Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Ik creëer een baarmoeder rond mij

Titel:          Ik creëer een baarmoeder rond mij
Auteur:     Laurens de Keyzer voor De Standaard
Datum:     20-11-1998
Grootte:   4249 woorden

Herman Brusselmans, voor negentig procent een stilist. Van Herman Brusselmans zijn al omtrent een half miljoen boeken verkocht. Maar hoe langer hij schrijft, hoe harder hij door critici neergesabeld wordt en meer en meer ook genegeerd. En wat hij graag voor krant, film en televisie wil doen, het wordt haast allemaal van de tafel geveegd. ,,Het gaat al lang niet meer over mijn werk. Het gaat over mij.'' 

ZIJN jongste roman, Nog drie keer slapen en ik word wakker, is een vervolg op De man die werk vond, zijn onvolprezen cultroman uit 1985. Zelfde hoofdpersonage, zelfde rauwheid en kwetsbaarheid. In de Nederlandse pers maakte niemand er zijn pen nog aan vuil. In Vlaanderen wel, maar de toon van de recensies bleek in 't algemeen genadeloos. Ik vind het een heel sterk boek, zeg ik hem.

,,Merci'', zegt hij. De volgende tien minuten hebben we het over tempo en observatie, over humor en verveling, over Kafka, breekbaarheid en relativiteit.

,,Maar ik zou toch oppassen, als ik u was'', zegt hij. ,,Het is al lang geen bon ton meer om Brusselmans goed te vinden. Natuurlijk kan ik tegenover tien vernietigende recensies telkens honderd lezers zetten die het boek wél goed vinden. Maar dat verandert niets aan de situatie: namelijk dat het nu politiek correct is om Brusselmans te kraken. Het is al een tijdje aan de gang. Mijn moeder is nu al vijf jaar dood, maar als het woord moeder in een van mijn boeken of columns valt, dan zeggen ze: daar is hij weer, de leuteraar! - ze geloven zelfs uw verdriet niet meer. Een criticus had het over 'het kleffe geëmmer over zijn dode moeder'. En dan zeggen ze dat ik vulgair schrijf.

Natuurlijk heb ik veel verdriet gehad. En op een pathetisch moment heb ik mijn moeder wel eens achterna geroepen: kom terug. Maar 't is toch raar dat men daarmee lacht. Ik ben lange tijd te verdrietig geweest om over mijn moeder te schrijven. Maar als Connie Palmen en Kristien Hemmerechts boekjes schrijven over iemand die pas dood is en die mens dan nog opblazen dat het niet mooi meer is, dan slikken de meeste critici dat als koek. Weet ge waarom? Omdat dat serieuze schrijfsters zijn, een filosoof en een professor, terwijl ik in hun ogen eigenlijk maar een soort van boerenzoon ben. Bij Palmen en Hemmerechts vinden ze dat allemaal heel verantwoord, bij mij is dat frustratie, vinden ze dat klef geëmmer.

Ach, het doet zelfs niet eens meer zeer als ik zoiets lees. Die mensen haten mij zodanig dat ze zoeken om me in mijn pijnlijkste punt te treffen. Het enige wat ge dan kunt doen, is rond dat pijnpunt een harnas aan te trekken. Anticiperen wat er komen zal, dan doet het geen zeer meer. Maar het neemt inderdaad soms pathetische vormen aan. Het is soms alsof ze achter een rosse met sproeten lopen, en roepen: 'Kijk daar, die vuile rosse met zijn sproeten!' Sommige critici kunnen het zelfs niet hebben dat ik op de Boekenbeurs via mijn literatuur veel jonge wijfjes rond de tafel verzamel. Ach, misschien zijn ze zelfs jaloers omdat ik in feite monogaam ben en trouw.

