het echt wel een serieuze status is die weinig schrijvers bereiken. Dus dan kan je zeggen dat ik het wel ver geschopt heb op de ladder van hoe bekend ben ik. Maar het heeft op dat niveau niks meer te maken met mijn boeken. Mensen lezen mijn boeken niet. En ik denk dat het in Nederland meer de tendens is: "Nou we gaan eens een mening vormen over die jongen maar we gaan eerst wel even zijn boeken lezen". Terwijl men in Vlaanderen zoiets heeft van "Nou daar is hij weer met zijn puistenkop, z’n lang haar, z’n motorfiets en z’n gedoe", zonder dat men die boeken leest. Men leest gewoonweg niet graag in Vlaanderen … sprak hij wanhopig.
Jorn: Het lijkt er de laatste tijd wel op dat je je wat meer op Nederland gaat oriënteren. Wat minder Belgische uitdrukkingen en woorden en dergelijke.
Herman: Ja, ik probeer altijd in zo correct mogelijk Nederlands te schrijven, behalve als ik personages opvoer die met elkaar praten moet ik ze niet teveel "doei" en "kopje koffie, lekker" laten zeggen, het moet natuurlijk blijven. Ik heb daar ooit discussies over gehad met mijn uitgever over waar de grens ligt met het Vlaams en niet-Vlaams en het Nederlands. Ik heb altijd gezegd, als er fouten in staan corrigeer ze, behalve als het in de dialoog staat van iemand die ik opvoer en die foutief Nederlands spreekt, dan moet je dat niet gaan corrigeren. Bij de uitgever weten ze nu waar het Vlaams hoort en waar niet.
Jorn: Heeft een uitgever veel invloed op een boek.
Herman: Nou zeker bij debutanten en mensen die niet verkopen. Dan kan de uitgever bepalen wat er moet gebeuren, maar als je geld opbrengt voor de uitgever, dan heb je wel veel inspraak.
Jorn: Jij hebt dus niet veel last van een uitgever die je probeert te sturen.
Herman: Nee. Nu bij Vergeef mij de Liefde is het boek gelezen door een advocaat, wel, zijn aanmerkingen heeft men mij wel voorgelegd. En die advocaat heeft een paar dingen geschrapt, met een paar van die schrappingen was ik het eens, met andere niet en daar hebben wij over gediscussieerd. Maar dat is een vrij uitzonderlijk geval. Dat was gewoon omdat het vorige boek was verboden en we moesten uitkijken dat het met dit boek niet dezelfde weg zou opgaan. Ik wil niet mijn uitgever in problemen brengen, plus ik ben niet het type dat zegt: "dat is mijn komma en daar blijf jij met je poten vanaf." Als iemand een idee heeft om die komma ergens anders te zetten om een betere zin te krijgen en ik ga daar mee akkoord dan wordt die komma verplaatst. Ik ben niet zo iemand die denkt dat hij de enige is die weet hoe hij een boek moet maken.
Jorn: Hoe lang denk je dat het nog gaat duren dat er een advocaat meeleest?
Herman: Dat weet ik niet, dat zal ook van het boek afhangen. Die advocaat is niet op mij afgestuurd terwijl ik aan het schrijven was, hij heeft het boek gelezen toen het klaar was. Of het bij de volgende boeken ook zo zal zijn dat weet ik niet, dat zien we per boek.
Stefan: Wat ik me nou afvraag, in je eerder boeken heb je toch ook al over mensen bepaalde dingen geschreven, waarom is dat juist bij Uitgeverij Guggenheimer mis gegaan?
Herman: Omdat één persoon de stap heeft gezet. Er worden pakweg tweehonderd mensen beledigd en één persoon zet die stap, had zij die stap niet gezet dan had er geen haan naar dat boek gekraaid. Ze heeft het recht om het te doen, iedereen is vrij om naar de rechtbank te stappen.
Stefan: Heb je met haar (Ann Demeulemeester red.) nog gesproken?
Herman: Nee, dat heeft ook geen enkele zin. Maar ik ken haar ook wel want Tanya (HB’s vriendin) zit in datzelfde milieu. Er is ook een aanvaring geweest tussen Tanya en Demeulemeester. Waarschijnlijk – want ik weet het niet honderd procent zeker – zat ik, toen dat akkefietje tussen hen was, op pagina zestig van Guggenheimer en dacht ik van … Tanya komt thuis, verteld iets over Demeulemeester, s’ avonds ga ik schrijven en dan komt die Demeulemeester in dat boek. Zo werkt dat als je met tweehonderd verschillende mensen werkt die je aanpakt. Als ik ’s avonds die-en-die omroepster op de commerciële televisie zie, komt die in het boek en mocht het een andere zijn geweest, dan was die in het boek gekomen. Men heeft ook ontdekt in de pers dat Tanya die aanvaring met Demeulemeester heeft gehad en men heeft ook gesuggereerd dat ik dat hele boek speciaal geschreven had om Demeulemeester te pakken. Wat natuurlijk ook weer van een volstrekte debiliteit is.
