Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Herman Brusselmans over het fileprobleem

Titel:          Herman Brusselmans over het fileprobleem
Auteur:     Herman Brusselmans voor Vrij Nederland
Datum:     09-04-2013
Grootte:   1189 woorden

De grote Vlaamse schrijver staat vast tussen Roosendaal en Etten-Leur en bedenkt zomaar drie geniale oplossingen voor het fileprobleem.

Het grootste probleem in deze tijden, met name in de moderne democratisch-kapitalistische wereld, is het verkeer. Per dag zijn er meer files op onze wegen dan er idioten rondlopen in Etten-Leur, dus dat wil wat zeggen.

Over Etten-Leur gesproken. Ik zat ’ns in m’n auto op de snelweg tussen Roosendaal en Etten-Leur, en wat dacht je? File zo ver je kon kijken.

Een verstandig mens zal zich inmiddels afvragen wat ik in Etten-Leur moest uitvreten. Nou, vorige maand heb ik een Etten-Leurs meisje leren kennen op een rondreis in Noord-Holland, en niet lang daarna ging ik haar ter plaatse bezoeken. Een verstandig mens zal zich inmiddels afvragen waarom dat mokkel niet naar mij in Gent kon komen in plaats van ik naar haar in Etten-Leur. Wel, ze verplaatst zich nogal moeilijk vanwege haar rolstoel. Wat is er gebeurd? Niet veel, behalve dat Teuntje, zoals het meisje heet, op een goeie dag van haar paard is gevallen. Of eerder geslingerd. Vallen klinkt te simpel voor wat Teuntje overkwam, vandaar dat ik het woord slingeren gebruik. Ik kan net zo goed het woord katapulteren gebruiken.

Het was zo dat Teuntje een ritje maakte op de rug van haar fiere hengst Prins Claus. Deze hengst was, weliswaar als veulen, geboren op de dag dat prins Claus overleed, en vandaar z’n naam, hoewel Teuntje hem liever de naam Flikker had gegeven, omdat, volgens haar, Prins Claus bij z’n geboorte een nogal verwijfde, ja zelfs nichterige indruk maakte. Vraag mij niet op welke manier een pasgeboren paard er nichterig uitziet, want ik heb geen verstand van paarden, maar Teuntje dus wel.

Maar goed, Prins Claus groeide al gauw uit tot een volwassen dier, en Teuntje had hem z’n verwijfde maniertjes afgeleerd door hem allerlei typisch mannelijke dingen te laten doen, zoals merries bevruchten, met het schuim om de mond stompen en trappen naar ongeveer alles wat beweegt en bier drinken. Zelf vind ik het niet verstandig om een paard bier te laten drinken, en dat zou blijken ook: op de fatale dag ging Teuntje rijden, toen Prins Claus totaal bezopen was, en op het moment dat ze met een snelheid van vijftig kilometer per uur door het gemeentelijk bos van Etten-Leur vlamden, had Prins Claus er plotseling geen zin meer in en hij stopte abrupt met rennen, zodat Teuntje van z’n rug werd geslingerd, of zo je wil gekatapulteerd. Twintig meter verder sloeg ze ongeveer te pletter tegen een boom, terwijl Prins Claus ondertussen flink stond over te geven, want eerlijk gezegd kon hij niet zo goed tegen veel te veel bier drinken. Afijn, geen wonder dat Teuntje in een rolstoel terechtkwam, en Prins Claus werd naar een ontwenningskliniek voor alcoholische paarden in Schiedam gebracht, waar hij nog lang en gelukkig leefde.

