Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
De doodsdrift gierde vroeger door mijn zinnen

Titel:          De doodsdrift gierde vroeger door mijn zinnen
Auteur:     Hugo Camps voor Elsevier
Datum:     08-05-1999
Grootte:   2384 woorden

SCHRIJVER HERMAN BRUSSELMANS WIL BEWONDEREN

Elk boek van de zelfbenoemde Mooie Jonge Oppergod van de Vlaamse letteren is een bezwering van misantropie. Toch zit er troost in het werk van de veelschrijver en kampioen van de verbale schunnigheid. Ooit zal Herman Brusselmans over zijn jeugd schrijven. `Ik kan het pas doen als mijn vader dood is.'

De schrijver heeft de televisieshow Help Kosovo helemaal uitgezeten. Het was een coproductie van de publieke omroep en het commerciële station VTM. Alle bekende vlamingen waren humanitair aanwezig. En geven dat het volk deed: ruim 600 miljoen frank (33 miljoen gulden).
De dag daama zegt Herman Brusselmans retorisch: `Moet ik nou over Kosovo schrijven of over de broer van Miss België? Ik vind het zo arrogant, de definitieve column over Kosovo. Voor definitieve uitspraken hebben we toch de Kofi Annans en de Solana's? Hulpacties en andere goede doelen op televisie zijn overigens verdacht. Sterker, wat de VRT en VTM gezamenlijk opvoerden was walgelijk.'

De Vlaamse minister-president was ook in de uitzending. Hij kwam de presentatoren Koen Wauters en Ben Crabbé een cheque van tien miljoen frank aanbieden voor de vluchtelingen. `Toen ik dat zag, dacht ik: "Je gaat die vluchtelingen op den duur een beetje haten. Zo van: sterf maar. Jullie krijgen bommen, maar wij krijgen Koen Wauters, Ben Crabbé en Luc van den Brande."

`Het zijn altijd derderangsartiesten van wie de carriëre in het slop zit, die een braderie organiseren waarbij een beetje geld wordt ingezameld voor een goed doel. Zij staan daar dan voor de camera op een Herman Teirlinck-achtige manier hun ontroering te debiteren. Jan Decleir zal er niet aan beginnen. Pure fake: morgen zitten ze weer geïrriteerd naar elkaars kijkcijfers te kijken.'

Hij wil niet zeggen dat hij Kosovo-moe is, maar te veel ellende is ook niet goed voor een mens. `De schrijnende beelden van vluchtelingen ontroeren me een enkele keer als ik oude mensen en dieren zie lopen. Kinderen raken me minder. Als de kinderen er niet waren, zouden de vluchtelingen sneller opschieten. Ik herinner mij nu een beeld uit Pristina. Er liep een uitgemergeld paardje dat bergop moest klauteren met een kar vol onbestemde goederen en twee mensen. In de ogen van die twee mensen zag je het gebrek aan respect voor zo'n beest. De Albanezen zijn wel op de vlucht, maar laten we daar nu ook weer niet het leukste volk aller tijden van maken. Ik heb medelijden met zo'n paard.'
Hij tilt de analyse van de goede-doelenindustrie een trapje hoger. `Vanmorgen in het bad had ik een boeiende gedachte, Hoe is het mogelijk, vroeg ik mij af, dat het Vlaamse volk zoveel geld stort voor Kosovo? Van al die televisiekijkers stemt deze zomer 25 procent op het Vlaams Blok. Kosovo is een emotioneel intermezzo, en fake-emoties zijn een uiting van domheid. De commerciële zender VTM doet niet anders dan de emoties van de kijker oppompen en levert daarmee het bewijs dat ze de mensen dom wil houden. Zo kom ik tot de uitspraak dat het instituut VTM fascistische praktijken toepast. Want ze weten dat het volk denkt zoals de gecreëerde vedetten.'

