(met dank aan Zus Baas)
Ik herinner mij dat in 1969 op de Vlaamse televisie een live discussieprogramma was met als thema: 'Als het medium televisie niet bestond, zou het dan moeten uitgevonden worden?' Na vijf minuten viel de klank weg en na tien minuten het beeld, zodat we het antwoord op de vraag nooit te weten kwamen. Het programma werd ijlings vervangen door een leuke natuurdocumentaire over de Afrikaanse fauna en flora.Sindsdien is de vraag echter steeds in mijn achterhoofd blijven hangen, en mijn eigen antwoord is altijd geweest: 'Ja, het is maar beter dat het medium televisie uitgevonden is, anders had ik nooit geweten dat de Kongolese boswezel een wijfje tot paren aanzet door zijn uitwerpselen in haar bakkes te wrijven, wat die wijfjes klaarblijkelijk heel geil vinden.' Ik heb trouwens, in 1970, geprobeerd om deze techniek zelf toe te passen, waarbij bewezen werd dat een Vlaams meisje van het platteland toch wel een heel ander soort wezen is dan de vrouwelijke Kongolese boswezel; nadat ik een paar van m'n keutels in haar gezicht had geduwd wilde ze niet tot paren overgaan, maar holde ze wel gillend naar haar ouders, die de politie verwittigden. Gelukkig was in die tijd mijn oom Oscar de commissaris, dus de klacht van de heer en mevrouw Vanderschueren (zoals de ouders van Rita heetten) werd van tafel geveegd. Desondanks nam mijn oom Oscar mij even apart en vroeg mij gestreng waar ik het idee vandaan had gehaald om een meisje met stront te willen insmeren. 'Van de televisie, oom Oscar,' zei ik hem. 'Oké, dan is het goed,' zei hij, want oom Oscar was dol op de televisie, net als de hele familie Brusselmans. Mijn vader kocht ons eerste toestel in 1961. Dat was een Oberhaub, van Duitse makelij. Omdat we de eersten in de straat waren meteen televisie kwam een hele hoop buren's avonds kijken. Er moest zelfs meteen beurtrol gewerkt worden, want onze woonkamer was niet erg uitgestrekt. Enfin, niet dat ze klein was, maar een groot gedeelte -ervan werd ingenomen door de stalen long van mijn grootmoeder. Overigens zijn mijn grootmoeder en haar long in 1963 op de televisie geweest, in een programma over medische blunders. Wat was namelijk gebleken? Dat de stalen long van mijn grootmoeder helemaal niet van staal was, maar wel van tin dat men een beetje een staalachtig uitzicht had gegeven. 'Daarom waarschijnlijk dat ik in mijn long nog moeilijker ademde dan eruit,' zei ze tegen de interviewer. Zoals men weet of niet weet is de nabijheid van tin niet erg bevorderlijk voor de luchtwegen. In 1962 was een zeer gedegen reportage geweest over de tinmijnen van Zuid-Afrika, en daaruit bleek dat van de tinarbeiders 78 procent te kampen kreeg met slijm opgeven, brakerig hoesten, en naar adem snakken. Van de andere 22 procent waren 94 procent niet-rokers, maar daar ging men in dat programma aan voorbij, omdat de nefaste gevolgen van roken indertijd nog niet aan de orde waren. Het eerste tv-programma dat over de desastreuze invloed van de sigaret handelde kwam pas in 1974, onder de titel Vier pakjes per dag, en het was een ontroerend portret van een 72-jarige man uit Roeselare die, tewijten aan zijn rookgewoonten, niet meer kon fietsen zonder onderweg, meestal ter hoogte van Lendelede, snakkend naar zuurstof ten gronde te vallen. Onze Oberhaup ging na drie jaar trouwe dienst stuk in 1967. Dat kwam omdat een van onze buren, Dikke Louis, tijdens het kijken naar een programma zo woest werd dat hij een van z'n schoenen naar het scherm gooide. Dikke Louis droeg altijd zware bottinnes met steunzolen erin, omdat hij platvoeten had. Het programma dat hem zeer verdroot was een prachtige aflevering uit de reeks Laurel & Hardy-filmpjes en de andere tv-kijkers maakten de hele tijd grapjes â la 'Dikke Louis, vergeleken met jou lijkt Oliver Hardy wel Stan Laurel.' Door Louis' uitbarsting van woede was de Oberhaup wel mooi naar de kloten, wat wel een drastische gevolg had: de buren mochten bij ons niet meer naar de televisie komen kijken. 'Moeten wij allen boeten voor de stommiteit van één stomme idioot onder ons?' vroeg Lucienne, de vrouw van Dikke Louis, paniekerig. 'Ja!' riep mijn vader. 