Maak het lettertype kleinerLettertype maatMaak het lettertype groter    Print deze pagina uit
Autobiografisch verhaal nr. 86

Titel:          Autobiografisch verhaal nr. 86
Auteur:     Herman Brusselmans voor Reload
Datum:     xx-xx-2005
Grootte:   2015 woorden

Zoals bekend stam ik uit een familie van intellectuelen. Mijn grootvader was de slimste vuilnisman die ze bij de gemeente Hamme ooit gekend hebben, mijn vader sprak vier talen, wat redelijk veel is voor een doofstomme, en mijn oom Felix had een wiskundeknobbel, die hij jammer genoeg kwijtraakte na een lobotomie op z'n tweeënveertigste. Gelukkig kwam zijn vrouw, tante Madeleine, op het idee om aan de chirurg te vragen of ze het weggesneden deel van oom Felix' hersenen mocht meenemen naar huis, en sindsdien kan je bij haar de wiskundeknobbel van oom Felix bekijken op sterk water in een glazen pot.De reden waarom oom Felix op zijn tweeënveertigste gelobotomeerd werd, was dat hij op weg was om stapelkrankzinnig te worden, wat zich onder meer uitte in schizofrenie, psychoses, neuroses, hyperkinesie, pyromanie, idiotie, complete achterlijkheid, geestelijke aberratie, seksuele obsessie, hoogheidswaanzin, veelsoortige agressiviteit, geheugenverlies, en dan vergeet ik er misschien nog een paar. Voor het tot die lobotomie kwam werd hij natuurlijk onderzocht door verschillende psychiaters, te beginnen met mijn grootvader, die dan in het dagelijkse leven simpelweg een vuilnisman mocht zijn, maar wel zo'n slimme dat we in onze familie dachten: het is niet mogelijk dat om het even welke psychiater slimmer is dan grootvader. En zodoende ging oom Felix op spreekuur bij zijn eigen vader. Die wilde het ernstig opvatten en daarom begon hij met aan oom Felix diens naam, beroep, adres, burgerlijke stand en hobby's te vragen. "Mijn naam is Adolf Hitler", zei oom Felix, "mijn adres is het Adelaarsnest te Berchtesgaden, mijn beroep is kanselier van Duitsland, mijn burgerlijke stand is ongehuwd en mijn hobby's zijn joden, zigeuners, communisten en homoseksuelen." Grootvader noteerde dat, en vroeg vervolgens: "En wat zijn uw geestelijke problemen?" "Wel", zei oom Felix behoedzaam, "ik ben bij voorbeeld nogal agressief." Grootvader wilde noteren 'agressief, maar hij had nog maar genoteerd `agr...' of oom Felix had hem de kop ingeslagen. Dus hadden we niet alleen een begrafenis te regelen, maar moesten  we ook nog 'ns voor oom Felix op zoek naar een nieuwe psychiater.
Om de familie de schande te besparen hadden we na de moord op grootvader niet de politie gebeld, maar wel hadden we onze huisdokter wijsgemaakt dat grootvader die ingeslagen kop had opgelopen nadat hij op een nacht bij volle maan onder handen was genomen door een weerwolf, want onze huisdokter geloofde in het bestaan van weerwolven. Niet alleen in het bestaan van weerwolven trouwens. Hij geloofde ook in het bestaan van kabouters. Maar ja,
we konden hem moeilijk gaan wijsmaken dat grootvader op een nacht bij volle maan de kop was ingeslagen door een kabouter omdat, zoals u weet, kabouters bij volle maan nooit buiten komen. Verder geloofde onze huisdokter in elfjes, gremlins, ufo's, leven op mars en sprekende dieren, behalve sprekende papegaaien. Als hij een papegaai hoorde spreken wrong hij hem altijd de nek om en sneed de vogel open, om te zien waar het bandopnemertje verborgen was. Voor de rest was onze huisdokter een heel gerespecteerd arts, al probeerde hij je snotvalling wel eens te genezen door in elk van je neusgaten een redelijk grote bol mastiek te proppen.