Maar goed, ik ga mijn gang. Ge kunt niet anders dan voortdoen, ge kunt niet anders. Voortdoen met wat? Met te proberen om een monument te bouwen voor die ene vrouw. Voor de vrouw die ervoor zorgt dat de demon van mijn angsten niet terugkomt.'' ,,Mijn eerste vrouw, Gerda, heeft mij daar ongelooflijk in gesteund. En dat die angst niet terugkomt, ligt aan Tania. Het is precies alsof ik ze daarvoor uitkies, mijn vrouwen. Want het zijn vrouwen die dat incalculeren, mijn angst, doordat ze mijn boeken lezen. Nee, ik kan die angst niet uitleggen. Ik zie het als een soort van ziekte, als iets in het hoofd dat ervoor zorgt dat ge die aanvallen krijgt, dat er geen ontsnappen aan is. En de angst voor de angst doet de angst dan weer culmineren. Een concreet voorbeeld? Ik ga zo goed als nooit naar cinema of theater. Want zelfs als ik de hele dag geen druppel water heb gedronken, dan nog moet ik al na tien minuten de zaal uit om te gaan pissen. Niks aan te doen. Gij denkt nu: ga dan pissen! Maar het toeval wil dat ik het haat om op te vallen in het publiek. Ik word daar ziek van. En zo brengt het ene het andere mee - en uiteindelijk blijft ge thuis. Daar kan ik gaan pissen zonder publiek.

Angst door gebrek aan vrijheid? Daar zit iets in. Altijd en overal worden we gekweekt om braaf te zijn en in de pas te lopen. We zijn gekweekt om dingen in te slikken, om beleefd te blijven, om ons gedacht niet te zeggen, om onze agressie te onderdrukken, enzovoort. Doen we het niet, dan dreigt er iets. En als ik dan een stoute jongen ben en stoute dingen schrijf - ja, dat zou kunnen, dat mijn angsten dan in zekere zin zeggen dat ik dat niet mag, dat ik over de schreef ga. Dat mijn angsten me dus in zekere zin straffen omdat ik mijn vrijheid neem. Klinkt heel plausibel. Maar ik ben gestopt met het zoeken naar oorzaken. En precies daardoor is die angst ook ongelooflijk verminderd. Trouwens, het schijnt dat angstige mensen gevoelige mensen zijn, dát is alvast meegenomen.'' ,,Ik onderdruk ook minder en minder. Ik word potentieel gevaarlijker. Ik voel dat ik mijn blik niet meer neersla als ik een groepje macho's passeer die niets liever willen dan mij in elkaar te rammen en mijn hondje een schop te verkopen. In theorie ben ik een vechter. Maar in de praktijk ben ik nog nooit zo ver gegaan. Wel bedenk ik soms verdedigingsmechanismen, dat houdt mijn weerstand op de been. Ook goed voor als het ooit een keer zo ver zou komen, als ooit iemand een poot zou uitsteken naar mijn hond of naar mijn vrouw.
't Is moeilijk om als denkend mens zonder potentiële agressie te leven.

Ja, natuurlijk, ook agressie tegen het feit dat een smeerlap als Pinochet misschien zijn straf ontloopt. Maar daar zal ik dan niet in een column over gaan fulmineren, niet in pamflettistisch links gezwam. Nee, ik ben voor negentig procent een stilist. Ik bedoel: ge kunt niet over een angstaanval schrijven tijdens de aanval zelf. En zo heb ik ook wat tegen literatuur die iets aan de kaak wil stellen. Dat is alleen maar een spandoek met een boze slogan erop, niet meer dan dat.'' IK laat hem, in een nieuwe vertaling, enkele verzen uit de bijbel lezen, uit het boek Prediker.

Lucht en leegte, zegt Prediker,
lucht en leegte, alles is maar leegte.
Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij heeft verworven,
al zijn moeizaam gezwoeg onder de zon?
Geslachten gaan, geslachten komen,
maar de aarde blijft altijd bestaan.
De zon komt op, de zon gaat onder,
en altijd snelt ze naar de plaats waar ze weer op zal gaan.
(...) Alles is vermoeiend,
zozeer dat er geen woorden voor te vinden zijn.
De ogen van een mens kijken, en vinden geen rust,
zijn oren horen, en ze blijven horen.
Wat er was, zal er altijd weer zijn,
wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan.
Er is niets nieuws onder de zon.