'Koop godverdomme allemaal zelfeen tv, smeerlappen!' Zelf kocht hij, in opvolging van de Oberhaup, een Carambulle, een Frans toestel. Het was een enorme kast, wat geen probleem was: we hadden inmiddels veel plaats in onze woonkamer, niet enkel omdat de buren niet meer langs kwamen, ook omdat grootmoeder was overleden. De nieuwe stalen long, die ze van het ziekenfonds in leen had ter vervanging van de tinnen long, had haar afgestoten en vandaar. Op de Carambuile heb ik, volgens mijn geheugen, allerlei leuke programma's gezien. Schipper naast Mathilde, Honderdduizend of niets, Johan en de Alverman, Echo, en noem maar op: het waren de jaren waarin de televisiecultuur eindelijk tot bloei kwam en de ene na de andere instant klassieker werd geproduceerd en uitgezonden. Op de Carambulle konden we bovendien buitenlanders zenders ontvangen, en zo leerden we Mies Bouwman kennen, en Dorus Manders, en Snip & snip, en dergelijke grootheden meer. Mijn oom Oscar werd dolverliefd op Mies Bouwman en hij heeft haar een paar keer geschreven. Een van die brieven is bewaard gebleven. Hij ging als volgt: 'Lieve Mies. Iedere keer als gij op het scherm kompt ga ik daarna naar de wc en ik trek daar aann mijn fluit terwijl ik in gedachten peins hoe gij met uw loezen en uw preut bloot op mij zit terwijl ik u langs achteren in uw hol poep. Hebt gij ook zulke gedachten over mij? Laat mij gauw iets weten. Hoogachtend, commissaris Oscar Brusselmans (adres).' 'In 1972 werd mijn oom op rust gesteld, om zich in 1973 te verhangen op zijn kamer in psychiatrisch instuut Sint Margriet in Moezeke Maar het waren mooie televisietijden. De magie was nog intact Mensen die op de televisie verschenen leken voor het gros van de kijkers goden en godinnen Je kon je niet voorstellen dat zij, net als gewone stervelingen, in een simpel huis woonden, over straat liepen, boodschappen deden, of boterhammen met confituur aten. Vele kinderen weigerden - omdat ze wilden gelijken op televisiesterren - om nog langer boterhammen met confituur te eten. Het chocopastamerk Kwatta speelde hier handig op in, en er verschenen advertenties in de kranten â la: Willy Lustenhouwer smeert Kwatta Op zijn brood, waarbij dan een foto stond afgedrukt van Willy Lustenhouwer, en inderdaad, de oppergod van de Vlaamse televisie smeerde Kwatta op zijn brood! Dus riepen wij allemaal tegen onze moeders: 'Mama! Mama! Wij willen Kwatta op ons brood! Wij willen Kwatta op ons brood!' Vele moeders schreeuwden: 'KWATTA GODVERDOMME?! CONFITUUR ZULT GE ETEN, SMEERLAPPEN!' Het confituurmerk Aurora speelde hier op in, en er verschenen advertenties in kranten â la Vlaamse moeders smeren Aurora op het brood, waarbij dan een foto stond afgedrukt van een Vlaams wijf op de rand van de menopauze die een wakke laag confituur op een snee brood pleurde. Je mag niet vergeten dat de Vlaamse reclamewereld nog niet echt tot volle ontplooiing was gekomen. De Carambulle leek onverslijtbaar, maar toch moest hij de deur uit want de kleurentelevisie deed z'n fiere intrede. Met ons hele gezin trokken wij naar electrohandel René Vermoesen om er een uit te kiezen. 'Je moet een Japanse nemen,' zei René, 'de Japanse zijn enorm in de mode, en de Japanners hebben de beste kleuren van heel de wereld' We lieten ons door die klootzak van een Vermoesen in de luren leggen en we gingen naar huis met een Usuka, een merk dat niet veel later ter ziele ging. De beste kleuren van heel de wereld? Dat kon wel zijn, maar niet op de juiste plaatsen. Zo had Rudy Carrell een gezicht in prachtig groen, maar het paste niet bij het schitterende gifgeel van z'n handen. Toen dan ook nog, tijdens een show rechtstreeks uitgezonden vanuit Las Vegas, Elvis een neger bleek, was de maat vol. Ons hele huisgezin stapte naar Vermoesen, en eiste voor hetzelfde geld een andere tv dan die godverdomde Usuka. 'Goed dan,' zuchtte Vermoesen, 'ik snij in mijn eigen vel, maar neem dan maar deze fantastische Hakahito mee.' Vergeleken met de Hakahito was de Usaka een zegen geweest. Op de Hakahito zag je één roodzwartpurperwitte massa, wat voor heel wat ongemak zorgde als je naar voetbalwedstrijden keek zoals Anderlecht tegen AC Milan. Het doelpunt dat je op de Hakahito aan Jan Mulder toeschreef werd in feite gescoord door Gianni Rivera. Gelukkig ook omgekeerd, zodat we met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vermoedden dat de wedstrijd op 1-1 was geëindigd. Toch werd de Hakahito van de hand gedaan en vervangen door een Telefunken, die uiteraard niet betrokken werd bij die klootzak van een René Vermoesen. Z'n handel ging later failliet en hij begon een nieuwe zaak, nu in Japanse motorfietsen, zoals