Zoals gezegd leerde ik Teuntje kennen tijdens een rondreis in Noord-Holland, meer bepaald toen we in Amsterdam in dezelfde toeristenboot zaten. Hoe ze zich in haar rolstoel een weg had gebaand door Amsterdam en op die boot was gesukkeld, het is me een raadsel, maar hoe dan ook was de rondvaart zo saai dat we een gesprek begonnen met elkaar, waaruit bleek dat we veel gemeen hadden, onder meer een voorkeur voor gebraden eend in de sinaasappelsaus, een grote belangstelling voor de filatelie in de Tweede Wereldoorlog, en een rabiate bewondering voor wijlen Harry Mulisch. ‘Ik heb Harry Mulisch ooit nog in het echt ontmoet,’ zei ik tegen Teuntje. ‘Wat was hij voor een man?’ vroeg ze. ‘Harry was een eenvoudige, ongecomplexeerde kerel,’ zei ik, ‘en wil je nu wat weten? Noem het toeval, noem het lotsbestemming, maar hij had een enorme voorkeur voor gebraden eend in de sinaasappelsaus en een grote belangstelling voor de filatelie in de Tweede Wereldoorlog.’ ‘Dat meen je niet,’ zei Teuntje, maar ik meende het wél, en vanaf dat moment kon wijlen Harry Mulisch natuurlijk totaal niet meer stuk bij mij en Teuntje.

 Het enige nadeel van een Jaguar XJ is dat je, als je ermee in de file staat, praktisch geen meter opschiet 
Zij en ik wisselden telefoonnummers uit, en op een keer belde ze mij op, en vroeg: ‘Kom je volgende vrijdag bij mij thuis in Etten-Leur, Herman? Ik ben jarig en geef een feestje.’ Daar moest ik eerst toch even diep over nadenken. Ten eerste, Etten-Leur is een roteind van Gent, ten tweede, op vrijdag ben ik normaal gezien niet vrij omdat ik dan de hele tijd in de synagoge zit om te bidden, en ten derde, ik ben niet zo dol op feestjes. Het is altijd hetzelfde verhaal als ik een feestje bezoek. Ten eerste, ik drink me binnen het uur zo lam als een galeier. Ten tweede, na ongeveer een uur en vijf minuten kan ik het niet laten om een aansteker bij m’n ontblote reet te houden en een kanjer van een scheet te laten, zodat er een gigantische steekvlam ontstaat. En ten derde, op het einde van de avond naai ik meestal de gastvrouw achterwaarts in de poes, en als de gastvrouw niet wil, dan naai ik om het even welke andere trut wel achterwaarts in de poes, of ze er godverdomme zin in heeft of niet.

Maar ik zou het hebben over de moderne verkeersproblematiek. Inderdaad, nadat ik had besloten alsnog naar het feestje van Teuntje te gaan, zat tussen Roosendaal en Etten-Leur het verkeer compleet muurvast. Ik zat me derhalve verschrikkelijk op te winden in m’n Jaguar XJ.

Een verstandig mens zal zich inmiddels afvragen hoe ik aan de poen kom om zo’n dure bak als een Jaguar XJ aan te schaffen. Men mag echter niet vergeten dat ik een bijzonder succesvol schrijver ben. Ik zal het nog sterker uitdrukken: van mij worden meer boeken verkocht dan van wijlen Harry Mulisch. Ik kan dat bewijzen, want ik heb gisteren nog persoonlijk de proef op de som genomen.

Ik ging naar boekhandel De Drukfout in Gent, en ik vroeg aan Schele Jef, de uitbater: ‘Zeg eens, Schele Jef, hoeveel boeken heb je vandaag al verkocht van wijlen Harry Mulisch?’ ‘Van wie?’ vroeg Schele Jef. Hij is weliswaar de uitbater van een boekhandel, maar veel verstand van literatuur heeft hij niet, zodat we hem gerust een typische Vlaamse boekhandelaar kunnen noemen. ‘Wijlen Harry Mulisch,’ zei ik, ‘de beroemde schrijver van zulke kleppers als Twee vrouwen, De pupil en De ontdekking van de hemel.’ ‘Van die eikel heb ik nu nog nooit gehoord,’ zei Schele Jef, ‘dus ik kan bijna met zekerheid zeggen dat ik vandaag nog geen enkel boek van hem verkocht heb.’ ‘En van mij?’ vroeg ik. ‘Eentje,’ zei hij, ‘je laatste roman, waarvan ik trouwens de titel vergeten ben.’

Wat die titel is, is in deze context niet belangrijk, wat ik maar wil zeggen is dat voor elke nul boeken die van wijlen Harry Mulisch worden verkocht, er één van mij wordt verkocht, dus op den duur loopt dat aardig op en verdien je voor je het beseft genoeg geld om er een Jaguar XJ van te kopen.