Hoe dan ook, grootvaders lijkschouwing door onze huisdokter zorgde ervoor dat oom Felix uit de gevangenis bleef en als een vrij man op bezoek kon bij zijn tweede psychiater. Dat was zijn broer, mijn vader. Omdat die doofstom was en grootmoeder de enige was die gebarentaal kende, moest grootmoeder tolken als oom Felix bij vader op spreekuur kwam. Het is wel zo dat vader net als grootvader van opleiding niet echt een psychiater was en dus eigenlijk niet goed wist hoe je een patiënt als oom Felix moest benaderen. Nee, van opleiding was vader kasseilegger, maar wel zo'n goeie dat hij internationaal aanzien genoot binnen zijn vakgebied en aldus niet alleen kassei legde in Vlaanderen, maar ook in Wallonië, Frankrijk, Engeland, Duitsland en Nederland. Vandaar dat hij al die talen sprak. Goed, oom Felix kwam bij hem op spreekuur en vader vroeg in gebarentaal, voor het gemak Vlaamse gebarentaal, om eens wat over zijn jeugd te vertellen. Grootmoeder vertaalde dit, en zei tegen oom Felix: "Mijn jongen, je broertje vraagt hoe het met je jeugd zat." Oom Felix, die voor alle veiligheid was vastgebonden aan zijn stoel, zei: "Ik heb een heel slechte jeugd gehad. Mijn vader schopte het nooit verder dan vuilnisman, mijn moeder was de grootste hoer van het Waasland, en mijn enige broer was een invalide rotzak die nooit met mij wilde praten." Mijn grootmoeder schoot uit haar sloffen. "Wàt?!", riep ze, "Ik de grootste hoer van het Waasland?! Hoe durf je dat te zeggen, jij smeerlap! Weet je wie de grootste hoer van het Waasland is?! louw vrouw Madeleine!" Mijn vader probeerde in gebarentaal tot algemene kalmte aan te manen, wat niet erg lukte als je meerekent dat oom Felix met grote kracht zijn touwen losrukte en grootmoeder de kop insloeg. Mijn vader kon net op tijd z'n kabinet uitvluchten of hij was er allicht ook aan geweest. Om de familie de schande van een moordproces te besparen maakten we onze huisarts wijs dat grootmoeder de kop was ingeslagen door een sprekende aap die in een ufo van de planeet Mars was gekomen om een willekeurige vrouw van de planeet aarde de kop in te slaan, waarna de sprekende aap met ufo en al terug naar Mars was gevlucht. "Dat is interessant", zei onze huisdokter, "en wat zei die sprekende aap zoal?" Mijn vader, die in het geval van korte zinnetjes een klein beetje kon liplezen antwoordde in gebarentaal op de vraag van de dokter: "Wel dokter, die aap zei niet veel. Het was een aap van weinig woorden. Hij kwam hier binnengestormd, hij riep tegen mijn moeder: 'Gij vuile hoer!', hij sloeg haar de kop in, hij stormde weer buiten, sprong in zijn ufo, en verdween. Het ging allemaal heel snel." Omdat de dokter geen gebarentaal begreep kon hij aan de uitleg van vader geen touw vastknopen, net als de rest van ons, en de tolk was dood. Dus lieten we het hele geval maar rusten en gingen we voor oom Felix op zoek naar een derde psychiater, nu een echte. Tante Madeleine zat ondertussen ondergedoken, omdat oom Felix het nieuws dat zijn vrouw de grootste hoer van het Waasland was misschien wel slecht zou verwerken. Haar onderduikadres was geheim, alleen mijn vader en ik wisten dat het zich bevond in bordeel De Gezwollen Klit in Waasmunster.
De derde psychiater bij wie oom Felix te rade ging met zijn geestelijke problemen was professor doctor Van Scheurdonk van de universiteit van Gent. Van hem was bekend dat hij zich heel goed in de toestand van zijn patiënten kon inleven, niet in het minst omdat hij zelf zo zot als een achterdeur was en zoiets schept bij gekken onder elkaar soms wel eens een intieme band. Professor Van Scheurdonk maakte dan ook in een ontspannen sfeertje kennis met oom Felix, en vroeg daarna: "Zeg eens eerlijk Adolf, hoeveel slachtoffers heb jij eigenlijk gemaakt tussen '39 en '45?" Oom Felix dacht goed na, en antwoordde: "Als ik goed tel... zijn dat er... duizend tot de derde macht min negenhonderdmiljoen gedeeld door pi min nul komma veertien vijftien plus de vierkantswortel van ongeveer negen punt zes biljoen, dan kom ik uit op... à peu près zesendertig miljoen." En zo ontdekte professor Van Scheurdonk dat oom Felix een wiskundeknobbel had. Anderzijds ontdekte hij evenzeer dat oom Felix op een haar na stapelkrankzinnig was en hij besloot om in hoogsteigen persoon chirurgisch over te gaan tot een lobotomie, die mocht bijgewoond worden door de naaste familieleden, op voorwaarde dat we niet rookten tijdens de operatie, zodat