(...),Ongelooflijk. Het had een column van mij kunnen zijn. Eigenlijk vraagt die gast: waar zijn we dan in godsnaam mee bezig? Waar ben ik mee bezig? Oké, ik word herkend op straat, mijn boeken verkopen, ik kan ervan leven, enzovoort. Maar in wezen ben ik daar niets mee. De vraag is: wat is het alternatief? Ik ga me niet ophangen, nee. Maar ik blijf intussen wel zitten met de vraag. Ik had het er onlangs nog over met Tania. Ik zei haar dat ik als alternatief eens het gevoel zou willen hebben van de goot. Niet de echte goot, nee, ik wil niet ergens domweg liggen creperen of zo. Met de goot bedoel ik: zonder bezit zijn, en vooral: zonder illusies.

Ik heb nu hier rechtover een huis gekocht, ik kan me zelfs een tafel van Maarten Van Severen permitteren en misschien kan ik ooit een Picassootje op de kop tikken. Maar dat brengt geen zoden aan de dijk. Illusies zijn het. Ik koop een huis en ik denk: waar ben ik mee bezig? Zou ik me in de goot dan slechter voelen? Wie kan het wat schelen hoe ik leef? Wat zou het verschil zijn met nu?

En toch leef ik nu zo. De enige reden waarom ik zo leef is omwille van degene die ik lief heb. Als Tania zegt: 'Ik stop met de pil, ik wil een kind', dan zeg ik: oké. Slaat ze een paar maanden later een beetje in paniek en wil ze de pil weer nemen, dan zeg ik: oké. Ik ben al twee jaar klaar voor een kind. Maar als een man zover is, moet de vrouw de beslissing nemen. Op dit moment van mijn leven staat alles in het teken van andere mensen, zij het dan van heel weinig mensen. Mijn lezers? Ja, oké, daarom schrijf ik nog. Voor de feedback. Al relativeer ik ook dat weer grondig. Want tenslotte heeft elke schrijver lezers die zeggen: 'Ik heb veel aan uw werk.' En als Luk Steeno op het podium staat, zijn er ook duizenden meisjes die hem nodig hebben. In wezen is dat allemaal hetzelfde. Maar goed, ik wil het niet kapot relativeren, dan kan ik evengoed links van de weg gaan rijden.'' ,,Nochtans, zonder bezit leven, zonder illusies, ik ben er zeker van dat het een goed alternatief is. Er zijn trouwens mensen die zo leven. Maar, gelukkig misschien, heb ik zo'n ommezwaai nog niet aangedurfd. De gedrevenheid blijft, de gedrevenheid om mijn leven op te zuigen, zoals ik een sigaret zou opzuigen als ik drie dagen niet gerookt had. Ik ben zelden ongedreven. Altijd weer om me effectief af te vragen waar ik mee bezig ben. Ik been alle dagen uit, ook de dood.

Me drogeren? Nee. Wie zich drogeert, wordt iemand anders. Ik drink al vijf jaar geen alcohol meer. Ik zoop, iedere nacht, en op de duur was ik haast continu iemand anders. Maar of ik daardoor nu gelukkiger ben? Wat is dat, geluk? Ge kunt twee dagen na elkaar precies hetzelfde doen en u de ene dag gelukkig en de andere dag compleet ongelukkig voelen. Vanwaar komt dan toch die ontevredenheid over dingen waar ge de vorige dag tevreden mee waart? Ik vermoed dat sommige mensen gelukkig geboren worden, of ongelukkig. Gooi daar nog een hoop omstandigheden bij en die bepalen dan wel de gradatie van geluk of ongeluk.'' ,,En voor de rest, ach ja. Ooit heb ik met God geflirt. Maar da's een soort van arrogantie die bij de jeugd hoort. God als idool. Zoals Elvis of Kurt Cobain of weet ik veel wie. God heeft natuurlijk dat ietsje meer als afgod, omdat hij onbekend is. Dat vergroot zijn mythische afmetingen. Ik ben ook een afgod voor sommige mensen. Tot ze me ontmoeten en betrappen. Maar de onbekende God kunnen we nooit op zwakheden betrappen. Ah nee zeker, zeggen ze dan, en Auschwitz dan? Bullshit! Hebben we God misschien betrapt en weggejaagd na de heksenverbrandingen, na de inquisitie? - ik vind geen adem genoeg om al de georkestreerde slachtpartijen van de geschiedenis op een rij te zetten. Over driehonderd jaar ligt niemand nog wakker van Auschwitz. Zoals wij niet meer wakker liggen van de heksenverbrandingen, op wat historisch onderzoek en een paar gemakkelijke excuses na. Dat worden allemaal futiliteiten in de geschiedenis.