Jorn: Je hebt wel eens gezegd dat je met het schijven van boeken beroemd wil worden, nu je beroemd bent, bevalt het?
Herman: Ja bevalt het? Het gebeurt niet zomaar van de enige dag op de andere. Het gebeurt wel van de ene dag op de andere dat je beroemder wordt. Ik had dat in ’91 toen ik in dat verschrikkelijk populaire televisieprogramma zat en ik heb het vorig jaar gehad, met die rechtszaak. Ik heb er altijd wel bijgezegd: "Ik wil niet beroemd worden, ik wil dat mijn boeken beroemd worden". Maar als je boeken beroemd worden, wordt je zelf ook beroemd. Zo werkt dat. Maar ik heb daar weinig last van. Er gebeurt wel eens wat, en je wordt inderdaad wel eens aangesproken op straat, en je wordt herkend. Maar goed, ik kom sowieso niet echt veel mijn deur uit. En het valt allemaal wel mee. Kijk die mensen zitten nu naar mij te staren en die herkennen mij (wijst naar rondvaartboot op de Leie), maar ik ga niet naar iedere boot zitten kijken hoeveel procent van de aanwezigen me herkend. Tanya zegt soms als we op straat lopen en dat het enorm is de hoeveelheid mensen die naar mij staren, maar ik ben daar niet echt naar op zoek. Maar ik moet niet vals bescheiden zijn en zeggen dat die beroemdheid er helemaal niet is, want die beroemdheid is er wel degelijk.
Martine: Komt het nog eens zo ver dat je met een pruik de straat op gaat?
Herman: Nou, dit is een pruik. Ik had gehoopt dat jullie dat niet zouden merken.
Stefan: Welk boek van jezelf zou je verfilmd willen zien?
Herman: De terugkeer van Bonanza, omdat ik heel ver ben geweest met de verfilming van dat boek en dat is niet doorgegaan. Dat heeft me ook weer gedoe opgeleverd met advocaten om m’n geld te krijgen van die productiemaatschappij. Die verfilming heeft me een smak geld opgeleverd maar hij is nooit verfilmd, die productiemaatschappij vond dat niet zo leuk, maar goed dat was hun probleem. Ik had de rechten verkocht en het scenario geschreven, negen versies, dus ik had daar een heleboel werk in gestopt. Maar die mensen zijn in de problemen geraakt, financieel ook, en ik heb daar een regeling opgesteld met maandelijkse afbetalingen enzovoorts en die afbetalingen stopten op een bepaald moment. En toen heb ik een advocaat gevraagd om dat verder te regelen, en dat waren nochtans vrienden, die mensen van die productiemaatschappij. … Film in Vlaanderen is absoluut dood. Dat is altijd een kwestie van een klein beetje geld en men wil wat van het ministerie en we willen geld daar-en-daar losweken en het probleem is dat men met al dat geld meestal verschrikkelijk slechte films maakt. Net als met die televisiereeksen, als het een Nederlands reeks is kijkt er geen hond naar en als het een Vlaamse reeks is kijken er heel veel mensen naar. Om één of andere reden werkt dat niet met de Vlaamse film, niemand gaat naar een Vlaamse film kijken. Iedereen kijkt naar Amerikaanse films en niemand naar de Vlaamse. Dus ik zit daar echt niet op te wachten, op zo’n verfilming. Ik zit daar eigenlijk wel op te wachten, maar net zoals bij vertalingen van mijn boeken besef je op een bepaald moment dat het vrij zinloos is om te worden vertaald als je boeken toch niet verspreid worden of toch niet verkocht of gepromoot worden in dat buitenland. En hetzelfde probleem is er met de film. Een film van je werk of een vertaling van je werk is pure "vanity", maar verder word je er niks wijzer van, integendeel.
Stefan: En welk boek van een andere schrijver zou je verfilmd willen zien?
Herman: American Psycho, en zonder twijfel wordt dat ook een absolute kutfilm. Dat boek is niet te verfilmen zonder dat je problemen krijgt.
Jorn: Wat verwacht je van De ontdekking van de Hemel, word dat een goede film?
Herman: Dat boek is veel te dik om te worden verfilmd. Dat is een boek van achthonderd pagina’s, dan moet je er al zeshonderd uitschrappen. En je kan het publiek nooit warm krijgen om naar de bioscoop te gaan voor een film in drie delen dus dat heeft ook geen zin. Er zijn dan wel vier Godfathers, maar er was slechts een gebaseerd op een boek van Mario Puzzo, de rest heeft hij puur als scenario geschreven. Of je moet een televisiereeks gaan maken, je hebt Het verdriet van België in een vierdelige reeks – geloof ik – en dat kan, maar dat is televisie en niet film.
Jorn: Word er ooit nog een boek geschreven door Herman Brusselmans over zijn jeugd, over de kleine Herman?
