Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
De (te) veelschrijver

Titel:          De (te) veelschrijver
Auteur:     Thomas van den Bergh voor Het Parool
Datum:     28-02-1997
Grootte:   752 woorden

Vorige week werd in deze krant de dichtbundel-voor-kinderen van Herman Brusselmans besproken, Meisjes hebben grotere borsten dan jongens. Dat er nu ook weer een nieuw prozawerk van dezelfde auteur is verschenen, zegt veel over diens onwaarschijnlijk hoge productie. In vijftien jaar schreef Brusselmans bijna vijfentwintig boeken - een hoeveelheid waar menig Nederlands auteur een heel leven over doet. Maar zo langzamerhand lijkt dat werkplan van twee boeken per jaar Brusselmans toch op te breken. Het net verschenen Zul je mij altijd graag zien?, deel twee in een voorgenomen autobiografische trilogie, is in ieder geval met afstand het slechtste boek dat Brusselmans de laatste jaren heeft afgeleverd. Het behelst vier episoden uit het leven van de in Gent woonachtige schrijver Herman Brusselmans, wiens gedachten over Liefde & Dood worden afgewisseld met onbeduidende voorvallen uit het dagelijks leven: het kopen van een pakje sigaretten of het zoeken naar een nieuwe stalling voor zijn motorfiets. Dit alles doorspekt met de vertrouwde Brusselmans-elementen: (doods)angst, cynisme, humor. Het is de vraag of we dit boek inderdaad autobiografisch mogen noemen. Hoewel Brusselmans niet aflaat te benadrukken dat hij inderdaad puur autobiografisch materiaal gebruikt ('ik noem alle kunst gemakzuchtige kunst die niet autobiografisch is'), lijkt me dat bij een aantal passages toch op zijn minst onwaarschijnlijk, zoals wanneer hij beschrijft hoe de kleine Herman vroeger samen met zijn broer op rooftocht ging. 'De man die niet genoeg bruikbaar verleden heeft en het aanvult door erover te schrijven', zegt Brusselmans ergens over zichzelf. Niet voor niets had deel één van de trilogie als titel Autobiografie van iemand anders. Nu doet de vraag in hoeverre de avonturen van een hoofdpersoon overeenkomen met die van de schrijver natuurlijk eigenlijk niet ter zake, maar het opvallende is dat bij Brusselmans de 'verzonnen' passages ook meteen de beste in het boek zijn. De troosteloze, beklemmende sfeer in het gezin Brusselmans is treffend beschreven, de personen/personages rond dat gezin (oom Oscar, schele Georges) zijn soms hilarisch. Maar van dergelijke jeugdherinneringen zijn er heel weinig (veel minder dan in deel één). De overige bladzijden worden als vanouds gevuld met eindeloos geouwehoer over talloze meisjes (Atma, Gloria, Luna, La Mouche, Aleksandra, Purper, Phoebe) zonder dat er daadwerkelijk ook eens iets gebéurt. Dat heeft op den duur een verlammende uitwerking op de lezer. Daar komt bij dat Brusselmans wel erg in herhaling vervalt. Nu is daar op zichzelf niks mis mee, er zijn genoeg auteurs die een heel oeuvre aan één boek hebben geschreven: Jeroen Brouwers, Reve, Brakman en vele anderen. Probleem bij Brusselmans is dat hij zelf met zoveel omhaal een punt maakt van zijn gebrek aan inspiratie. Een citaat: 'En dus ben ik weer van plan om een geheel autobiografisch boek te schrijven. Maar met welk materiaal? Mijn vaste relatie met Phoebe is te stabiel om er een boek mee te vullen. (Schrijven over geluk is voor idioten.) Over de steeds erger wordende problemen van mijn vader wil ik wel schrijven, maar mijn informatie is uit de tweede hand (...) Over m'n worsteling met het professionele schrijverschap heb ik al genoeg geluld, plus: worsteling? (...) Ik heb bij mijn weten voorlopig geen Gevreesde Ziekte (...) Ik ben geen zuiplap (gestopt met drinken op 17 december '93); ik verkoop geen wapens; ik zit niet in de drugsmafia (...) ik ben links noch rechts (...) Ik heb, dunkt mij, geen echte vijanden (...) kortom, qua autobiografisch materiaal is de oogst schraal. In feite blijft als enig autobiografisch materiaal over: gedoe met een ander meisje, of twee meisjes, of drie. Maar er zijn dus geen andere meisjes.' Op pagina 252, tien pagina's voor het einde, concludeert Brusselmans: 'Hoe zit het met autobiografische romans? Zal ik er nog schrijven? Ik denk van niet. Ik heb geen motief om ze te schrijven.' Tja, denk je dan, dat had hij zich beter wat eerder kunnen realiseren. Zou Brusselmans met al zijn geschrijf nog tijd overhouden om ook eens een boek van iemand anders te lezen? Of zelfs een van zijn eigen manuscripten? Als je ziet hoe kritiekloos en zonder enig vooropgezet plan dit boek voort zeurt, dan moet je daar wel aan gaan twijfelen. Waarschijnlijk leidt Brusselmans aan een eigenaardige vorm van het Gilles de la Tourette-syndroom: iedere inval, hoe plat of banaal ook, moet onmiddellijk op papier worden gezet. Schrijven is voor Brusselmans een vorm van auto-therapie. Het is de vraag of hij zijn lezers daar op deze maniernog langer mee moet lastig vallen.

HERMAN BRUSSELMANS | Zul je mij altijd graag zien? | Amsterdam | Prometheus, 261 blz.