Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Een mooie jonge oppergod

Titel:          Een mooie jonge oppergod
Auteur:     Leo de Haes voor Trouw
Datum:     03-05-1988
Grootte:   1723 woorden

Schrijver Herman Brusselmans provoceert en irriteert voor de lol

Is Herman Brusselmans een brutale zeur en slijter van melige kletskoek of de spiegel van zijn 'no future'-generatie die het hedendaagse levensgevoel schitterend verwoordt? In Vlaanderen worden er heuse debatavonden aan gewijd. In Nederland is het niet anders.

Door de literaire kritiek wordt hij of geroemd als "ontzettend geestig" (De Arnhemse Courant) of neergesabeld als "de karikatuur van de hevig zwetende komiek die op het lege podium nog zijn hijgerige tapdanskunstjes staat te vertonen terwijl alle lichten in het gebouw allang uit zijn en de laatste toeschouwers al uren geleden vertrokken" (De Tijd).

Zijn nieuwste boek 'De geschiedenis van de Vlaamse Letterkunde' zaait nog meer verdeeldheid. Sommigen lezen dit bulderend van de lach, anderen wenden vermoeid en geïrriteerd het hoofd af bij het zoveelste "klote", "pissen", "kakken" en andere schuttingtaal.

Hoe het ook zij, Herman Brusselmans staat in het middelpunt van de belangstelling. Is het niet door zijn optredens of de kwaliteit van zijn werk, dan toch door zijn nauwelijks bij te houden produktie.
Vorige herfst publiceerde hij de roman 'Zijn er kanalen in Aalst' en dit voorjaar 'De Geschiedenis'. Intussen gooide uitgever Bert Bakker zijn vier vorige boeken in een goedkope editie op de markt, met alle gevolgen van dien. In Vlaanderen staat Brusselmans met 'De geschiedenis van de Vlaamse Letterkunde' en 'De man die werk vond', zijn beste roman overigens, in de toptien.


- Sommigen noemen uw werk 'absolute lulkoek', anderen vinden het onveranderlijk prachtig. Hebt u daar een verklaring voor?
"Ik sta voortdurend in de belangstelling. Dat irriteert zeer veel mensen, ook sommige critici. De ergernis over mijn werk is soms zo heftig dat ze omslaat in pure haat; zoals onlangs bleek uit de kritiek van Koos Hageraats in 'De Tijd'. Mijn vorige boek vond hij nog te doen maar enkele maanden later sta ik daar alweer met nieuw werk, en dat werkt bij bepaalde mensen op de zenuwen."
"Maar iemand als Joost Zwagerman heeft wél sympathie voor mijn werk en mijn opstelling in de literatuur. Hij wil meer beweging en schwung in de letteren en daar ben ik natuurlijk voor. Hoe meer heibel, hoe beter. Als mensen meer boeken lezen omdat een schrijver in de goot plast, dan moet dat maar gebeuren. Eén van de verwijten die ik vaak krijg is dat ik me voortdurend herhaal. Maar mag ik alstublieft zelf beslissen!"

- Dat verwijt klopt wel een beetje. In het begin viel u op door een zeer aparte, eigengereide stijl maar het dreigt een stijltje te worden.
"Ik hoef me daar niets van aan te trekken. Ik heb mijn eigen normen. Ik bied een uitgever nooit een boek aan dat ik zelf slecht vind. Over 'De Geschiedenis van de Vlaamse Letterkunde' had ik mijn twijfels, maar uiteindelijk vond ik het toch publiceerbaar."

- Welke twijfels had u over 'De Geschiedenis'?
"Dat boek heb ik in 1984 geschreven. Het manuscript is geweigerd door Bert Bakker en Kritak en ik was het totaal vergeten. Toevallig kwam het in handen van Rudy Vanschoonbeke van Dedalus en die was laaiend enthousiast, zo enthousiast dat ik hem moest matigen. Ik ben zwaar in het manuscript gaan schrappen. Gelukkig, want anders was 'De Geschiedenis' nog veel erger geweest."

