Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Bijkletsen met Brusselmans

Titel:          Bijkletsen met Brusselmans
Auteur:     DaniĆ«lle Serdijn voor Het Parool
Datum:     15-10-1999
Grootte:   697 woorden

Met een productie van minimaal twee boeken per jaar zou het uitzonderlijker zijn wanneer Herman Brusselmans gewoon eens een seizoentje zou overslaan. De Vlaming zou er het nieuws mee halen.

Sinds 1994 volgt de schrijver een tweesporenplan zodat er, naast verhalen, columns en een enkele keer poëzie, ieder half jaar òf een autobiografische, óf een zuiver fictionele roman verschijnt. En dat is, hoezeer we Brusselmans ook waarderen, langzamerhand iets te veel van het goede. Afzonderlijke delen uit zijn almaar uitdijende oeuvre zouden onmisbaar moeten zijn, maar dat zijn ze niet meer: mocht je bijvoorbeeld even niet meer weten hoe het zit met Brusselmans' persoonlijke wel en wee, wacht dan rustig af. De schrijver kletst je in zijn nieuwe roman weer helemaal bij. En mocht je een Guggenheimertje hebben gemist, dan kun je moeiteloos inhaken bij de volgende. Zo is Brusselmans' nieuwste Uitgeverij Guggenheimer bijna even lollig, komisch en rusteloos als de vorige delen, De terugkeer van Bonanza en Guggenheimer wast witter.

Na een televisiestation en een reclamebureau in de vorige delen stampt de corrupte, ijdele, grofgebekte en oversekste malloot Guggenheimer opnieuw een succesvol bedrijf uit grond. Een uitgeverij, om precies te zijn, met slechts drie auteurs. Meer is niet nodig, omdat Guggenheimer ervan overtuigd is met zijn schrijverstrio de totale markt te kunnen bedienen. Ook maakt het niet uit of de schrijvers getalenteerd zijn of niet, zolang ze maar uitvoeren wat de baas hun opdraagt. Dan is succes gegarandeerd.

Het leeuwendeel van het verhaal bestrijkt Guggenheimers zoektocht naar die drie potentiële bestsellersschrijvers. Hij wordt daarbij geholpen door z'n ex-legermaat De Volder, die hem ook in vorige romans van dienst was. Andere oude bekenden zijn de secretaresse Debbie, de voormalig starlet annex huishoudster Yasmine, broer Gugg, de dichter Ivo de Vos en striptekenaar De Meeuw. Nieuw in de reeks is het personage Tutsi, 'een Hutu-chik' van huishoudelijke kunne die sliploos door huize Guggenheimer wandelt en haar meester op gezette tijden zijn 'miljaardedzju' inschenkt. Hij drinkt er gemiddeld één per pagina. En om de andere bladzijde moet Guggenheimer zijn omstanders uitleggen waaruit zijn geliefde 'miljaardedzju' bestaat: wodka waarin een theezakje drijft.

Niet alleen de miljaaradedzju, ook andere grappen keren met ijzeren regelmaat terug. Bijvoorbeeld die waarin chauffeur Jules zijn baas meedeelt z'n haar uitsluitend met regenwater te wassen. 'Toch niet gekookt, hè?' reageert Guggenheimer onnozel. 'Gekookt regenwater, daar moet je mee uitkijken. Ik heb 'ns iemand gekend die er heel z'n knie aan verbrand heeft, al kan het iemand anders geweest zijn.'

Verder natuurlijk talrijke seksscènes en onvermijdelijke poepgrappen: 'Wat heb jij gegeten?!' riep Guggenheimer, 'spruiten met vuurwerk?' Ook even gebruikelijk zijn de passages waarin Bart Peeters en Goedele Liekens bespot worden. Uitzonderlijker is de rol van het drietal Vlaamse auteurs dat 'onklaar moet worden gemaakt': Hugo Claus, Monica van Paemel en Jef Geeraerts. Zij zijn de enige drie die eventueel een belet zouden kunnen vormen om de schrijvers van Guggenheimer op nummer één in de boekentoptien te krijgen. Met grof geweld worden ze uit de weg geruimd, zodat Guggenheimer zijn doel bereikt en op de valreep van het boek aankondigt wat zijn opdracht in het volgende Guggenheimerdeel zal zijn: 'In de volgende eeuw word ik politicus. Mijn God wat zal Guggenheimer in die volgende klote-eeuw scoren...'

Misschien dat wij daar dan maar op moeten wachten, want de humor in dit derde deel ontstijgt niet langer het niveau van een gemiddeld stripboek. De scène bijvoorbeeld waarin een agent in snikken uitbarst nadat Guggenheimer en zijn chauffeur hem hebben afgeblaft, doet sterk denken aan de plaatjes in een album van Suske & Wiske. En Guggenheimer zelf vertoont gelijkenis met zowel de zotte Lambiek als met de schurk Krimson die, in plaats van een miljaardedzju, pillen nodig heeft om z'n kalmte te bewaren.

Het is alsof Brusselmans, omdat hij nu eenmaal had aangekondigd een vervolg te zullen schrijven, snel naar het Guggenheimersjabloon greep, en zijn held geroutineerd maar ongeïnspireerd op het papier knalde. En dat is jammer. Wat overblijft is een Guggenheimer die opnieuw genadeloos vlot is geschreven, maar desondanks de indruk maakt van een klinisch, bedrijfsmatig tot stand gekomen product. Of eigenlijk, een reproduct.

Herman Brusselmans: Uitgeverij Guggenheimer Prometheus, f 34,90