De dood, daar is God rijk van geworden. Als ik zie hoe mensen leven, weet ik dat ze in zekere zin hopen dat ze nooit zullen sterven. Vandaar de perfecte mythe van Christus. Christus, een mens die de dood overwonnen heeft en ons op de koop toe nog een nieuw leven belooft, uiteraard trekken veel mensen zich daar aan op. En da's ook normaal voor wie geestelijk nog niet volgroeid is, net zoals kindjes dat hebben met Sinterklaas. Wedden dat ze nu zullen zeggen dat die Brusselmans verdomme zélf nog niet geestelijk volgroeid is? Zo werkt dat. De meeste mensen zijn niet echt geïnteresseerd in wat een ander denkt, in wat ik denk al helemáál niet. Bijvoorbeeld: al eens iemand op 't idee horen komen om mij een intellectueel te noemen? Nee, toch? Zelfs mijn diploma telt niet meer mee, hoe groot de onderscheiding ook was. Gewoon omdat ik in wat ik schrijf en zeg niet strak en humorloos problemen aankaart en probeer op te lossen. Dat zint veel mensen niet, en het literaire establishment nog het minst. Nochtans, zit er geen literaire structuur in mijn boeken? Zitten er geen dubbele bodems in? Volg ik niet vaak de wetten van de roman? Ja, natuurlijk. Maar niet voor wie vooringenomen leest, en niet voor wie de schamele werkelijkheid niet onder ogen wil zien.'' DE schamele werkelijkheid. Het doet me denken aan de verveling die hij in zijn boeken oproept. En hoe die door de meeste van zijn romanfiguren continu verdreven en bestreden wordt en door een zeldzame eenzaat tot handlanger gepromoveerd.

,,Handlanger, ja, precies. Ik kan glimlachen van genoegen bij het feit dat ik me verveel - waardoor ik me dan weer niet verveel. Verveling is iets wat veel te negatief bekeken wordt. Ik heb niets tegen verveling. Wel tegen de stompzinnige manieren waarop mensen die verveling proberen te verdrijven. Het observeren van de mensheid brengt me ertoe te besluiten dat nagenoeg iedereen continu bezig is de verveling te verdrijven. Velen zoeken zelfs een relatie uit verveling. Waarna die ander dan op de duur zelf een voorwerp van verveling wordt. Enzovoort. Verveling is een soort van nederlaag voor het ego, zo ervaren de mensen dat. Gevolg is dat ze de verveling bestrijden met dingen die hun ego in het zonnetje zetten. Dan gaan ze veel op reis, en liefst zo ver mogelijk, of ze weten zich gesterkt als ze met duizenden tegelijk in Walibi rondlummelen of op een strand gaan liggen.

Ik heb totaal geen ego-problemen. Ik weet ongeveer wie ik ben. En wat er nu nog komt, is een soort van uitbollen. Onrustig misschien en vol agressie, maar toch op weg naar het einde. Daardoor durf ik zeggen dat mijn doodsangst bijna verdwenen is. De latente doodsangst, bedoel ik. Want natuurlijk zal ik ze knijpen als de dokter zegt dat ik nog drie maanden te leven heb. De latente doodsangst, die drijft ons continu naar afgoden en sinterklazen, doet ons naar nieuwe ballast verlangen, naar bezit, naar macht, noem maar op. Ik wil zoveel mogelijk ballast weggooien. En alleen een beetje hopen om nog wat gelezen te worden. Al kon ook een ander het geschreven hebben.'' TANIA komt thuis. Ze geeft haar 41-jarige een warme knuffel, aait het hondje en verdwijnt even naar de keuken.