- U beoordeelt de Vlaamse literatoren in uw boek minder op basis van hun werk dan wel op hun fysieke eigenschappen. Guido Gezelle heeft "een hoofd van een aubergine", Karel van de Woestijne is "een lelijkaard" en Herman de Coninck "een kale rak".

"Het was mijn bedoeling elke Vlaamse schrijver zo diep mogelijk de grond in te boren. Alhoewel. Ik schrijf inderdaad dat Gezelle een auberginekop heeft, maar dat is zondermeer flauwekul. Gezelle heeft geen auberginekop maar een waterhoofd, waarom dan auberginekop? Dat woord rijmde en paste ritmisch goed op de versregel van Vondel: 'Mijn leven zit er op'. Dat boek zit vol toevalligheden, woordspelingen, grapjes. Ik kan me niet voorstellen dat iemand zich daardoor gekwetst zou voelen."

- Ritme is belangrijk in uw werk?
"Ik ben vroeger drummer geweest en als ik niet twee hoog woonde in een flanellen appartement, zou ik nog altijd drummen, denk ik, maar je kunt dat de buren niet aandoen. Drummen is een ideale manier om je af te reageren en zo zoek ik ook mijn literaire werk. Mijn romans zijn gebaseerd op een dreun met hier en daar 'breaks'. Punk-muziek is gebaseerd op drie simpele akkoordjes die steeds weer terugkomen. Op dezelfde manier schrijf ik verhalen en romans. Bij mij is het ook allemaal weinig gecompliceerd, primair zelfs, al zit er natuurlijk een diepere betekenis achter, die ik eens hoop te ontdekken."

- Is 'De Geschiedenis van de Vlaamse letterkunde' meer dan één lang uitgesmeerde grap?
"Nee, daarom verbaast het me dat er zo fel op wordt gereageerd. Er worden zoveel grappen gemaakt. Maar om de Vlaamse letteren mag blijkbaar niet gelachen worden. Ik heb voor mezelf echt wel andere normen om een auteur te beoordelen dan het feit of hij al dan niet op een aubergine lijkt,"

- Toch vinden er maar drie Vlaamse auteurs genade in uw ogen. Elsschot, Boon en Claus. En Herman Brusselmans natuurlijk, want vrijwel een vierde van het boek is aan uw eigen werk gewijd.

"Dat is pas helemaal een grap. Ik noem me bewust provocerend de Mooie Jonge Oppergod en ik ben van plan om dat nog enige tijd vol te houden in de hoop dat alle mensen ontploffen, die zich daar dood aan ergeren. Ik voel me helemaal geen Elsschot of Boon, ik zou dom zijn als ik dat niet wist. Iemand die zich de Mooie Jonge Oppergod noemt is ofwel niet goed snik ofwel ironisch, maar sommige mensen nemen dat letterlijk. Neem zo'n Koos Hageraats. Die vergelijkt mijn boek met acné en begint over mijn pukkels in de trant van 'vele kuiltjes maken één grote put'. Ik vind dat perfect. Ik heb pukkels, mijn gezicht is een en al acné, alleen meent hij zich te moeten verontschuldigen dat hij dat schrijft. Dat is pas belachelijk. Hij moet schrijven wat hij denkt. Basta."

- U ligt niet wakker van kritiek?
"Toen ik net 'Het zinneloze zeilen' en 'Prachtige Ogen' gepubliceerd had, deden negatieve kritieken me wel wat. Sindsdien heb ik sommige critici leren kennen en, het is natuurlijk een cliché, maar veel van die critici zijn gefrustreerde auteurs. Wat zou ik me daar druk over maken."

- Uw werk is autobiografisch?
"Voor tachtig procent, ja. Ik heb zeer weinig fantasie. Ik zie me geen roman schrijven over een vijftigjarige houthakker in Canada. Dat zou ik niet kunnen. Ik moet uit mijn eigen werkelijkheid putten. 'De man die werk vond' gaat over een bibliothecaris en ik heb dat geschreven toen ik zelf in een bibliotheek werkte. Als ik iets verzin is het voor verhalen met een zeer korte adem."