ik als toeschouwer afviel, want zonder m'n sigaretje ben ik nergens. Mijn vader kon evenmin aanwezig zijn, omdat hij kassei aan het leggen was aan de Côte d'Azur in Frankrijk, en zodoende was het enige aanwezige naaste familielid mijn tante Madeleine, die speciaal was overgekomen vanuit haar onderduikadres in Waasmunster. Ze veronderstelde dat oom Felix haar tijdens zijn hersenoperatie toch niet zou lastigvallen, een veronderstelling die nog redelijk tegenviel want terwijl de anesthesist bezig was met hem te verdoven zag oom Felix nog snel de kans om tante Madeleine zodanig in haar linkerborst te bijten dat die twee weken nadien nog blauw zag. Toen oom Felix tenslotte eindelijk verdoofd was begon professor Van Scheurdonk aan de operatie, waartijdens hij deskundige uitleg gaf aan de toeschouwers, overigens niet alleen tante Madeleine maar ook een groep geneeskundestudenten die dat studiejaar lobotomie als keuzevak hadden gekozen. "Kijk goed", zei professor Van Scheurdonk, "ik begin met de schedel van de patiënt los te zagen. Vroeger deed men dat met een gewone zaag, maar zoals u merkt zijn we tegenwoordig al zo ver gevorderd dat ik een Black en Dekker-slijpschijf gebruik, niet alleen omdat je daarmee sneller en preciezer kan werken, maar ook omdat de Black en Dekker slijpschijf zo'n leuk geluidje maakt. Horen jullie dat? Zzzzzzz Zzzzzzz Zzzzzzz. Mijn God, wat hou ik van dat geluid. Enfin, de schedel is nu losgemaakt en we leggen 'm even terzijde. Niet al te ver weg, want voor je het weet ben je vergeten waar je hem gelegd hebt en ben je 'm kwijt. Dan ben je verder van huis, zeker als je niet de dokter bent maar de patiënt. Goed, deel twee van de operatie is de verwijdering van het krankzinnige gedeelte van de hersens. Men zal zich afvragen: hoe kunnen we het krankzinnige gedeelte van de hersens onderscheiden van het gezonde deel van de hersens? Wel, dat varieert van patiënt tot patiënt. In het geval van Hitler hier gok ik erop dat het gedeelte van z'n hersens dat groen is uitgeslagen het krankzinnige gedeelte is, want je gaat me toch niet wijsmaken dat groen een normale kleur is voor hersens. Kijk nu aandachtig toe. Ik neem mijn Braunelektrisch mes en ik snijd het groene gedeelte vakkundig weg. De Braun is niet alleen erg handig, maar maakt ook zo'n heel leuk geluidje. Hoor je dat? Rrrrrrrrr Rrrrrrrrr Rrrrrrrrr. Heel leuk. Enfin, de krankzinnige hersens zijn nu weggesneden. Vele chirurgen werpen ze nadien gewoon in de vuilnisbak, maar ik persoonlijk doe ze in dit plastic zakje, om ze straks mee naar huis te nemen voor mijn hond Fikkie. Eigenlijk eet hij liever niertjes, maar ja, ik werk nu eenmaal niet op de dienst Urologie, dat is mijn collega professor doctor Van Zeikpisser en die heeft zelf een hond. Bon. Nu plaatsen we de schedel weer op het hoofd en lijmen 'm goed vast. Vroeger werd zo'n schedel vastgenaaid, in deze moderne tijden is er genoeg straffe lijm op de markt om de klus behoorlijk te klaren. Voilà, goed aandrukken en tegen morgenvroeg kan je deze patiënt kopstoten geven zoveel je wil, en z'n schedel zal geen halve millimeter moeven. Tot daar deze operatie. Dank u wel voor de belangstelling." Tante Madeleine en de studenten gaven professor Van Scheurdonk een hartelijk applaus, en met z'n allen verlieten ze napratend de operatiezaal. Het was tijdens dat napraten dat tante Madeleine aan de professor vroeg of hij bij uitzondering de weggesneden hersens niet aan z'n hond maar aan haar wilde geven. "Maar madame", zei de professor, "omdat zo'n hond die hersens kan binnenhouden wil dat niet zeggen dat een mens dat ook kan." "Ik ga ze niet opeten, professor", zei tante Madeleine, "ik ga ze bewaren op sterk water." Vervolgens begonnen ze te pingelen over de prijs en tenslotte verkocht de professor de groene hersens van oom Felix voor achtduizendzeshonderd ballen aan tante Madeleine.
Oom Felix herstelde redelijk snel van de operatie, die héél goed gelukt was; van al oom Felix z'n gekkigheden bleef praktisch geen enkele meer over, al was helaas ook z'n wiskundeknobbel verdwenen. Als je hem vroeg: "Hoeveel is twee en twee, oom Felix?", antwoordde hij ofwel `Grasparkiet' ofwel 'Overmorgen achter de kerk' ofwel antwoordde hij helemaal niks, het hing er vanaf of hij in zijn coma lag of niet. Want ja, na z'n operatie lag oom Felix nogal vaak in coma. Onze huisdokter zegt dat zoiets normaal is voor iemand met het brein van een kabouter.