,,Eigenlijk creëer ik een baarmoeder rond mij. Het verzorgende, ik heb dat zo nodig als water en lucht. De kleine gebaren, het koesterende, de veiligheid. Het werken? Nee. Om te beginnen voel ik schrijven niet aan als werken. Aan de E19 een nieuw stuk zetten, dat is werken. Of een wiskundig probleem oplossen. Maar schrijven gaat rap bij mij, en zonder rituelen of ander gekoketteer met romantische gestes. Het tempo in mijn boeken is het tempo van mijn schrijven. Dat is trouwens een van de punten die men me verwijt, dat het te weinig bestudeerd lijkt. Het vliegt eruit, ik schaaf geen twee dagen aan een zin.

Schrijven - het is alsof ik er alleen maar de uitvoerder van ben. Er komt verrassend weinig denkwerk aan te pas. Als ik pen en papier neem om een column te schrijven, weet ik vaak niet eens waarover ik het zal hebben. Geef me om het even welke beginzin en ik brei er een column aan. Ik zou gerust een dagelijkse column kunnen maken. Ooit heb ik iets dergelijks trouwens voorgesteld aan De Morgen. Ik wou een dagelijkse column maken, als een soort van soap. De eerste tien afleveringen had ik al op zak, maar 't ging niet door, om financiële redenen. Op advies van tekenaar en goede vriend Erik Meynen ben ik er dan mee naar Het Laatste Nieuws gestapt. Maar zoals ik had kunnen raden, sprong het daar dan weer op vooroordelen af. Ge kent ze wel: zal die kerel niet in de kortste keren over pis en kut beginnen, is die gast wel in toom te houden? Altijd hetzelfde liedje. De teksten waren nochtans heel sec en braaf. En ik heb daar ook geen enkele moeite mee. Maar dat durven ze gewoonweg niet aan te nemen, dat durven ze van mij niet te geloven.

Van de minste scheet doen ze het in hun broek. Ooit liet ik in een jongerenprogramma op de BRT het woord masturberen vallen, uitgerekend in een programma over seksualiteit - en ja hoor, ik mocht meteen mijn valies pakken.'' ,,Zal ik nog even doorgaan? Als ik u een lijstje zou geven van al mijn mislukkingen in de laatste vijf jaar, ge zoudt er van opkijken. Vaak is het argument dat ze wel verplicht zijn om op hun hoede te zijn, dat het mijn eigen schuld is, want dat ik in mijn romans ook vuile woordjes gebruik en mensen te kakken zet, met naam en toenaam nog wel. Oké, dat de humor van de charge en de overdrijving hen ten enenmale ontgaat, tot daar aan toe. Maar ten tweede overdrijven ze zelf, want het loopt met keutels en seks bijlange niet zo'n vaart in mijn boeken als mijn niet-lezers wel vermoeden. En ten derde weet ik ook wel dat een roman niet hetzelfde is als een radioprogramma of een sitcom voor tv. Ik kan me aanpassen. Van sitcom gesproken, ik leur nu al een jaar met een pilootaflevering voor televisie. Zonder succes. Ik geef die aflevering eerst aan A, vervolgens aan B, en dan zegt die: 'Oeioeioei, A is nu echt wel de láátste aan wie ge zoiets moet geven.' En dat gaat zo door van deur tot deur. Als ik dan ten slotte, na de heren A, B, C en D, aan de deur van meneer F sta, ben ik het beu.