Er is sprake van een oeuvre. De 41 jarige Brusselmans heeft ruim dertig publicaties op zijn naam staan. Hij schrijft aan een gemiddelde van twee boeken per jaar. Elk boek is een bezwering van misantropie. De zelfbenoemde Mooie Jonge Oppergod van de Vlaamse letteren, die door recensenten gemakshalve wordt neergesabeld als antischrijver met een optimale smakeloosheid, heeft meer te bieden dan melige gein. Brusselmans staat in het leven, bang en kwetsbaar, maar met een genadeloos oog voor de alledaagse werkelijkheid. `Nu ik meer in tevredenheid leef wordt het schrijven moeilijker. Vroeger gierde de doodsdrift door mijn zinnen, dat is de laatste tijd minder. Ik moet dus meer zelf verzinnen. Natuurlijk heb ik niet continu iets te zeggen, maar ik ben een stilist die het hoe belangrijker vindt dan het wat.'

In diepe ernst: `Ik ben een volkslul van dertien in een dozijn. Juist daarom heb ik een enorm respect voor heren. De vraag is of er nog wel heren zijn? Kan je premier Dehaene een heer noemen? Ik eis van politici dat ze boven mij staan. Ik word fysiek ongemakkelijk als ik bestuurders aantref in zogenaamde verbroederingsfeesten met het volk. Een minister hoort niet achter de tapkast. `Minister van Binnenlandse Zaken Luc Vandenbossche is vorige week met zijn tweede vrouw in het huwelijk getreden. Dat komt allemaal met veel toeters en bellen op de televisie. Je ziet de minister door Gent rijden in zo'n oude dubbeldeksbus uit de tijd van de Beatles. Je ziet hoe hij zijn vrouw kust. Nog erger: hij gaat uitleggen hoe leuk zijn nieuwe meisje is. Kortom, de minister maakt van zijn huwelijk een janboerenfluitjeskermis. Dat wil ik niet zien. In de politiek telt alleen nog het imago. België wordt geregeerd door VTM-ministers.'

Niemand deugt, leve het volk. `Daar wil ik toch een vraagteken achter plaatsen. Ik heb een eeuwige nostalgie naar het volkse leven. Maar geef het volk een spandoek en het loopt achter de eerste de beste gek aan. Enkele jaren geleden dacht iedeneen dat er in België een omwenteling had plaatsgevonden. Tweehonderdduizend mensen liepen mee in de Witte Mars. Het begin van een nieuwe politieke cultuur, orakelden de media. Ik wist: laat het op de dag van de Witte Mars pijpenstelen regenen, en je krijgt nog hooguit tienduizend manifestanten. Een jaar later kwamen op de "dag van de democratie" tweeduizend mensen de straat op. Het regende.

`De ellende van het volk is dat het niet kan leven met onaanraakbare mythes. Helmut Lotti is aanraakbaar en dus kan Jezus Christus het schudden. Wie hebben we nog als onbenaderbare mythe? Ik ben nu zo ver dat ik met Gerard Reve best op de koffie kan. Maar dat wil ik niet. Reve is mijn mythe en die houd ik ver van mij. De onttakeling van de mythe kom je de laatste tijd ook bij rockgroepjes tegen. Ze staan allemaal te koketteren met een houthakkershemd en met een bewust gebrek aan imago alsimago. Dan heb ik liever David Bowie die geschminkt en in glitterpak hoog op een podium mijn mond open laat vallen. Aanraakbaarheid is de hoogste vorm van arrogantie van vedetten en politici.'

Herman Brusselmans wil bewonderen en het steekt hem dat hij daar steeds minder de kans toe krijgt. Zelf wordt hij door een harde kern ook aanbeden. `Als ik zeg dat ik maar een gewone jongen ben dan bedoel ik dat in filosofische zin: de koning moet ook naar de wc. Ik geloof in rang en stand, ook in de kunst. Ik ben altijd beleefd, maar daarom nog niet one of the boys. Beleefdheid is de menselijke kwaliteit die mij het best bevalt. Je zult mij niet zien staan dringen aan het frietkot.'

