Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Van proza naar prozac

Titel:          Van proza naar prozac
Auteur:     Menno Schenke voor Algemeen Dagblad
Datum:     05-04-2002
Grootte:   945 woorden

De Gerenommeerde Hoofdman der Vlaamse Lett'ren weet van geen ophouden. De Befaamde Auteur van Allerlei Letterkunde is na zijn laatste, inktzwarte roman Pitface in volle langharige glorie terug in de boekwinkel.

Zijn vrouw Phoebe aan zijn zijde en in zijn bed, zijn hond Woody aan zijn voeten, peuk in z'n hoofd, koffie verkeerd onder handbereik, dokter en psychiater om de hoek: Herman Brusselmans gaat nooit verloren.

Honderden grote, dichtbedrukte bladzijden telt zijn nieuwe roman De kus in de nacht. En deze keer geen flauwekul van in de paginanummering vele tientallen bladzijden overslaan, zoals gebeurde in zijn boek Vergeef mij de liefde. We sloegen aan het tellen: 613 bladzijden waarop 41 regels tekst, en per regel gemiddeld 11 woorden. Dat maakt een boek met ruim 275.000 woorden.

Dat is een pak leeswerk, zoveel dat deze roman de leeslijsten op de middelbare school niet zal halen. Maar geen nood, er zijn ook dunne boekjes van 44-jarige Vlaamse schrijver die befaamd is in drie van de vier windstreken en die dolgraag handtekeningen uitdeelt.

De hoofdrol in De kus in de nacht wordt opgeëist door wie anders dan de onnavolgbare Herman Brusselmans, geboren op Theet 77 in Hamme. De lezer leeft dagen met hem mee. Hij gaat in zijn stad Gent naar het café waar hij zijn vrienden Leon, Hakan en Meeuw spreekt, krijgt zijn buren Jan en Veerle over de vloer, wil continu `de tieten van Lauren Flamm' zien voor wie hij regelt dat ze in de Playboy komt en wier vriend John Santo hij niet mag omdat die een prototype van het Japanse motormerk Yaka heeft en niet zoals Brusselmans een Buell XI Lightning, enz., enz., enz.

Hij schrijft tien keer achter elkaar Herman Brusselmans en noteert dan: `Een beetje een rare naam als je 'm zo hoort.' Hij is de kampioen der gewassen haren en weet: `Er is maar één echt grote schrijver in de hele Vlaamse literatuur en dat ben ik.'

Hij fantaseert veel en vaak over allerlei vormen van seks, maar is monogaam en trouw aan Phoebe. Hij speelt zijn bekende deuntje van `moto's en wijven' en ook van romancycli van vele delen. De reeks Creperen staat op stapel, waarvan het eerste deel Kakken heet. Een andere cyclus is Iedereen is uniek behalve ik, waarvan Vergeef mij de liefde het begin was.

Hij schimpt en provoceert, maar doet niemand pijn. Het gaat over de papperige dijen van koningin Beatrix, het gebundelde schaamhaar van de Vlaamse minister Marieke Vogels en over zijn uitgeefster, `mevrouw Plien van Albada, een leuk mens met een koppel forse bollen onder haar bloes'.

Ook in De kus in de nacht is Herman Brusselmans (`Ik vind dit mijn beste boek tot nu toe') weer een vuns van klasse. Poep vooral hoort tot de kern van zijn universum. `In negen op tien huizen stonk het naar ongewassen rectums, gekookte bloemkool, snotgordijnen, muizengebroed, vorte pisseloes, smeerpoets en etterklompjes.'

Gaat De kus in de nacht ook ergens over? Nee, een verhaal of rode draad is er niet, of het moest Hermans liefde voor Phoebe en Woody zijn of zijn gezondheidstoestand, met een wankel hart, gezweef in het hoofd en de wens te stoppen met roken.

Er zit wel een merkwaardige paradox in de Literatuurpaus Brusselmans. De papieren Herman leeft een alledaags leven, maar maakt wel het nodige mee. (Zo velt een vliegende kano John Santo, als hij en Herman voor een motortochtje naar de Jura vertrekken.) De echte Herman moet in een hel leven: elke dag uren achter de tekstverwerker om die 613 bladzijden vol te krijgen. En niet herschrijven, hè, want dat is voor losers. Humor heeft-ie wel, in overvloed. Herman Brusselmans kan oudehoeren zoals Gerard Reve kon oudehoeren, om Reve's eigen term te gebruiken. De `literaire middenstander' Brusselmans schrijft `ik zou', maar onwillekeurig lees je het Reviaanse `ik zoude'. In zijn Onvindbare Dagboek schrijft Brusselmans à la Reve: `Ik, en zij, en de goddelijke moeder.'

Met andere auteurs heeft hij niet veel op. `Kijk naar Leonard Nolens. Deze befaamde dichter heeft na zijn prachtige vers `Hoor hoe de kruik klokt in mijn keel' uit 1974 ook niks meer van betekenis afgeleverd.' Hugo Claus, Ward Ruyslinck, Hubert Lampo? Praat 'm er niet van. Tien keer het woord proza achter elkaar en dan: `Raar of niet, proza is iets prachtigs. Leerzaam, leuk, rustbrengend. Het woord `prozac' is ervan afgeleid.' Vervolgens krijgt Arnon Grunberg onderuit de zak omdat hij 'enorm uit z'n bek stinkt'. Brusselmans: `Arnon is lid van minstens dríe onderdrukte volksgroepen. Ten eerste dus de bekstinkers. Ten tweede de joden. En ten derde de rosse mietjes met een bril. Om te zwijgen over ten vierde: de stotterende Nederlanders die het willen maken in Amerika.'

Zo gaat dat een dikke 600 bladzijden lang. De kus in de nacht is een neurotisch antiboek, zonder lijn of spanning, maar door zijn taalvirtuositeit en humor steeds intrigerend. `De literatuur is dood, leve mijn oeuvre', schrijft hij ergens. Deze dikke Brusselmans zou voor lezers tussen 18 en 25 wel eens net zo verslavend kunnen zijn als Voskuils Het Bureau was voor late 40-ers en 50-ers.

Wie de dikke roman te veel van het goede vindt, kan terecht bij het bibliofiel bij boekhandel De Kler verschenen verhaal Patiënt H.B. In juni komt er een normale editie.

Dat boekje, met tekeningen van Peter Pontiac, gaat wél ergens over: een `psychosomatisch volle-blaas-probleem'. H.B. moet altijd plassen als hij in biooscoop of theater midden in een rij zit.

Ook dit is een echte Brusselmans, het kan niet missen.

Copyright: Algemeen Dagblad