Die gasten kennen er niets van. Overigens zeggen ze nooit in mijn gezicht dat ze iets weigeren omdat ze het slecht vinden. Nee, ze lezen een paar handboeken over sitcoms en dan zeggen ze: 'Tja, mijn beste, mooi hoor, heel mooi, maar er zitten te weinig scharnierpunten in.' En meer van die zever. Aha, zeg ik, en wat vindt meneer dan van Cheers, toch wel de oer-sitcom voor het grote publiek? Ach, zeggen ze, Cheers, dat functioneert niet in Vlaanderen. En dat terwijl Cheers nu precies van naaldje tot draadje gebaseerd is op die verdomde handboeken! Wat moet ik dan anders besluiten dan dat ze mijn werk verkeerd lezen?

Frustrerend? En of. Ik sta te trappelen om iets voor televisie te schrijven. Een keer iets anders dan De Kampioenen dus. Ja maar, zeggen ze dan, daarvoor hebben we Kamagurka al! Dat is wat ze doen: Kama als schaamlapje gebruiken. Gevolg: Kama heeft geen concurrentie meer en van de weeromstuit begint hij het slechter te doen. Maar dát durven ze hem niet zeggen. En zo draait de boel maar verder.'' ,,Ik heb vijf filmscenario's gemaakt van De terugkeer van Bonanza. Maar er komt niets van in huis. Vijf keer afgekeurd door de Filmcommissie, telkens in vijf lijntjes waaruit bleek dat het niet om mijn werk ging, maar om mij. Angèle Manteau vatte het onlangs fijngevoelig samen in een interview in De Morgen. Johan Anthierens vraagt haar wat ze van Brusselmans denkt. Antwoord: 'Brusselmans kan mij gestolen worden.' Oké, ik zou misschien redelijk in paniek slaan als Angèle Manteau mij fantastisch zou vinden. Maar dit terzijde. Waarom vindt iemand als Angèle Manteau en veel anderen uit ons kringetje van Literatuur met een grote L iemand als Tom Lanoye dan wél fantastisch? Omdat Tom daar op een of andere manier bij hoort, bij die kring. Ze dwingen u om in een bepaalde kring opgenomen te worden. Maar als ik dan grote L wil verkopen en tegelijk toch in de literaire underground wil blijven _ tja, da's moeilijk te combineren, dat nemen ze niet.

Tom stampt met Luk Perceval een groot Shakespeare-project uit de grond. Terwijl ik kleinere stukken schrijf die nooit opgevoerd worden. Commentaar: die stukken van Brusselmans zijn immoreel, dat kan niet in het zogenaamde Dutroux-tijdperk. Hebben die gasten dan stront in de ogen, of wat? Als Shakespeare zonen met hun moeders laat neuken, dan zeggen ze: Shakespeare is een ziener, enzovoort. Schrijf ik een hard stuk, dan zeggen ze: Brusselmans is immoreel. En precies die gasten beslissen dan hoe literatuur in elkaar moet zitten. Political correctness, daar draait het tegenwoordig om. Tom Lanoye legt in zijn werk vaak de vinger op de wonde, absoluut. Maar hij doet dat op een politiek correcte manier. Ik niet. Mij kan men veel moeilijker vastpinnen. Van mij zeggen ze: meent die dat nu allemaal? Of ze vragen zich af: is dat een fascist of zo? Het is onduidelijk wat ik doe, er kan geen etiket op. Vooral de laatste jaren ondervind ik dat ik nooit tot het literaire establishment gerekend zal worden. Daar ga ik niets aan doen, nee, ik denk er niet aan. En trouwens, ook mijn romans zijn politiek, want politiek incorrect.

Ge wordt maar au sérieux genomen als ge bijvoorbeeld uw mening gereed hebt over dat debiele gedoe rond een Van den Brande die niet uitgenodigd wordt op een oorlogsherdenking. Dat soort dingen. En daar houden de media zich dan mee bezig. Ach wat, politiek is zo futiel! 't Gaat over macht? Ja, oké, maar dan wel op een volstrekt debiel en hypocriet niveau. Hoe mannen macht uitoefenen over hun sloor van een vrouw, dát is belangrijk, dat is niet futiel.'' ,,Waarom komen de Kosovaren of Congolezen naar hier? Omdat er hier geen dictatuur is. Maar ze zijn hier nog niet en de politiek begint: welke neger mag blijven en welke moet weg? Niemand wil er dertig in zijn straat. Maar als er ergens één weg moet, wordt hij een knuffeldier. Dan staat iedereen op zijn achterste poten. En dan noemen ze mij fascist! Ge moet toch een complete idioot zijn om in een schonere wereld te geloven? Ik kots van die hypocrisie.

