Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Doodmoe van eigen genialiteit

Titel:          Doodmoe van eigen genialiteit
Auteur:     Aleid Truijens voor de Volkskrant
Datum:     22-10-1999
Grootte:   878 woorden

HET SCHIET lekker op met het oeuvre van Herman Brusselmans. Een stuk of dertig boeken in zestien jaar. Schrijven is nooit schrappen voor deze Gentse romancier, treurwilg en komiek, maar in noodtempo doortikken, opdat er geen adempauze valt waarin de noodzaak van die lawine schrijfsels wordt overwogen....

De afgelopen twee jaar waren het er minstens vijf: een autobiografische roman (aangekondigd als 'de laatste'), een 'autobiografie van iemand anders', een bundel varia en gedichten en, ineens, een bundel mooie, klassiek-Vlaamse verhalen over broeierig plattelandsleven, Het einde van de mensen in 1967. En nu dan Uitgeverij Guggenheimer, het derde deel van een trilogie over de schurkachtige joodse magnaat Guggenheimer.De eerste twee delen, De terugkeer van Bonanza en Guggenheimer wast witter, waarin de alcoholische miljardair optreedt als mediatycoon en reclamekoning, verrasten. Vele inmiddels afgehaakte Brusselmans-lezers, moe van de geposeerde Weltschmerz van de immer suïcidale, naar meisjestroost hakende Reve-kloon, moesten toegeven: die man kan ongelooflijk grappig zijn. De ene na de andere criticus bekende onbedaarlijk te hebben gelachen bij zoveel komisch geschut en verbale vindingrijkheid. De in eigen regio wereldberoemde cultuurhelden werden droogjes neergemaaid door de grofgebekte patjepeeër Guggenheimer, een zo karikaturaal personages dat Brusselmans humor goedmoedig leek, nooit echt vilein.In deel drie is de literatuur aan de beurt. Guggenheimer verveelt zich. Hij heeft gehoord dat literatuur het helemaal wordt in het komende millennium. Hij schenkt zich een 'miljaardedzju' in - een glas wodka waarin twee minuten een theezakje heeft getrokken -, eet een 'geglazuurde puppy met schelperwten', laat zijn machtig deel nog maar eens door zijn secretaresse bewerken, steekt een sigaar op en noemt zich voor de verandering uitgever. Niet dat hij zich ooit inlaat met literair geleuter. Pas 'als de hel een nieuwe bestemming krijgt als ijssalon gaat deze Guggenheimer een boek lezen', maar 'je hoeft geen pianobouwer te zijn om quatre-mains te componeren'. Drie bestsellers bovenaan de toptien, een uit het leven gegrepen roman, een bloedstollend non-fictieboek en een bundel geschifte poëzie, goed voor een half miljoen exemplaren elk, dat zijn 'kruiwagens poen naar de kluis'.De bloedmooie romanschrijfster, de cultfiguur voor de levensechte reportage en de halfgare dichter zijn snel gevonden. Ook de verhaalstof levert de uitgever zelf: hij laat zijn chauffeur, goeiige speknek Jules, een paar jonge meisjes wurgen. Zijn eigen tv-station B.O.N.A.N.Z.A. doet de verslaggeving van de moorden en de literaire publiciteit, zijn ex-vrouw Ellen, een met lappen omhangen 'trol' met New Age-neigingen, leidt de praatgroep voor de ouders van de vermoorde meisjes, zodat de firma onverdacht blijft.Kortom, het is allemaal heel leuk bedoeld. Maar wat een vlijmscherpe, hilarische parodie op het literaire bedrijf had kunnen zijn, werd op zijn hoogst een leutige schelmenroman. Brusselmans is dit keer geestig op de automatische piloot. Er is een Hutu-dienstmeisje dat voor het gemak Tutsi heet, een 'Klein-Joegoslavisch' onderdeurtje heet daarom Kosova. Iedere acceptabele vrouw die Guggenheimers pad kruist, wordt door hem in het toilet geduwd en ter keuring 'geneusd dat het klettert', zijn favoriete seksuele handeling, zodat hij tien keer per dag zijn neus moet wassen.Tussendoor krijgen Hugo Claus en zijn vrouw Veerle een bezoekje, ze worden vakkundig in elkaar getremd opdat de grootste literaire concurrent even zwijgt. 'Barones Van Paemel', die de mannen reeds lang geleden heeft afgezworen, wordt verkracht door een hongerige Jules, en ligt kort daarna gelukzalig glimlachend in het ziekenhuis. Ook Jef Geeraerts' vrouw wordt te grazen genomen in hun 'neokoloniale stulp', waarna de echtgenoot aan 'een hartverlamming of iets in die sector' bezwijkt. Kort daarna worden Claus en Van Paemel ten grave gedragen - als dat niet leuk is.Brusselmans trekt ijverig alles uit de kast. Maar omdat de flauwe, van meet af aan voorspelbare plot van de roman - de publiciteit opwekkende moorden en de lancering van de topauteurs - tot in de puntjes wordt uitgemolken, vervelen het komische repeteerkanon en de dwangmatige vuilbekkerij al na vijftig pagina's. Even hoop je dat Guggenheimers plan mislukt, dat de gedoodverfde moordenaar - de met pillen nog krankzinniger gevoerde dichter - zijn uitgever overhoop schiet bijvoorbeeld. Maar nee, dit gedurfde kinderboek loopt nergens uit de pas.Soms verschijnt Guggenheimer nog even in zijn oude, hanige glorie. Leuk zijn alle mislukte pogingen tot dialoog. Niemand kan in dit boek zijn mond opendoen of de baas kapt hem hardhandig af. ' 'Zeg zeikerd', zegt hij tegen zijn chauffeur, 'ik dacht dat we geen enkele brug gingen passeren?' 'De Sint-Michielsbrug noem ik geen brug, meneer Guggenheimer.' 'Nee? Hoe noem je haar dan? Een rivier? Een vallei? De Brennerpas? Een etentje bij kaarslicht? De spleet van Daisy Van Cauwenbergh?' ' Ook de ontsporende monologen zijn soms leuk, cirkelredeningen die er altijd op neerkomen dat Guggenheimer de enige glorieuze niet-loser in het gedoemde loser-land Vlaanderen is. Iemand die zich nooit zal vertonen in zeer on-joodse, loser-achtige kledingstukken als 'jeansbroek, basketbalsloefen en een poellemuts'. Waarna poellemuts en sloefen in verschillende bizarre scènes ongepast opduiken.Iets van het mededogen met simpele boerenbonken uit Het einde van de mensen in 1967, iets van het grimmige, puberale verdriet uit zijn autobiografische werk, gevoegd bij de meesterlijke momenten uit zijn schelmenromans - dat zou alles bij elkaar toch eens één goede Brusselmans moeten opleveren. Moe is Guggenheimer, zegt hij op bijna iedere pagina, doodmoe van zijn eigen genialiteit. Zijn bedenker lijkt al even dodelijk vermoeid. Driehonderd pagina's ongeïnspireerde leukigheid, zoveel verspilling van talent, daarvan word je behoorlijk treurig.