Enig respect voor zijn literair talent zou mooi zijn. 'Als je in vijf jaar tien boeken schrijft en je wordt tien boeken lang de grond ingeboord, dan vreet dat aan je. Ik mis respect. Ik ben geen aanhanger van de complottheorie, maar ik zie wel een paar vileine mechanismen die schuilgaan achter de negatie van mijn werk. Met name de Vlaamse zogenaamde kwaliteitskranten pruimen mij niet. Er wordt altijd gezegd: "Brusselmans schrijft steeds hetzelfde boek." De stijl van de herhaling is toch iets anders dan altijd hetzelfde boek schrijven. Men wil het niet zien.'

Dat hij met name in Nederland school gemaakt heeft, houdt de moed erin. `Het succes van Ronald Giphart zie ik niet als een eerbetuiging aan mij. Hij is wel door mij beïnvloed, zoals ik beïnvloed ben door Bret Easton Ellis, door Remco Campert en door Reve. Door zelf een cocktail te maken van die invloeden word je een beetje uniek. Niemand vindt het wiel uit, maar als je de spaken van het ene wiel, de binnenband van het tweede en de velgen van nog een derde wiel samenbrengt - en hier houdt mijn fietskennis op - dan krijgje iets nieuws. In Vlaanderen word ik afgerekend op mijn moed de dingen te benoemen. En op mijn moed de literatuur met een hoofdletter aan te pakken. Een stuk brood is nog altijd belangrijker dan een boek.'

Hij gunt de genomineerden voor een boekenprijs een aardig bedrag, maar het tuttige gedoe rond boekenprijzen bevalt hem minder. 'Men kan er nooit een aanspreekbaar programma van maken. Altijd weer komt de dictatuur van de leukigheid om de hoek kijken. Interviewtjes tussen voor- en hoofdgerecht. Beeldjes over de werkkamer van de schrijver. Boutades over de kleine kanten van de gevierde auteur Het komt altijd op hetzelfde neer: het ontmythologiseren van de schrijver. Het gaat niet om het boek, het gaat om de show. Nou dan kan men beter mij nomineren, want ik ben toch iets telegenieker dan Marcel Möring en ik heb iets meer camera-ervaring dan Neeltje Maria Min. Dat zo'n boekenprijssponsor dat niet ziet.'

Uitgerekend de schrijver die het in zijn boeken geslachtsdelen laat regenen, is gefascineerd door relaties. 'Ik heb lang geloofd in het sprookje van Romeo en Julia. Dat mijn huwelijk met Gerda stuk is gegaan, was een donderslag bij heldere hemel. Ik was vast van plan mijn trouwbelofte gestand te doen.'

Nu is er Tania. `Ik ben absoluut monogaam. Ik wil mijn vrouw in haar eer laten. Met een ander naar bed gaan is hoe dan ook kwetsend. Ja, ik ben een ethicus in de liefde. Je kan niet anders dan conservatief zijn in een relatie. Geen enkel stel overleeft een driehoeksrelatie of vrije liefde. Maar juist omdat liefde en seksualiteit zo belangrijk zijn, moet je de humor erin houden. Zwarte humor, milde humor, ironie, absurdisme, het maakt niet uit. Ik schrijf om de lezer te amuseren, maar het is wel dialectisch amusement. De hoop dat de mensen die mij lezen in hun denken vrijer worden, laat ik niet los. Daarnaast ben ik een man van nostalgie. Het is niet omdat ik af en toe het woord "beffen" laat vallen dat ik de seksualiteit onteer. Dat doen Goedele Liekens en nog vijftien goeroes die in hun thematische tv-uitzendingen over seks altijd mensen opvoeren die overheerst zijn door hun driften. Strippers, prostituees, dat volk.'

In leven en werk worstelt Herman Brusselmans met de interpretatie van de vergankelijkheid der dingen op een moment dat ze er nog zijn. `Toen mijn moeder nog leefde dacht ik: mijn god, wat ga ik doen als ze gestorven is? Tania en ik hebben een innige band met onze hond. We hebben nu reeds nostalgie naar de tijd dat onze hond nog leefde. Terwijl hij er nog is. Nostalgie en agressie gaan vaak samen.

