Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Een parabel van Brusselmans: Life is a bitch

Titel:          Een parabel van Brusselmans: Life is a bitch
Auteur:     Jan Flamend voor De Standaard
Datum:     12-12-2001
Grootte:   931 woorden

In 1984 recenseerde ik een van Brusselmans' eerste boeken, Prachtige ogen . Ik had er meteen mijn bekomst van: Julius Cramp, alter ego van Herman Brusselmans, lijdt aan acute mistroostigheid en dweilt de studentencafés af. Hij zit vol adolescentenressentiment en verheft de landerigheid tot norm. Op een dag steelt hij een pistool en schiet een hoogleraar neer. Oké, goed, dat hebben we dan gehad. Het leven is niet leuk, maar we slaan er ons wel door.

Sindsdien heeft Brusselmans nog een boek of twintig uit hetzelfde vaatje getapt. Zijn boeken worden bijna systematisch door de kritiek afgebroken. Onversaagd is hij blijven produceren en telkens krijgt hij massale persaandacht. Waar komt die fascinatie van de media voor Brusselmans vandaan? Is er dan geen andere provocerende, intelligente, mediagenieke kunstenaar of intellectueel in Vlaanderen dat die Brusselmans in elk tv-programma, dagblad of boekske ten tonele moet gevoerd worden?

Misschien vind ik in Pitface een verklaring, sprak ik mezelf moed in. Misschien heeft Brusselmans sinds Prachtige ogen geleerd om een boeiend boek te schrijven. De ondertitel ,,Een parabel'' laat zelfs vermoeden dat er iets stichtends in zit. Een ouwe moralist is daar niet ongevoelig voor.

Wie beschrijft mijn ontzetting bij het lezen van de eerste pagina van Pitface ? Die luidt als volgt: ,,Mijn vorige roman werd door een bepaalde minkukel slecht gerecenseerd en dat stond me niet aan. Waarom zou het. De recensie had ik zelf niet gelezen, ik had het van horen zeggen, en dat volstaat. Ik brak binnen in het huis van de recensent, samen met m'n enige vriend, de absolute nul Brillekas. In het huis van de recensent stonk het nogal. We liepen naar boven, en betrapten in een slaapkamer de recensent en zijn vrouw bij het gewekt worden door lawaai. Ja, Brillekas kan lawaai maken als hij een trap op loopt en een kamer binnenstormt. Hij schoot de recensent een kogel door het voorhoofd.

Wil iemand weten met welk merk van pistool dat gebeurde? Wie kan het wat schelen? De hersens van de recensent vlogen tegen de muur en besmeurden daarbij een kruisbeeld. Dat rukte ik los en ik sloeg ermee de tanden uit de bek van het gillende wijf. De doornenkroon op de koperen kop van Jezus Christus raakte daarbij op zo'n manier haar tong dat het gillen ophield en dat het bloed uit haar smoel spoot.''

Hebben we hier te maken met een burleske á la Bret Easton Ellis of met een uitgekiend spel op de dunne grens tussen fictie en werkelijkheid? Dat vermoeden werd dan weer gerelativeerd door een blik op de laatste bladzijde: ,,'Ik ben Herman Brusselmans', zei Pitface, 'en al de rest is schijn.''' Uit een van de talrijke interviews had ik onthouden dat Brusselmans een hekel heeft aan fysiek geweld en begrepen dat hij in wezen een aardige, gevoelige, tobberige jongen is met een klein hartje. Een hopeloze romanticus die zich van de literatuur bedient om wat zin en structuur aan zijn troosteloze bestaan te geven. Hij heeft de leegte van het leven in de muil gestaard en hij durft daar zonder schroom over berichten. Hij bedient zich daarbij van absurde humor, gratuite vuilbekkerij en willekeurige scheldpartijen.

Brusselmans is de ongekroonde koning van het depri-proza, de profeet van het n'importe quoi , de literaire oppergod van de heldhaftige existentiële onverschilligheid, het rolmodel van de Vlaamse scholieren die worstelen met de zin van het bestaan in een van de rijkste regio's ter wereld. Brusselmans heeft duizenden bladzijden maffe mistroostigheid ter beschikking gesteld. Hij is de Neder-Duitse kruising van Eminem en Quentin Tarantino. Zijn basisthematiek is de lijfspreuk van een willekeurig personage uit Pulp Fiction : ,,Life sucks & shit happens''.

Tussen de moordpartij op de argeloze recensent en de ontmaskering van Pitface als Brusselmans wordt warempel een verhaal verteld. Een verhaal over willekeurige moorden en verkrachtingen, over piekeren over het leven, het zelf en de medemens, over het ideale meisje Kim Rosenberg en over drugs. Pitfaces dolle vriend Brillekas dealt himmlers , een placebo drug die een gevoel van onverschilligheid verschaft. Maar er is een nieuwe drug op komst, de elasto , die een gevoel van betrokkenheid kan geven. Pitface richt een bende op om die elasto's te bemachtigen van de beruchte dealer Pater Zoll. Het loopt af met een sisser. Wel krijgt Pitface Kim Rosenberg terug, weliswaar lichtjes gemutileerd door Pater Zoll.

Pitface is vakkundig geschreven, de stijl is korzelig, kortaangebonden. Julius Cramp uit Prachtige ogen is een ver neefje van Pitface. Ze worstelen met dezelfde indolentie, ze zwelgen in willekeur en ze dwepen met immoraliteit. Maar Pitface is erachter gekomen dat volkomen onverschilligheid en apathie onmogelijk zijn. Hij stelt een daad, die tot betrokkenheid moet leiden bij een nieuwe generatie drugsgebruikers. Brusselmans suggereert Brusselmans dat, zelfs in een totaal immorele wereld, een zekere moraal toch aan te raden is.

Hier wordt de ondertitel interessant. Pitface voegt zich in de traditie van het Nieuwe Testament, met de parabel van de Verloren Zoon en de parabel van de Barmhartige Samaritaan. De parabel is een didactisch genre, bedoeld om tot een morele houding te overreden. Een parabel is pas geslaagd als je niet enkel tot een nieuw inzicht komt, maar er ook naar handelt.

Brusselmans wil ook dat zijn lezers naar zijn boodschap handelen. Raak betrokken, lijkt hij te willen roepen, over de knallende kruitdampen en het gegil van de verkrachtingen heen. Onverschilligheid is maar niks.

Life sucks & shit happens. Maar maak er toch iets van. Desnoods tegen beter weten in.

HERMAN BRUSSELMANS, Pitface. Een parabel , Prometheus, Amsterdam, 202 blz., 585 fr.