Wat J.M.H. Berckmans en Herman Brusselmans met elkaar gemeen hebben, is niet alleen dat in beider naam het woord `man' voorkomt (bij Brusselmans zelfs twee keer – `en toch nog veel last met de vrouwen', voegt hij daar zelf gewoonlijk aan toe) en dat ze schrijvende Vlamingen zijn, maar ook dat ik bij een nieuw verschenen boek van hun hand soms denk: deze keer maar eens even niet.
Dat heeft te maken met het tempo van hun productie, dat bij Brusselmans fabelachtig genoemd mag worden: hij schrijft het ene boek na het andere, minstens één en vaak meer per jaar. Berckmans doet het iets rustiger aan, al heeft hij sinds 1989 toch zo'n acht à negen verhalenbundels op zijn naam gebracht.
Maar dat is niet het belangrijkste.
Doorslaggevend is hun ijzeren consistentie, zowel van vorm als van thematiek. In gewone mensentaal: wat zij schrijven komt altijd weer op hetzelfde neer. Op zeker moment weet je het wel, en dan is het verstandig een korte of langere pauze in te lassen. Mijn ervaring is namelijk, dat een hernieuwde kennismaking vervolgens heel gunstig kan uitpakken. Beide auteurs zijn daarvoor, ieder op z'n eigen manier, ongewoon en bijzonder genoeg, alle monotonie ten spijt.
Berckmans' nieuwste heet Het onderzoek begint, een verhalenbundel met nauwelijks `echte' verhalen. Berckmans schrijft `brieven' of `bagatellen', en soms een min of meer verzonnen verhaal, maar wat er wordt opgeroepen, dat is toch eigenlijk telkens (op één groteske jeugdherinnering na) zijn eigen almaar verder in de prut zakkende `eksistentie'. Al op de eerste bladzijde lezen we over `de toestand van mijn toestand, die steeds sneller en sentrifugaal in vliegende vitesse achteruit bolt'. Op dezelfde bladzijde staat ook dat `niets verandert', wat alleen maar kan betekenen dat de achteruitgang al heel lang chronisch moet zijn.
Bodem
Ik heb het niet nagerekend, maar op grond van wat ik vroeger van Berckmans heb gelezen, is mijn indruk dat het inderdaad steeds erger wordt, de bodem komt in zicht. Dat er uit dit bestaan van armoede, honger, eenzaamheid, afhankelijkheid van `leefgeld', fysieke gebreken, drank, en soms royaal toeslaande krankzinnigheid nog verhalen komen, mag een wonder heten. Zelf zegt Berckmans: `Ik schrijf als een razende omdat het nog de enige manier is om overeind te blijven'.
Meer schrijvers beweren het over zichzelf, maar bij niemand klinkt het zo overtuigend als bij J.M.H. Berckmans. Zijn teksten zijn een soort noodkreten of beter, gezien de van de pagina's springende anale fixatie, excrementen, noodzakelijk om het organisme aan de praat te houden. Van alle kanten komen de `drollen', de `keutels', de `kak' en de `schijt' je tegemoet. Als we daar `spermastijve lakens' en een paar `ongewassen kloten' bij optellen, dan krijgt men een idee van wat Berckmans zijn lezers, naast de boze aansporing: `Blaas allemaal, blaast allemaal uw zak op', nog meer te bieden heeft.
In zijn stinkende `kot' heeft hij, al dan niet vermomd als personage, met assistentie van zijn hondje `Charlowie' eigenhandig een mestvaalt aangelegd, waarop hij als een moderne Job zijn blues zingt, zonder `grammatika' desnoods en met een hoogst eigenzinnige `sintaksis'. Uit dampende diepten roept hij ons aan. En evenzeer huiverend als gefascineerd, moet je wel naar hem luisteren, terwijl de walm van zijn stem in je gezicht slaat – totdat het allemaal weer even teveel wordt en het verlangen naar een literaire versie van de `geuroverlastbrigade' uit het eerste verhaal zich niet meer laat onderdrukken.
Van Berckmans naar Brusselmans is een hele verademing, hoewel ook in Mank, Brusselmans' nieuwste roman, al spoedig sprake is van `kak' en `kots' – peanuts na het verblijf in Berckmans' riolen. Wél delen beiden een verwant gevoel voor humor. `Alleen is maar alleen, gelukkig maar, stel je voor dat je behalve dystemies en depressief en tandeloos ook nog schizofreen was': de zin staat bij Berckmans, maar had, nauwelijks anders geformuleerd, ook bij Brusselmans kunnen voorkomen.
Manisch
Voor het overige zijn er meer verschillen dan overeenk...
Gerelateerde boeken:
- Mank