`Een schrijver schrijft per definitie autobiografisch. Dat tempert de zucht naar begrepen worden. Tania leest alles als eerste. Zij moet haar zegen geven. Gelukkig is ze een bewonderaar van mijn werk, ofschoon we tegengestelde karakters zijn. Zij is op Gucci en BMW, ik leef als een soort vrek.'
Vader Brusselmans was veehandelaar. `Een tobber, heel agressief, ongelukkig en ontevreden. Zijn vijanden - van de dierenbescherming bijvoorbeeld - moesten altijd dood. Ik voetbalde vroeger. Na elke wedstrijd zei mijn vader: die scheidsrechter moet dood. Iedereen moet dood terwijl hij in werkelijkheid geen vlieg kwaad doet. Hij is een beetje een laf mens met een onverantwoord zelfbeeld. Als iemand hem vraagt of-ie mijn boeken heeft gelezen, zegt hij: "Ik moet die boeken niet lezen, ik weet wat daar in staat." Hij denkt dat de boeken dankzij hem worden geschreven. Dat ongehoorde ultbeeld heeft hem ook gered van het koord aan het plafond.

`Mijn moeder was zijn rechterbeen. Vanaf haar dood gaat hij mank door het leven. Ik heb echt gedacht dat hij zich zou ophangen. Hij koos uiteindelijk toch voor het leven en is nu een zeurende oude man die ik steeds sympathieker vind. Teder? Op zijn manier. Op het einde van haar leven moest mijn moeder elke vrijdag naar de kunstnier in de kliniek. Als ze dan 's middags thuiskwam, bakte mijn vader, die nooit kookte, spek met eieren. Op maandag is mijn moeder gestorven en op vrijdag bakte mijn vader, precies om halfeen, spek met eieren. Nadat de tafel gedekt was, kieperde hij de pan in de vuilbak.'

Ooit zal hij over zijn jeugd schrijven. `Een onontgonnen gebied. Maar ik kan het pas doen als mijn vader dood is. Misschien verander ik dan wel van vorm en stijl.' Je zou het de kampioen van de verbale schunnigheid niet meteen nageven, maar er zit troost in het werk van Herman Brusselmans. `Ik probeer in elk geval het falen te legitimeren. Maar dan zonder de maniertjes van de tv-goeroes die er een dokter en een sociaal werker bijhalen. Ik vervang al dat soort tegen-de-wind-in-gezeik door een grap te maken over een erectie van negentien centimeter of over mijn impotentie. Zo erg is het nu ook weer niet. Mijn troost ligt achter de woorden, niet in de woorden.' Hij is zo preuts als een non. `Ik ben nog nooit in een sauna geweest en ben ook niet van plan dat ooit te doen. Lichamelijke intimiteit heeft voor mij donkere kanten, letterlijk en figuurlijk.' De angstaanvallen zijn weg. Al moet hij nog steeds twee pilletjes per dag nemen, anders gaat het fout. `Ja, Tania heeft meer angst weggenomen dan die pillen. Door gewoon zichzelf te zijn.'

Als voetbalfanaat heeft Brusselmans een ongezouten mening over de rellen in Rotterdam. `Die relschoppers zijn puur op testosteron en agressie gebouwd. Hun vernielzucht is echter gelegitimeerd want in Nederland moet iedereen de kans krijgen te zijn wie hij is. Ik zou die gasten op zijn minst een kogel door de knie schieten, maar dat mag niet van de Nederlandse tolerantie. Hollanders protsen liever met voetbalpasjes dan die relschoppers gewoon in elkaar te rammen zodat ze zes maanden niet naar buiten kunnen. Nou ja, bij de boerenbetoging in de jaren zeventig vielen ook doden, maar boeren komen maar één keer op straat. Het probleem met die hooligans is dat ze er elke week zijn.' De verwording van de taal zegt alles over Nederland.

`Nederland kent geen underground want underground bloeit op frustratie. In Nederland mag alles, moet alles. Er is geen tegenstand tegen modieuze trends als turbotaal en dus gaat oma ook `doei' zeggen. Alles en iedereen wordt er gecanoniseerd. En gesubsidieerd. Dan kweek je een heel zwak volk.'