- In Nederland bent u destijds gelanceerd als 'de Kamagurka van de literatuur'.
"Alle critici schrijven elkaar over. Vandaar dat de vergelijking steeds weerkeert maar ze klopt niet. Alleen de verhalen die ik schrijf om op een podium voor te lezen hebben iets van Kamagurka. Ik probeer dan zo grappig mogelijk te zijn, maar mijn romans liggen op een totaal ander vlak. Het is hoe dan ook appelen met peren vergelijken. Wat hebben strips met literatuur te maken?"

- Maar zowel bij Kamagurka als bij u heersen geestelijke leegte, verveling en meligheid.

"We hebben dezelfde thema's maar die vind je bij nog duizend andere schrijvers, onder meer bij Reve en Salinger, mijn twee grote voorbeelden. We delen hetzelfde levensgevoel. Ik schrijf gewoon wat ik voel. In die zin ben ik een spiegel van de tijd, al moet je dat ook niet overdrijven. Sommige jongeren herkennen zich in mijn werk maar nog meer jongeren snappen er niets van. Die gaan fluitend door het leven en weten niet wat een leeg leven betekent."

- U worstelt daar mee? Of is dat een pose zoals Mooie Jonge Oppergod?

"Mooie Jonge Oppergod is een masker om mijn vele angsten en depressies te verbergen. Wat moet ik daar verder over zeggen? Ik ben angstig, maar ik wil daar niet mee koketteren, ook niet in een interview. Dat wordt al gauw zo zielig en dat is het niet. Vandaar mijn maskerade, die ironie, ook op het podium. Ik hoor dat ik soms zeer arrogant overkomen als ik optreed, omdat ik een glas bier in mijn hand hou, een sigaret in de andere en de macho speel. Dat wil nog niet zeggen dat ik ben zoals ik doe. Eigenlijk ben ik vrij bescheiden en asociaal. Ik kom vrijwel nooit buiten, bezoek geen kroegen en zit het liefste thuis."

- Hoe lang kunt u de rol van Mooie Jonge Oppergod nog blijven spelen?
"Ik schat dat ik het nog twee seizoenen zal volhouden. Dit najaar zal ik dat image van beste schrijver ter wereld nog stevig koesteren en waarschijnlijk ook nog volgend voorjaar omdat dan mijn nieuwe roman uit komt en die sluit nog aan bij het Mooie Jonge Oppergod-fenomeen. Het boek gaat weer hoofdzakelijk over mezelf. Daarna wil ik me twee jaar lang in volstrekte anonimiteit opsluiten en zal ik misschien niet eens schrijven maar totaal andere dingen doen "

- U bent pas fulltime schrijver en u denkt al aan enkele sabatjaren. Kan dat financieel?
"Ik ben nu het tweede jaar fulltime schrijver en ik verdien meer dan ik had verwacht. Ik kan het dus wel een tijdje uitzingen zonder inkomsten, ook al omdat ik veel spaar. Ik kom nauwelijks buiten. Ik ga dan ook stoppen met al die vele optredens want die voeden teveel dat image van Mooie Jonge Oppergod, en mijn haar laten knippen.

- Waarna u met prachtig opgepoetste romans komt met een heus plot?
"Ik weet niet of ik een echt plot verzinnen kan, ik heb het daar zeer moeilijk mee, maar het is wel de bedoeling om ooit een absoluut meesterwerk te schrijven."

- Is dit weer een grap?
"Nee, ik ben nu zeer ernstig, ik wil een roman schrijven die de wereld versteld doet staan zoals 'Het verdriet van België' van Hugo Claus 'De Kapellekensbaan' van Boon, of 'Catcher in the Rye' van Salinger, dat blijft het Grote Doel."