Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Vlaamse letterkunde als cabaret

Titel:          Vlaamse letterkunde als cabaret
Auteur:     Henk Egbers voor BN/De Stem
Datum:     19-03-1988
Grootte:   852 woorden

Omdat heel Nederland zich in de Boekenweek buigt over de Vlaamse literatuur heeft Herman Brusselmans deze week laten verschijnen 'De geschiedenis van de Vlaamse Letterkunde'. Je kunt er niet vanuit gaan dat de naam van Brusselmans hier - ondanks enkele publikaties bij Nederlandse uitgevers en een tv-optreden - erg bekend is; daarom: wees op je hoede, hier is een Vlaamse grappenmaker aan het werk. Maar die zijn momenteel in Nederland populair.

Het boek ziet er heel klassiek uit; zoals je je een gedegen handboek voorstelt. Letters en lijntjes. Nu is die Brusselmans dan ook een man met een grote intellectuele bagage, maar hij is altijd student gebleven. 'Student' hier te verstaan als iemand met studentikoze allures. Wie wil kennismaken met de Vlaamse letterkunde waar die dan ook begint en ophoudt wordt wel op een min of meer grappige manier met zijn neus op de 'feiten' gedrukt.

Toch is het dienstig als je al van de echte feiten goed op de hoogte bent wil je de rimram van Brusselmans kunnen proeven, waarderen of verwerpen. Zoals je bij het beluisteren van Wim Kan indertijd toch wel wat van de Nederlandse politiek moest weten om hem te waarderen, zo dien je van de Vlaamse literatuur wel het een en ander te kennen om het cabaret van Brusselmans te taxeren.

Het komt in het kort hierop neer dat hij vanaf 1830 iedereen in de zeik zet (ik gebruik zijn vocabulair); ongelooflijk veel zaken bij elkaar en door elkaar haalt om tenslotte te concluderen dat de Vlaamse literatuur begint en eindigt als Brusselmans de pen oppakt, respectievelijk neerlegt.
Dat is een bewuste en als geinig bedoelde overschatting van zichzelf. Het vervelende is dat Brusselmans ook last had van een onbewuste overschatting. Daarvan heeft hij dan zelf geen last; de lezers wel. Word je aanvankelijk mogelijk meegezogen door zijn grappen en grollen, het begint spoedig te vervelen; temeer omdat, algezien van verschillende aardige vondsten, het gros nogal gezocht en goedkoop is. Brussel is niet de cabaretier die hij zelf denkt te zijn; wel even, maar geen 175 pagina's lang.

Vernieuwer
Gezelle wordt bij voorbeeld geëerd als de dichter die zijn verzen schreef op de rug van E. van Oye, één van zijn favoriete studenten, maar ook als een liturgisch varnieuwer die de driedimensionele hostie wilde introduceren en een preekstoel met hydraulische vering. Soms beseft Brusselmans zijn flauwiteiten zelf. Als hij zegt dat Karel van de Woestijne zich terugtrok in St. Martens Latem, genoemd naar de kreet 'Laat hem!', uitgebruld door Sint Maarten, voegt hij er zelf bij : "Heel flauw".
Eh wat hiervan te denken: "Wies Moens, kent u die? Zo'n kleine dikke met langharige wenkbrauwen? Na de oorlog raakte hij nog in de gevangenis ha ha ha ha. Dat komt ervan van met den mof te heulen! Zo erg was het nu echter ook niet wat Wies gedaan had. In zijn onnozelheid ja zelfs zijn onwetendheid! had hij op straat simpelweg een Duitse majoor staan masturberen, niet uit seksueel oogmerk maar slechts om zijn door koude en ontbering aangevreten linkerhand te warmen. Thuis was de kachel uit en mevrouw Moens weigerde deze opnieuw aan te steken zolang ze van haar echtgenoot voor haar verjaardag geen SS-kostumske kreeg. Ja jongens in de oorlog zijn toch toeren gebeurd!"...

Brusselmans laat zich begeleiden door een Nederlandse correspondent, die iets met Vrij Nederland te maken moet hebben, maar ik denk dat hij voetbalt bij KV Mechelen. Er wordt namelijk nogal wat ondersteboven geschopt en op de tribunes van de Vlaamse letterkunde gaat Brusselmans gemeen te keer. Hij laat er Aster Berkhof 'keutels persen', Hubert Lampo 'deftig schijten', de 'klungel Alstein zeiken', Jef Geeraerts zich verrijken door 'schrijven en drie maal daags naaien' etc.

Boon 
Boons Kapellekensbaan blijft alleen overeind. Maar hoe! "Boon trekt de consequenties uit het rauwe dynamisme van Walschap en Céline (die had zelfs nazi-sympathieën! Wat is levensangst verduiveld daartegenover?!). Van zijn oertalent de oerovervolheid van De Kapellekensbaan getuigen, doch nu uitermate gedetacheerd. (Laatst kwam ik dat woord eens tegen in een brochure. Dat ga ik binnenkort ook eens gebruiken, was meteen mijn vaste overtuiging. Schrijven is stelen is mijn leus)".

In het slothoofdstuk voert hij de geboorte van zijn eigen talent op. Jammer dat hij niet van die schandelijke, onbenullige, onbehoorlijke of slechte dingen gedaan heeft die hij zijn collega's toedicht, dan was zijn leven mogelijk interessant geweest om te lezen.

De rimram van Brusselmans is soms om te lachen, maar vaker om te huilen. Nog afgezien van de rammelende constructie en kromme zinnen, die zelfs als ze bewust zo gebracht worden niet ècht leuk zijn. Gelukkig constateert hij in de slotalinea van het boek: "Jezus, hoe was het ooit zo ver kunnen komen! Tot m'n studententijd was ik een gelukkig mens, lees daar Prachtige Ogen maar eens op na. En dan ineens het ware leven. De slag kwam hard aan. Het ware leven lag me niet zo". Daarom blijft hij blijkbaar het 'ware' leven verwarren met zijn (!) studententijd. 

Herman F.M. Brusselmans; 'De geschiedenis van de Vlaamse letterkunde'. Uitg. Dedalus / Nijgh & Van Ditmar, prijs f 29,50