Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
De G van Geld

Titel:          De G van Geld
Auteur:     Jeroen Overstijns voor De Standaard
Datum:     23-09-1999
Grootte:   1148 woorden

Brusselmans guggenheimert voort In Uitgeverij Guggenheimer van Herman Brusselmans doet het gelijknamige en inmiddels welbekende hoofdpersonage een gooi naar literair uitgeverssucces. Met goed gevolg, hoewel de analyse van het literaire leven verzandt in typische Brusselmans meligheid. Het leek geen slecht idee: het prototypische Brusselmans-personage Guggenheimer strijkt na zijn activiteiten in de televisiewereld (zie De terugkeer van Bonanza , zie Guggenheimer wast witter ) met Uitgeverij Guggenheimer neer in het zompige moeras van de Vlaamse literatuur. Het zou wel eens een doortocht kunnen worden waarbij de letteren hun laatste onschuld als sneeuw voor de zon zien smelten. Guggenheimer is immers de geïncarneerde genadeloosheid. Een blad voor de mond nemen is wel het laatste wat in hem opkomt. Wie zou er níet uitkijken naar een met vitriool doordrenkte sleutelroman waarin onze nationale literatuurgilde op de korrel wordt genomen?

Helaas: Uitgeverij Guggenheimer zal geen schok door ons literaire landschap zenden omwille van de vlijmscherpe en niets ontziende analyse. Daarvoor is het boek te sloom, te karikaturaal, te clichématig. Op de laatste pagina's van Uitgeverij Guggenheimer ziet het letterkundige pantheon er weliswaar lichtjes anders uit. Guggenheimer heeft de concurrenten eenvoudigweg geliquideerd. Een vertimmerde Jef Geeraerts moet door zijn vrouw in een rolstoel rondgereden worden. Monika van Paemel is verkracht en overleden aan de gevolgen daarvan. Hugo Claus heeft een aanslag op zijn fysieke integriteit evenmin overleefd. In tegenstelling tot zijn vrouw Veerle trouwens, die ook aangerand werd, wat haar echter niet verhindert de dood van haar man terstond te verzilveren. In plaats van het werk van deze uitgeschakelde collega's bezetten al snel boeken van Uitgeverij Guggenheimer de eerste drie plaatsen van de boekentoptien.

De verhaallijn van Uitgeverij Guggenheimer heeft zo weinig om het lijf dat van een echte satire geen sprake is. Je hoeft niet te hopen op meer dan hier en daar een lauwe mening als: ,,De pest is dat het hele literaire wereldje lijkt te bestaan uit alleen maar mindere goden.'' Het zijn weerom vooral de tv-bv's die Herman Brusselmans te kakken zet, en schrijvers zijn tot nader orde geen tv-bv's. Guggenheimer is na eerdere avonturen nog altijd in het bezit van zijn weergaloos succesvolle televisiestation B.O.N.A.N.Z.A. en een productiefirma. De G van Guggenheimer is ook de g van geld. De audiovisuele sector ligt aan zijn voeten, en dat succes wordt al snel een saaie boel. Bovendien heeft zijn Oblomov lezende secretaresse Guggenheimer gezworen dat literatuur in de eenentwintigste eeuw een dikke hit wordt, terwijl het nieuwe van televisie er ondertussen al wel af is.

Niet gehinderd door enige kennis van zaken of liefde voor het vak (,,Ik haat weliswaar boeken, en ik haat schrijvers, en ik haat alles wat met die twee te maken heeft, maar is dat een probleem? Integendeel'') werpt Guggenheimer zich in de boekenbranche. Ook qua bedrijfsstrategie is simpelheid troef. Ten eerste: Guggenheimer zal alleen boeken uitgeven waarvan vooraf vaststaat dat het bestsellers worden. Ten tweede, en daarmee samenhangend want bestsellers zijn dun gezaaid: per seizoen zal Uitgeverij Guggenheimer maar drie boeken op de markt brengen. De rest van de roman vult Herman Brusselmans met enkele primaire handelingen die deze strategie moeten vertalen in harde valuta.

