Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Schrijven moet een drang zijn

Titel:          Schrijven moet een drang zijn
Auteur:     Annelies Vlaanderen voor PZC
Datum:     30-10-1996
Grootte:   1436 woorden

De overeenkomst tussen de boeken van de Vlaamse schrijver Herman Brusselmans (1957) en de poepluiers van een willekeurige baby is, dat ze in een moordend tempo geproduceerd worden. Sinds enkele dagen ligt alweer zijn eenentwintigste roman in de winkel: Guggenheimer wast witter, een vervolg op De terugkeer naar Bonanza.Een interview, dat niet over de nieuwe roman gaat. Want er kwam iets tussen: de kinderpornozaak Dutroux. "Ik ben hélemaal geen idioot. Ten tweede: ik ben menselijk." De Auteur Die Nooit Een Blad Voor De Mond Neemt over de grenzen van het betamelijke.

Nee Herman Brusselmans is in het echt niet arrogant. Nee, Herman Brusselmans is in het echt ook niet grof. Herman Brusselmans is in het echt niet eens lelijk! Driewerf nee. Herman Brusselmans is buiten zijn boeken gewoon normaal.Toch kruisen feit en fictie elkaar soms wel degelijk. Net als de ik-figuur in zijn eerder dit jaar gepubliceerde, meest autobiografische roman Autobiografie van iemand anders, rookt Brusselmans sigaretten van het merk L&M alsof zijn leven ervan afhangt, en drinkt hij daarentegen geen druppel meer ("ik moest wel stoppen, mijn lever was zo groot als een basketbal").

Worstelt de hoofdpersoon in de Autobiografie evenwel met de wijven, privé heeft de smalgebouwde schrijver de geruststellende warmte van vrouw Tania om zich heen. Ze komt thuis met op haar armen het witte hondje, dat meteen te herkennen is als belangrijke figurant in Brusselmans' roman Het oude nieuws van deze tijden (1994) en in Autobiografïe (1996) als huisgenoot van Judy. Alleen heet Speedy in het echt Woody. "En geen keffertje, hoor. Deze heeft, zeg maar gerust... personality.

"Wat is waar en wat is verzonnen in Brusselmans' spraakmakende, merendeels autobiograflsch getinte boeken? "Ach", draait hij het hem bekende liedje nog eens af, "dat is eigenlijk helemaal niet interessant. Natuurlijk, ik heb een decor nodig, en dat is mijn woonplaats Gent, dat zijn mensen die ik ken. Maar ik roddel nooit en ik verzin veel. Mijn geheugen laat me namelijk vaak in de steek. Ik weet wel: op die dag heb ik ruzie gemaakt, of in die periode. Nou, dan beschrijf je een ruzie, of zoals ik weet hoe ik ruzie maak - nooit fysiek maar wel verbaal. En ik weet in welke stijl; ik zal nooit face to face tegen iemand zeggen 'kutwijf of 'klootzak'. Ik zou nooit dingen beschrijven die ik in de werkelijkheid nooit zou doen of nooit zou kunnen doen. Dat ik golf, bijvoorbeeld." "Voor hetzelfde geld laat ik mezelf wel weer drinken. Met alle respect: ik schrijf niet voor interviewers. En eigenlijk ook niet voor lezers. Ik schrijf voor tachtig procent autobiografisch. Wat niet wil zeggen dat die tachtig procent helemaal waar zijn. Ik ben ook nooit uitgegaan van het feit dat iets moet kloppen.

Zolang het klopt in het boek, is het goed. Ik ben ook te lui om alles te gaan nalopen." Nuance en tact zijn niet Brusselmans' meest gehanteerde wapens. Vrouwen, negers, homo's, niet-rokers, niet-drlnkers en later (als hijzelf droogligt) drinkers, linkshandige drummers (Brusselmans drumt rechts), linkshandige horlogedragers, werkelozen, de paus, koning Boudewijn, ja wie kreeg er niet van langs? En ook voor deze gelegenheid wil hij er nog wel een paar 'losers' aan toevoegen. "Herman Brood, een volkskomiek, een nar, een wandelende reclamezuil voor drugs, getver. En wat heeft die vent nou helemaal gepresteerd? Eén nummertje, Saturday Night. Maar heb je wel eens op de tekst gelet? Om te huilen." Brusselmans gooit demonstratief zijn hoofd in zijn handen. "Wat zeg je, heeft hij bussen beschilderd? Kom, we gaan de straat op, ook bussen bekliederen, geen kunst aan. 'Ik heb wel eens een schllderij van hem gezlen: kan mijn zoontje van vier ook."