de Anihura, de Yamihutsi en de Hokko Hokko, waarmee hij alweer niet rijk zou worden. De Telefunken was een supertoestel. We zagen er in volle glorie alweer een hele hoop klassiekers op verschijnen: De kat, de André van Duin shows, Toppop, Een de acht, de talkshows van Willem Duys, Achter het nieuws en de heerschappij van Johan Cruijff. Bij vele Vlamingen begonnen zich de eerste contouren van tv-verslaving af te tekenen. Als je een bepaald programma niet had gezien of een bepaalde televisiefiguur niet kende dan werd je uitgelachen, genegeerd, als een complete nitwit beschouwd. Er waren jongens van wie de ouders nu al tegen de overheersing van de televisie ingingen en het toestel de deur uitdeden. Zulke jongens werden vanaf dan bekeken als kwamen ze van Mars en daar leden ze erg onder. Ze smeekten hun ouders om opnieuw een toestel aan te schaffen, en de ouders die dit vertikten kregen te maken met heel neurotische, opstandige en in een paar gevallen tot zelf moord neigende puberkinderen. De anderen, die keken verder. We keken naar alles. Tot diep in de jaren 70 zou de televisie zijn betovering behouden. We vonden vooral de Nederlandse zenders de absolute top. De STER-reclame was ongelooflijk spannende televisie. Er kwamen bekende tv-personaliteiten in voor, en mooie wijven, en prachtige landschappen, en er zat vaart in, en humor, en oneliners die je zelf had willen verzinnen en nog van alles. Op de Duitse zenders kon je nu en dan een blote tiet zien, en op de Franse zenders films waarop je nu en dan ook een blote tiet kon zien. Die films hadden onderaan in beeld aan de rechterkant een vierkantje, en soms, als je op alle knoppen in de hoop dat je op het veelbelovende witte vierkantje zou stuiten. Je zag de popgroepen op de tv van wie je de platen en de kleren wilde kopen, je zag de meisjes op tv van wie je de tietjes bloot wilde zien, je zag de auto's op tv waarin je wilde rijden, je zag alles op tv dat je later wilde hebben. De tv was de manipulator van je dromen. En dat is de tv op den duur zuur opgebroken. Je meeste dromen werden nooit werkelijkheid, je werd ook geen popster, je ontmoette nooit de perfecte meisjes, je bleef een puber met puisten en onbeantwoorde gebeden en idealen die minder en minder overkwamen men met wat je op de tv werd voorgeschoteld. Je zag bedden van mensen die voor de camera werden neergeschoten, je zag de ellende in Afrika, in Vietnam, in je eigen land, en ineens zag je op de tv ook lelijkheid, en afstotelijkheid, en slechtgeklede vrouwen, en dikke meisjes, en van de drank en drugs wankelende popsterren die niet konden zingen, en als de weerman zei dat de volgende de zon zou schijnen, dan regende het, terwijl zoiets vroeger de schuld van het weer was en niet van de weerman , maar nu wel: de weerman was zomaar de zoveelste zeikerd op tv die niet wist wat hij zei, en die daar alleen de televisievedette stond uit te hangen, op een zielige, valse manier, en je zwoer bij jezelf dat als je die weerman ooit op straat zou tegenkomen, dat je 'm op z'n bek zou slaan. de leugenachtige rotzak. De Telefunken ging stuk en werd vervangen door een toestel waarvan ik me het merk niet herinner. Ik keek nog wel naar de tv, zij het zeer veel minder dan vroeger, en zij het niet meer met een glimlach op m'n gezicht maar met een door minachting gevoede grijns. Ik doorzag het hele medium. Het was een door foute figuren gemanipuleerd stinkend moeras, dat gewantrouwd en verfoeid moest worden. Het was natuurlijk wel zo dat ik in die periode van mijn leven was geraakt waarin ik alles wantrouwde en verfoeide, niet alleen de schijn, maar ook de werkelijkheid zelve. Op een keer, in de jaren 80, kwam ik Rita Vanderschueren tegen. 'Weet je nog,' zei ze, 'dat je me ooit wilde insmeren met stront?' 'Ja, dat weet ik nog 'zei ik, 'ik had gezien op de tv dat sommige wijfjes daar geil van werden.' 'Ik niet,' zei ze. 'Het was de fout van de tv,' zei ik.De ontmoeting leverde verder niks op, en ik vond Rita Vanderschueren het dwaze, frigide wicht dat ze altijd was geweest. Daarstraks nog schoot me ineens weer die vraag te binnen. 'Als het medium televisie niet bestond, zou het dan moeten uitgevonden worden?' Het antwoord luidde alweer ja. Want als het medium televisie niet bestond had ik nooit slap gelegen van het lachen bij het lezen van oom Oscar's brief naar Mies Bouwman. Maar ja, oom Oscar is dood en Mies Bouwman bijna.