Guggenheimer zoekt in de eerste plaats een drukker, een omslagontwerper en drie nieuwe schrijvers. Om de markt ineens helemaal te bezetten, opereert hij immers op drie fronten: proza, poëzie en non-fictie. Daarvoor doet hij een beroep op de headhunter, eeuwige loser en copain de route De Volder. De Volder bezorgt hem een dolgedraaide poëet voor de gedichten, een vamp die het puberdagboekniveau nog niet voorbij is voor het prozawerk en een wat meer normale nitwit voor de non-fictie. Samen met zijn chauffeur schakelt Guggenheimer tegelijk de concurrerende schrijvers uit. Alleen de boeken zelf staan nu nog een ongenaakbare opmars naar de hoogste regionen van de sellerslijsten in de weg.

Guggenheimer bezorgt zijn drie literaire beschermelingen dus ook hun verhaalstof volgens een even ongeloofwaardig als ingenieus masterplan. Daardoor blijken de roman, het non-fictieboek en de poëziebundel ineens met elkaar samen te hangen. Het ene werkt het succes van de twee andere in de hand. Zonder over dat masterplan alles te vertellen want anders blijft er van de verhaallijn niets meer over: een rist Gentse deernen dient op koudbloedige wijze vermoord te worden. De ouders van die slachtoffers worden vervolgens opgevangen in een nieuwe praatgroep onder leiding van Ellen, Guggenheimers eeuwige ex-echtgenote. Die vindt op deze therapeutische wijze een nieuwe zin in haar leven. Een uitgekiende media-aandacht voor in de eerste plaats de prozavamp in Guggenheimers tv-programma's doet de rest. Binnen de kortste keren zijn de eerste drie topposities een feit.

Tussen de bedrijven door drinkt Guggenheimer ontelbare ,,miljaardedzju's'', te weten een bierglas wodka waar een theezakje twee minuten lang heeft ingehangen. Zo mogelijk nog meer dan wodka's met thee neemt Guggenheimer seks tot zich. Zijn neus speelt daarbij een primaire rol en de vrouwen worden telkenmale tot een hoogtepunt gedreven zoals ze dat nooit eerder hebben beleefd. Maar het meest van al scheldt Guggenheimer anderen de huid vol, want scheldproza annex spitse opmerkingen zijn nog altijd zijn waarmerk (,,Je bleitsmoel zal sneller hertimmerd zijn dan je het kwadraat van zeshonderdzesenzestig kan berekenen'').

Het onderhoudende gehalte van Herman Brusselmans' boeken is zonder twijfel omgekeerd evenredig met de mate waarin hij de neiging heeft om te weeklagen. Hoe minder gezeur over de stand der sterren, hoe meer vaart er meestal in het verhaal zit. Wat het geweeklaag betreft, scoort Uitgeverij Guggenheimer behoorlijk. Maar dezelfde supervlotte en toch enigszins gesteven stijl van Brusselmans gaat ook gepaard met altijd weer dezelfde inhoudelijke meligheid en dezelfde flauwe pogingen om brutaal tegen de schenen van de goegemeente te schoppen.

Maar valt er nog iemand te choqueren? De Nederlandse auteur Jan Kostwinder geeft in zijn nieuwe roman Brieven aan Willem-Alexander zijn kijk op Vlaanderen, en ook Brusselmans krijgt daarin enig commentaar. In Nederland, constateert de verteller, is Herman Brusselmans een beetje saai want iedereen staat daar sowieso al ,,in zijn blote kont op het Leidseplein''. Je choqueert daar niet meer zo snel. Terwijl in Vlaanderen voor de vuilbekkerij van Brusselmans het predikaat staatsgevaarlijk zelfs nog te licht wordt bevonden, aldus Kostwinder. Maar wie neemt er nu nog in Vlaanderen, buiten Lynn Wezenbeek & echtgenoot dan, enige aanstoot aan dit krampachtige bv's te kakken zetten? (Lynns advocaat kan trouwens op beide oren slapen, een minimaal maar niet mis te verstaan bijrolletje is ook weer in Uitgeverij Guggenheimer voor het koppel weggelegd.)

Misschien wordt Brusselmans in Vlaanderen omarmd precies omdat hij de rol vervult van het vuile neefje waar het eigen fatsoen zo goed bij afsteekt. Het zal Herman Brusselmans een zorg wezen, en gelijk heeft hij. Zijn trouwe publiek weet wat het wil: meer van hetzelfde. En dat is wat er met deze Uitgeverij Guggenheimer in de winkel ligt.

Herman Brusselmans: Uitgeverij Guggenheimer, Prometheus Amsterdam, 318 blz., 695 fr., f 34,90