Soft
Connie Palmen? Moet ik goed vinden, went ze publiceert bij dezelfde uitgeverij als ik. Alhoewel, De Vriendschap, als je het mij vraagt: een kutboek." Brusselmans komt duidelijk op temperatuur. "Wie schrijft nou een boek over vriendscap tussen twee kinderen? Soft, ja: Het is het softste boek sinds de softheid is uitgevonden.'Walgelijk. Kinderen hebben juist geen vriendschap met elkaar, die moeten alleen altijd iets van elkaar. Daarom heb ik z'n hekel aan kinderen."Over zijn schrijvende, met iets meer prestige omgeven collega Harry Mulisch is hij kort. "Passé. Dat was hij al bij zijn geboorte." Evenmin vindt popzanger en inmiddels cultfiguur Kurt Cobain postuum genade bij de literator, de drummer en de popkenner. "Ik houd van mensen met een oeuvre. Cobain heeft geen oeuvre nagelaten, daarvoor leefde hij te kort. Daarvoor was hij te zwak, ook. Want hoe anders verklaar je dat iemand bezwijkt aan de drugs? Echt een loser. Ik haat losers."Goed of slecht. Mooi of lelijk. Voor of tegen.

Brusselmans neemt altijd stelling, als schrijver en als mens. Een beetje zoals Gerard Reve (de vergelijking is niet nieuw): dezelf de soort melange van arrogantie en zelfspot, eenzelfde soort taalgevoel dat - hoe choquerend plastisch soms ook geuit - altijd de regels van het Nederlands respecteert. Zoals hij zelf zegt: "Ik ben een stijlschrijver."En die arrogantie is ook maar een pose. "Ik ben niet arrogant. Het is niet zo dat ik bij de groenteboer kom en zeg: 'Mensen, aan de kant: hier komt de beroemde schrijver!' ' Mensen vinden wel dat ik arrogant ben, ja. En als ik dat tegenspreek, vinden ze dat ook weer arrogant. Ha" "Ik schrijf boeken omdat ik eigenlijk in zekere zin niet anders kan dan boeken schrijven. Schrijven moet een drang zijn waar zonder je niet kunt leven. Een schrijver moet een beroepsschrijver zijn. Ik schrijf om de mensen in the first place te amuseren, dat wil zeggen, ik schrijf een boek dat begrijpelijk is, waarbij iemand niet de driedelige Van Dale ernaast hoeft te leggen, en ten, derde en ten zevende of ten vijfentwintigste choqueer ik de mensen! Ik bedoel: ondanks het feit dat ik hen amuseer sla ik ze toch met de voorhamer op de kop, weet je wel."

Grap
Het een hoeft volgens hem overigens niet belangrijker te zijn dan het andere. "Het moet samengaan. Je kunt heel choquerend zijn op een amusante manier, en omgekeerd, zeg maar. Het is niet zo dat ik de stelregels van die top 10 boven mijn bureau heb hangen, en dat ik dan denk: zit er al iets choquerends in? Nou nou, twintig bladzijden en nog niets choquerends: nu moet er iets choquerends in, nu moet er een grap komen, nu moet er een voltooid deelwoord komen. Nee, zo werkt dat niet."

Toch kleeft aan Belgisch best verkochte schrijver wel de rol van hij zoekt het, hij wil opvallen, hij daagt uit'. Daar haalt hij zijn schouders over op. "Het is mij niet om het opvallen te doen, dat wil ik eigenlijk nooit. Het is mij om de literatuur te doen, de polemiek, het scheldproza en dat soort dingen, dat zijn onderdelen van de literatuur die ik beoefen."Grenzen aan het choqueren zijn er echter wel degelijk, besefte Brusseimans vorige veek. "Hoe ver ga je? Die Dutroux-zaak nu, dat is beyond alles, natuurlijk. Je kan zeggen, ok, over tien jaar kan ik dat gebruiken. Toevallig ben ik bezig met een toneelstuk, in opdracht. Daarin gebruik ik elementen uit de reclamewereld, mijn nieuwe stokpaardje. In dat stuk heel vers, ik heb het gisteren nog maar bedacht - zouden beelden worden geprojecteerd, waarbij reclameslogans worden gereciteerd. Beelden van medische tests op dieren bij reclame voor hondenvoer bijvoorbeeld."

Slogan
"Zo zou ik ook beelden kunnen bedenken van het graatwerk in de tuin van Dutroux, en er een reclameslogan overheen zetten in de trant van 'Koopt nu allen een pullover van Dutroux', weet je wel, 't is iets wat denkbaar is. Of ik laat kindjes zien die liggen te sterven van de honger, bij reclame voor babyvoeding. Maar gisteren dacht ik: shit, dat met die bulldozer en Dutroux, dat kan niet. Waarom niet? Want die kindjes die in Somalië of Rwanda liggen te creperen, dat is in wezen even erg als die twee Vlaamse die de hongerdood zijn gestorven. Het zijn tenslotte ook kinderen die kapotgemaakt worden, en bewust kapotgemaakt worden. Kan ik die Dutroux-beelden gebruiken of niet? En als ik ze niet gebruik, waarom die Somaliëbeelden wel? Met dat soort dingen ben ik veel langer bezig dan met het schrijven zelf, want dat lukt allemaal wel." ."Ik ben helemaal geen idioot, en ten tweede: ik ben menselijk. Dat soort monsters als Dutroux... ik zou nooit zoiets gebruiken op een satirische manier. Satire doet mensen lachen. Maar als ik dat soort dingen gebruik, dan doe ik dat om mensen een enorm slecht gevoel te bezorgen. Ik gebruik natuurlijk die meisjes niet, ik gebruik zelfs Dutroux niet, ik wil niet choqueren."

Annelies Vlaanderen