Nog een straf voorbeeld. Onlangs ging het in het Canvas-programma Ter Zake over illegalen die opgelicht worden door artsen. Aan de kaak stellen, prima. Komt daar dan een trut van Geneeskunde voor het volk haar zegje over doen - voor mij niet gelaten, maar hebt ge in de vlucht toevallig ook dat portretje gezien dat ze in haar kabinet had staan? Een portret van Stalin, precies. De grootste massamoordenaar van deze eeuw. En dacht ge dat die jongens van Canvas daar eventjes op inzoomen, op die moordenaar, of er een vraagje over stellen? Vergeet het. Die trut komt de illegalen bevrijden met Stalin op haar dressoir! Hoe denkt dat mens eigenlijk dat vadertje Stalin het probleem met de arme negertjes opgelost zou hebben?'' IN Nog drie keer slapen en ik word wakker zegt de alomtegenwoordige Louis Tinner ergens dat zijn vader en moeder de kracht hadden om zich aan mijn... mijn liefde te onttrekken zonder die... die godverdomde liefde in woorden te hebben gehoord. Of in daden te hebben gezien. En hij besluit: Ik ben een zeer contactarm persoon.

,,Liefde'', zegt Brusselmans, ,,bij ons thuis werd dat niet gezegd. Ze was er wel, in een van haar twintig definities dan toch. Maar ik heb er me aan onttrokken, aan de liefde van mijn ouders. Ik heb gezworen: ik blijf nooit in dit milieu. En zo heb ik ook gedaan. Veel mensen zien dat als een vorm van in de steek laten. Maar dat is absoluut niet waar. U aan een liefde onttrekken, daar moet ge nu net kracht voor hebben. Wie het niet kan, raakt zwaar in de misère. Ik heb mijn eerste vrouw heel graag gezien. Maar ik heb me op zeker ogenblik aan die liefde onttrokken. Toen het nog niet te laat was, toen we nog voor altijd vrienden konden blijven. Te dicht moet het ook niet zijn, vind ik. Anderzijds zoudt ge me nu de vraag kunnen stellen: 'Maar waarom hebt u dan geen seks met andere vrouwen, meneer Brusselmans?' Welnu, dat komt omdat ik mijn vrouw niet wil kwetsen. Monogamie is gebaseerd op wilskracht, en ongetwijfeld ook op een potentieel schuldgevoel. Monogamie is tegennatuurlijk, maar de liefde is niet tegennatuurlijk.''

Binnenkort verschijnen van Herman Brusselmans enkele verhalen die hij een paar jaar geleden onder pseudoniem een aantal uitgeverijen aanbood. Overal ving hij bot. Zijn eigen uitgever vond het een manuscript van ,,weer een idioot die Brusselmans wil imiteren''. Maar goed, het was van hemzelf en dat verandert dus de zaak. Ook al omdat de auteur er verschrikkelijk graag een tv-scenario van wil maken. ,,Al zal ik ook daar wel bot mee vangen.'' Intussen is zijn derde roman rond de figuur van Guggenheimer in de maak (Guggenheimer dit keer als uitgever), is Jan Bucquoy van plan om Het mooie kotsende meisje te verfilmen en vraagt Brusselmans zich af waarom niet iemand Vrouwen met een IQ zou verfilmen. ,,Dat boek is heel gemakkelijk te verfilmen. Maar ik vrees dat we nog even moeten wachten. Eerst nog een Uilenspiegel, dacht ik, en pater Damiaan of zo.'' En als hij zelf een film mocht maken? ,,Een heel intimistische liefdesfilm. Dat zou ik - allee, zeg maar, daar droom ik eigenlijk van.''