Herman: Ik denk het niet, ten eerste ik herinner me heel weinig van mijn jeugd, affijn ik herinner me wel veel van mijn jeugd maar mijn jeugd is zo oninteressant. En ik hou niet van kinderen en dus ook niet van mezelf als kind. Ik hou ook niet van boeken over kinderen of films over kinderen. Kinderen kunnen maar beter volwassen worden of anders de Leie in springen. … Het is een interessante vraag omdat ik er zelf heel lang mee geworsteld heb, zo van; moet ik nu niet eens over mijn jeugd gaan schrijven? Maar sommige onderwerpen lenen zich wat mij betreft niet tot de literatuur. Er word ook wel eens gevraagd, "waarom schrijf je niet eens een boek over je voetbalcarrière?" Daar valt zeer weinig over te vertellen. Ik ben ook wel eens begonnen over een boek over mijn legerdienst, maar daar valt ook echt niks over te vertellen. Tenzij ik er een absurd boek van maak, tenzij ik inderdaad een militair handboek ga schrijven, gebaseerd op eigen ervaringen. Dat ik ga zeggen dat ik ooit majoor geworden ben in het leger blablabla. … Maar hoe ouder ik word, hoe minder het verleden me interesseert. Ik heb ooit vrij veel schrik gehad voor het verleden dat zou komen. Laat ik eens een voorbeeld geven met mij huis. Toen ik de laatste weken hier aan de overkant woonde en ik van zinnen was om hier te gaan wonen had ik echt schrik dat ik dat huis zou gaan missen, een periode word afgesloten van m’n leven, de periode Albert 13. Nou ik heb dat huis geen seconde gemist. Als ik het nu passeer bekijk ik het als het huis van vreemden, want nu wonen er andere mensen. Mijn huwelijk, de nostalgie naar mijn eerste vrouw, die ik echt nog heel graag zie, waarvan ik veel hou, maar ik heb geen enkele last meer van die periode, dat ze voorbij is of dat ze niet langer heeft geduurd, want dat is voorbij. Dus hoe ouder ik word hoe meer ik leef, niet per se naar de toekomst, maar meer nu, wat gebeurd er nu. Wat is mijn probleem nu; dat mijn huis overstroomd, dat ik ongelooflijk kwaad ben op de klootzakken die een waterleiding komen maken, dat kost twee ton, dan neem je een douche, was je je haar, komen er drie haren in het afvoerputje en staat heel je kot onder water. Dat is nu mijn probleem. In de liefde ook. Ik hou van mijn vrouw, dat is nu wat er aan de hand is. Ik schrijf wel een boek over een verliefdheid op iemand anders, die verliefdheid is voorbij, dat boek is gepubliceerd. Ik kan dat boek nu lezen zonder enige nostalgie of een gevoel van "ah shit, vorige jaar om deze tijd was ik verliefd op dat meisje en blablabla". Nu ben ik het niet meer, dus "so what"? Het is eigenlijk allemaal zeer futiel. Op het moment zelf is het niet futiel, die verliefdheid is zeer belangrijk geweest en heeft me er bijna onder gekregen, bloed, zweet en tranen gekost enzovoorts, maar het is voorbij. De dood van mijn moeder is nog iets wat iedere dag leeft, op een positieve manier. Niet dat ik huilend bij haar graf ga staan, maar ik praat met haar en het is allemaal vrij positief toch wel. Niet dat ik ineens een positief denker ben geworden. Ik vind nog altijd dat niks deugt en dat gaat dan van een nieuw huis dat overstroomd tot en met de oorlog in Liberia. Om jezelf te beschermen moet je afstand kunnen nemen, niet dat je jezelf kapot moet relativeren, maar je moet toch een zekere afstand kunnen nemen, of je wordt stapelkrankzinnig.
Jorn: Die negatieve kijk word wel weer mooi benadrukt door zo’n keuken die blank staat.
Herman: Ja precies. En dat is ook iets wat je op geen enkele manier positief kunt bekijken. Niemand moet komen zeggen; "bekijk de positieve kant hiervan". Er is dus echt geen positieve kant van een overstromende kutwaterleiding.
Jorn: En die leidingleggers hebben nog wel een biertje op jouw rekening zitten drinken.
Herman: Nou, meer dan één. En die waterleiding kostte mij al zoveel. (grijnst) Maar goed, Tanya belt ze dan en die man heeft dan zoiets van; het is wel zaterdag hè, wacht even met zeiken over die overstroming tot maandag. Op mijn aanraden dreigde ze meteen met een proces, of dat gaat werken zullen we zien. Er ging zeker iemand komen deze middag, maar ik denk wel dat het werkt. En dat dreigen met een proces komt me tegenwoordig enorm gemakkelijk uit de bek. Ik heb zelf vier processen lopen, dus een proces meer of minder, who cares? Bij mijn eerste proces was het ook "Wauw, een proces, wat nu, ik spring in de Leie" maar nu heb ik zoiets van; "daar zijn advocaten voor". Processen, daar zwaaien we maar even mee.